100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerstof Gezondheidskunde mens en techniek jaar 1 periode 1 $5.93   Add to cart

Summary

Samenvatting Leerstof Gezondheidskunde mens en techniek jaar 1 periode 1

 18 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van gezondheidskunde, jaar 1 periode 1 Bevat: hart, bloedvaten, longen, ademhaling, spieren, skelet en botten

Preview 4 out of 54  pages

  • November 12, 2021
  • 54
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Leerstof gezondheidskunde

Ontstaan en verloop van ziekten.

1948: Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en in niet
louter het ontbreken van ziekte of gebrek.

2014: Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven.

Gezondheid hangt samen met de handhaving van homeostase: het constant blijven van de interne
omstandigheden bij veranderende externe omstandigheden. Dreigende veranderingen worden
gecorrigeerd.

Definitie ziekte: een afwijking van de normale lichaamsstructuren en -functies die resulteert in
verstoring van de vitale functies.

Glucose wordt stak gereguleerd in het bloed. Als de pancreas geen insuline meer aanmaakt stijgt het
glucosegehalte en kan het gezondheidsproblemen veroorzaken.

Kennis over de bouw (anatomie) en werking (fysiologie) van het lichaam is nodig om ziekten te
bestuderen. Pathologie is de leer van ziekten in het algemeen. Pathofysiologie is de leer van de
fysiologische processen die tot ziekte leiden. Een patholoog is een arts die veranderingen in het
lichaam als gevolg van ziekte bestudeert.

Symptomen zijn herkenningspunten voor ziekten. Bestaan uit subjectieve klachten en meetbare
verschijnselen.
Sommige ziekten zijn asymptomatisch: ze verlopen zonder ziekteverschijnselen.
Vaak wordt het begrip syndroom gebruikt. Dat is een ziekte waarbij altijd sprake is van eenzelfde
combinatie van symptomen.

Diagnostiek is het proces waarmee wordt vastgesteld wat de oorzaak van de klacht of afwijking is.
Daarvoor worden verschillende soorten informatie gebruikt;
• De anamnese is het verhaal van de patiënt en andere betrokkenen. Hieronder vallen:
klachten, speciële anamnese (de hoofdklacht uitvragen), verloop van klachten, algemene
anamnese (voorgeschiedenis, psychosociale omstandigheden), familieanamnese,
tractusanamnese (orgaansystemen die nog niet eerder aan bod zijn geweest) en de
verpleegkundige anamnese (voor verpleegkundige diagnosis).
• Het lichamelijk onderzoek heeft verschillende technieken.
o Inspectie, bekijken van de buitenkant
o Palpatie, door middel van aanraken met de handen. Voor grootte, plaats,
gevoeligheid, structuur en oppervlak.
o Auscultatie, luisteren naar frequentie, intensiteit en duur.
o Percussie, lichaamsdelen bekloppen. Beoordeelt de omvang, ligging en de
consistentie.
• Aanvullend onderzoek omvat laboratorium-, beeldvormend-, functie-, en pathologisch-
anatomisch onderzoek.
o Laboratoriumonderzoek is het onderzoeken van de samenstelling van
lichaamsmateriaal.
o Beeldvormend onderzoek; röntgenonderzoek, CT (computed tomography, 3D), MRI
(magnetic resonance imaging), echografie, nucleaire geneeskunde.

, o Functieonderzoek, de functie van delen van het lichaam wordt getest.
Elektrocardiografie (hart) en elektro-encefalografie (hersenen).
ECG:
P boezems knijpen samen
QRS ventrikels knijpen samen
T elektrisch herstel van het hart
o Pathologisch-anatomisch onderzoek, biopt nemen → biopsie

Etiologie is de leer van ziekteoorzaken. Verwant aan pathogenese, het ontstaansmechanisme van
een ziekte. De manier waarop de oorzaak leidt tot anatomische en fysiologische veranderingen in het
lichaam die in ziekte resulteren. Als de oorzaak van een ziekte onbekend is, spreekt men van een
idiopathische ziekte. De belangrijkste ziekteoorzaken:
• Erfelijkheid, genen of chromosomen
• Congenitaal, aanwezig bij geboorte. Erfelijk of verworven.
• Degeneratie, structuur of werking van aangedane weefsels gaat geleidelijk achteruit.
• Ontsteking, auto-immuniteit of allergie; inflammatoire aandoeningen gevolg van
overactiviteit immuunsysteem. Onderscheid in infectieus en niet-infectieus. Infectieuze
aandoeningen → door pathogene micro-organismen.
• Neoplasmata (kanker), abnormale cel- of weefselgroei.
• Metabool, gestoorde stofwisseling op cellulair niveau.
• Traumatisch, gevolg van fysische of chemische beschadiging.
• Voedingsgerelateerd, als gevolg van inname te veel/weinig voeding.

