100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Algemene Economie - LOI $5.36
Add to cart

Summary

Samenvatting Algemene Economie - LOI

1 review
 92 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting Algemene Economie van de LOI. Ik heb met deze samenvatting het tentamen met een 8 gehaald!

Last document update: 3 year ago

Preview 4 out of 43  pages

  • November 12, 2021
  • November 25, 2021
  • 43
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: rafca • 1 year ago

avatar-seller
Begrippen Algemene Economie

Hoofdstuk 1: Macro economie
Model: Een vereenvoudigde, schematische weergave van de werkelijkheid.

Kringloopschema: Geeft een grafische voorstelling van de goederen- en geldstromen
tussen bedrijven, gezinnen, overheid en buitenland.

Gesloten economie: Er wordt geen rekening in het model gehouden met het
buitenland.  Geen import en export. (Autarkie)

In het eenvoudige kringloopmodel zijn er slechts 2 sectoren:
 Productiehuishoudingen die goederen leveren aan de consumptiehuishoudingen.
 Consumptiehuishoudingen die arbeid leveren aan de productiehuishoudingen om
de goederen te vervaardigen.

In het eenvoudige kringloopmodel zijn er 4 stromen:
 Van arbeid van de consumptiehuishoudingen naar productiehuishoudingen.
 Van productiehuishoudingen naar arbeid van de consumptiehuishoudingen.
 Consumptiegoederen van de productiehuishoudingen naar de
consumptiehuishoudingen.
 Van de consumptiehuishoudingen naar de consumptiegoederen van de
productiehuishoudingen.

Verdiend inkomen: De geldstroom die bij de productiehuishoudingen binnenkomt door
de verkoop van goederen.

In het uitgebreide kringloopmodel zijn er 5 sectoren:
 Gezinshuishoudingen (consumptiehuishoudingen).
 Bedrijven (productiehuishoudingen).
 De overheid.
 Het buitenland.
 De financiële instellingen (banken).

Open economie: Hier wordt wel het buitenland in het model opgenomen.

Boekhoudkundige methode: Een andere methode om de geldstromen binnen een
volkshuishoudingen weer te geven. Voor elke sector wordt een rekening van inkomsten
(baten) en uitgaven (lasten) opgesteld. De in- en uitgaande geldstromen worden per
sector geregistreerd en vormen de zogenoemde Nationale Rekeningen.

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek.  Stelt jaarlijks achteraf de Nationale
Rekeningen samen en publiceert deze.

,CPB: Centraal Plan Bureau.  Voorziet in de behoefte, van onder meer de regering,
aan cijfers voor de toekomst; aan prognoses dus.

Het CPB is een adviesorgaan van de overheid dat jaarlijks voorspellingen doet over de
economische ontwikkelingen van ons land in het CEP (Centraal Economisch Plan).

Het economische kringloopproces van een nationale volkshuishouding valt uiteen
in de volgende deelprocessen:
1. Het proces van productie en inkomensvorming.
2. Het proces van inkomensverdeling.
3. Het proces van inkomensherverdeling over de sectoren.
4. Het proces van inkomensbesteding per sector.

1. Het proces van productie en inkomensvorming.
Consumptiegoederen: Goederen die door de sector gezinnen voor eigen gebruik
worden afgenomen.

Investeringsgoederen/kapitaalgoederen: Goederen met een gebruiksduur langer dan
1 jaar die worden afgenomen door de sector bedrijven ter vervanging of uitbreiding van
hun productiecapaciteit.

Korte termijn effect investeringsgoederen: De toename/afname van productie en
afzet van investeringsgoederen leidt tot een toename/afname van het bbp.

Lange termijn effect investeringsgoederen: Productie en afzet van
investeringsgoederen leiden tot het in standhouden (vervangingsinvesteringen) en/of het
uitbreiden van de productiecapaciteit (uitbreidingsinvesteringen)

Bij onderlinge leveringen moet worden gewerkt met het begrip toegevoegde waarde.
Het doel hiervan is dubbeltellingen te voorkomen.

Toegevoegde waarde: De marktwaarde van de productie minus de inkoopwaarde van
de daarbij gebruikte grondstoffen en halffabricaten.

Bruto binnenlands product (BBP): Het totaal van de toegevoegde waarden die het
bedrijfsleven in een bepaald land voortbrengt.

Netto toegevoegde waarde: Bruto toegevoegde waarde minus de afschrijvingen.

Het bbp vertoont in het algemeen een jaarlijkse groei. Met onderscheidt daarbij:
 Nominale groei: De groei gemeten in euro’s.
 Reële groei: De groei in volume of de groei gecorrigeerd voor prijswijzigingen.

Binnenlands product: De toegevoegde waarde van de binnenlandse bedrijven plus de
toegevoegde waarde van de overheid. Bij het binnenlands product wordt geen rekening

,gehouden met inkomens die zijn betaald aan buitenlanders of inkomens die door het
buitenland aan Nederlanders zijn betaald.

BBP = C + I + O + E – M

C: Consumptie van de gezinnen.
I: Investeringen.
O: Overheidsbestedingen.
E: Export.
M: Import

2. Het proces van inkomensverdeling.
Bij het proces van inkomensverdeling wordt het bedrag van de toegevoegde
waarde toegerekend aan de sectoren bedrijven, gezinnen, overheid en buitenland
op basis van de verdeling in:
 Indirecte belastingen en prijs verlagende subsidies.
 Beloningen van de productiefactoren.

Primaire inkomens: Loon (beloning voor de factor arbeid), huur, pacht (beloning voor
de factor natuur), rente en dividend (beloning voor de factor kapitaal) en winst (beloning
voor het ondernemersinitiatief).

Secundaire inkomens: Sociale uitkeringen en toelagen in het kader van de regeling
studiefinanciering.

Ter bepaling van het BNI (Bruto nationaal inkomen) dient het BBP gesaldeerd te
worden met het saldo primaire inkomens buitenland:
BNI = BBP – saldo primaire inkomens uit het buitenland.

Economische grootheden kunnen worden gewaardeerd tegen:
 Factorkosten (beloning van de productiefactoren).
 Marktprijzen (inclusief kostprijsverhogende belastingen minus prijs verlagende
subsidies).

3. Het proces van inkomensherverdeling over de sectoren.
Het bruto beschikbaar nationaal inkomen (BBNI) is te berekenen als:
Bruto primair inkomen – directe belastingen – sociale premies + sociale uitkeringen +
saldo overige inkomensoverdrachten.

4. Het proces van inkomensbesteding per sector.
De macro-economische bestedingen zijn:
 De consumptie van de gezinshuishoudingen.
 De investeringen van de bedrijven.
 De besteding van de overheid  Overheidsconsumptie./ Overheidsinvesteringen.
 De export.

, Overheidsinvesteringen: Duurzame kapitaalgoederen zoals gebouwen en wegen.

Bruto binnenlands product + invoer = totaal van de middelen = totaal van de
bestedingen.
Saldo inkomensoverdrachten buitenland: BBP (marktprijzen) – BNI (marktprijzen)

De samenhang tussen de verschillende grootheden:
Bruto binnenlands product (bbp) tegen factorkosten
Af/bij: Saldo primaire inkomens uit het buitenland
Bruto nationaal product (bnp) tegen factorkosten
Bij: Kostprijsverhogende belastingen
Af: Prijsverlagende subsidies
Bruto nationaal product (bnp) tegen marktprijzen
Af: Afschrijvingen bedrijven en overheid
Netto nationaal product (nnp)/ netto nationaal inkomen (npi) tegen
marktprijzen

Inkomen per hoofd van de bevolking: Het nationale inkomen gedeeld door het aantal
inwoners van dat land.

Conjunctuur: Geeft de schommelingen van de economische cultuur op korte termijn
aan.

Conjunctuurcyclus bestaat uit de volgende fasen:
 Fase van toenemende bedrijvigheid (expansie).
 Fase van ongeveer gelijkblijvende bedrijvigheid op hoog niveau (hausse).
 Fase van afnemende bedrijvigheid met een daling naar een zeer laag niveau
(recessie).
 Fase van laagconjunctuur op ongeveer gelijk niveau (depressie),
 Fase waarbij de conjunctuur weer aantrekt in de richting van hoogconjunctuur
(herstel).

Conjunctuurindicatoren:
 Het nationaal product/inkomen.
 De productie van de verwerkende industrie.
 De investeringen in vaste activa.
 De uitvoer.
 De werkloosheid.

De 5 doelstellingen opgesteld door de SER (Sociaal-Economische Raad):
1. Volledige werkgelegenheid: Streven is naar een laag en stabiel werkloosheid
niveau na een depressie.
2. Stabiele prijzen: Streven moet zijn om het gemiddelde prijsniveau in de hand te
houden, zoals dat het tot uitdrukking komt in het prijsindexcijfer voor de
gezinseconomie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller timvos2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.36  7x  sold
  • (1)
Add to cart
Added