Hart en bloedvaten
Doelen:
• De student is in staat om de anatomische onderdelen van het hart te benoemen zodat hij/zij
literatuur m.b.t. het hart kan begrijpen.
• De student is in staat te benoemen hoe problemen met coronairarterieën opgelost worden
zodat hij/zij weet wat de gangbare behandelingen zijn.
• De student is in staat te benoemen wat de functie van een ecg-apparaat is, zodat hij/zij deze
kan adviseren wanneer dit nodig is.
• De student is in staat om te benoemen hoe de prikkelgeleiding in het hart verloopt, zodat de
student weet wat de relatie met diagnoseapparatuur is
• De student is in staat om te benoemen wat hartritmestoornissen zijn, zodat hij/zij de
behandeltechnieken kan begrijpen.
• De student is in staat om enkele aangeboren hartafwijkingen te benoemen, zodat hij/zij de
medische behandeling kan begrijpen.

Belangrijkste functie van de bloedsomloop is het transport van verschillende stoffen.
• Tractus circulatorius: Systeem van de circulatie. Transport stoffen.
• Transport zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen
• Zuurstof en voedingsstoffen voor stofwisseling: naar weefsels en organen.
• Transport t.b.v. afweer, hormonen
• Afvalstoffen: naar nieren en andere uitscheidingsorganen.
• Regulatie van temperatuur
• Grote en kleine circulatie
Bloedsomloop= hart, longen, bloedvaten en bloed
Bloedvaten:

, • Slagaderen → arterie, arteriën
• Aderen → vene, venen


Bloedvolume
• Mens 75kg: 5-6 liter
Interstitium:
• 4x bloedvolume: 20 liter
Intracellulair:
• 2/3 van totaal: 40 liter

Bloedvaten = midden eiwit. Zijkant vocht

Grote bloedsomloop
• Vervoert geoxygeneerd bloed van het hart naar de weefsels en cellen.
• Daarna weer terug naar het hart.
• Alle lichaamscellen ontvangen bloed en zuurstof.
Kleine bloedsomloop
• Tussen het hart en de longen
• Zuurstofarm bloed naar de longen toe
• Zuurstofrijk bloed terug naar het hart

1. Bovenste holle ader
2. Onderste holle ader
3. Rechter atrium/boezem
4. Rechter ventrikel/kamer
5. Longslagader
6. Longader
7. Linker atrium/boezem
8. Linker ventrikel/kamer
9. Aorta
10. Leverslagader
11. Poortader

Het cor ligt in de thorax. Het bestaat uit 4 delen: linker- en rechteratrium en linker- en
rechterventrikel.
Bovenin het hart → atria, komt het bloed binnen.
Onderin het hart → ventrikels, pompen het bloed uit via arteriën




Lagen in het hart:

Pericard is het hartzakje, vlies om het hart.
Myocard is een spierlaag.
Endocard is een glad vlies aan de binnenkant.

, 2 soorten kleppen tussen ventrikels en atria: atrioventriculaire kleppen/AV-kleppen.
• Tussen linker ventrikel en atrium: valva atrioventricularis sinistra/ valva mitralis/ mitralisklep/
bicuspidalisklep. Heeft twee slippen.
• Tussen rechter ventrikel en atrium: valva atrioventricularis dextra/ valva tricuspidalis/
tricuspidalisklep. Heeft drie slippen.

AV kleppen zijn gesloten wanneer de ventrikels samentrekken.
Pulmonalisklep/ valva trunci pulmonalis/ longslagaderklep = tussen rechter ventrikel en truncus
pulmonalis/ stam van de longslagaders.
De aorta klep/ valva aortae/ lichaamsslagaderklep = tussen linker ventrikel en aorta.
Open als ventrikels samentrekken. Sluiten aan het eind van ventrikelcontractie.




Ligging hart:
• In Mediastinum Mediastinum, midden
• Centraal in de borstkas ongeveer
• Iets naar links
• Vuistgroot Apex cordis, punt van het
• Peer op z’n kop. hart. Stoot tegen ribben
• Hartpunt: Apex cordis
Hartzakje zichtbaar
• Sternum
Sternum; ribben

Hartcyclus:

• (Gedesoxygeneerd) bloed uit lichaamsweefsels (m.u.v. longen) via bovenste-, en onderste
holle ader (VCS en VCI) in het rechteratrium.
VCS = vena cava superior (bovenste holle ader)
VCI = vena cava inferior (onderste holle ader)

• Contractie rechteratrium: bloed via Tricuspidaal klep naar rechterventrikel.

• Het rechterventrikel contraheert: bloed wordt in de longslagader gepompt (arteria
pulmonalis) die het bloed naar de longen vervoert.

• Linker atrium ontvangt geoxygeneerd bloed uit longen. Het bloed stroomt in het ontspannen
atrium via 4 (meestal) longaderen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JxCx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93  3x  sold
  • (0)
  Add to cart