Principles-of-Microeconomics-10th-Edition-by-Gregory-Mankiw TEST BANK
Principles-of-Microeconomics-10th-Edition-by-Gregory-Mankiw-TEST BANK
Complete Test Bank Principles of Microeconomics 8th Edition Mankiw Questions & Answers with rationales (Chapter 1-22)
All for this textbook (4)
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Bedrijfskunde
Economie Van De Manangementwetenschappen (MANBCU194EC)
All documents for this subject (36)
Seller
Follow
felinedevries45
Reviews received
Content preview
Samenvatting Economie van de Managementwetenschappen
Hoorcollege 1
Economie gaat over alle economische interactie tussen individuen, bedrijven en overheden. Iedereen
werkt direct of indirect samen (grondstof naar eindproduct). Wanneer deze interactie toeneemt
spreken we van een economische groei. De economische groei is ontstaan doordat men
eigendomsrechten kreeg. Eigendomsrechten klinken vanzelfsprekend maar zijn dat niet altijd. Als je
bijvoorbeeld iets meeneemt uit de supermarkt zonder te betalen, pak je in principe gewoon iets af
van een ander. Een economische groei is een relatief ´jong´ fenomeen. Een afname van een
economische groei wordt een regressie genoemd.
Er is economische groei vanwege de productiviteit. Op de lange termijn moet de productiviteit gelijk
zijn aan de economische groei, anders werkt het niet. Waarom is er productiviteitsgroei? Vanwege
het kapitalisme. Er zijn privaat eigendommen waardoor je geprikkeld bent je ‘goed’ te gedragen.
Bedrijven en markten kunnen de privaat eigendommen vervullen. Bovendien leiden technologie,
specialisatie en schaalvoordelen tot economische groei. We worden dus allemaal geprikkeld om
productief en efficiënt te zijn. Er ontstaan alleen vaak een conflict tussen efficiency (grootte van de
taart) en ongelijkheid (verdeling van de taart).
De economie is de optelsom van alle individuele keuzes van personen en bedrijven. Overheden
gebruiken wetten en prikkels om deze keuzes mogelijk te maken en te beïnvloeden. Hoe maakt men
deze keuzes? Binnen de traditionele economie wordt uitgegaan van rationeel en optimaliserend
gedrag. In de huidige economie wordt rekening gehouden met bounded rationality (= je kunt niet
alle telefoons bekijken dus je maakt niet de optimale keuze) en cognitive biases (= denkfouten).
Het economische probleem:
1) Wat moet er worden geproduceerd?
2) Hoe moet dit worden geproduceerd?
3) Wie krijgt de geproduceerde goederen en diensten?
De behoeften zijn oneindig, maar de middelen zijn beperkt. Voor consumenten namelijk: geld en tijd.
Productiemiddelen: kapitaal, arbeid, natuur/land en ondernemerschap (KANO).
Beloningen: rente, loon, pacht en winst.
Schaarste ontstaat wanneer de vraag groter is dan het aanbod. Hierdoor ontstaan er drie effecten:
1. Keuzes, je kunt niet alles kopen/produceren wat je maar wilt.
2. Rationing device, bepaalt wie wat krijgt.
3. Competitie wat leidt tot efficiency, maar ook tot ongelijkheid.
‘There is no such thing as a free lunch’ → niets is gratis, zelfs een lunch kost geld (namelijk
opofferingskosten). Opdracht opofferingskosten hoorcollege 1.
Opofferingskosten = de nettowaarde van je tweede keuze. Opofferingskosten beïnvloeden je gedrag
en je keuzes. Bijvoorbeeld, hoeveel invloed het op je salaris heeft, ‘voor die prijs’ etc.
Netto waarde = de waarde van de tweede keuze – de kosten van de tweede keuze.
Voor elke keuze kijk je naar:
- De waarde van die keuze.
- De expliciete kosten = wat je er daadwerkelijk voor betaald (monetaire kosten).
- De impliciete kosten = wat je ervoor op moet geven (opofferingskosten).
Economische kosten = expliciete + impliciete kosten.
De keuze met een hogere waarde dan de economische kosten is juist. Economic rent = het verschil
tussen de waarde en de economische kosten.
1
,Rekening mee houden bij de ‘echte’ prijs van het kopen van een product:
o Het alternatieve product dat je hierdoor niet kan kopen.
o Absolute versus relatieve prijzen.
Hamburger €4 Cola €2 100 Tv’s in een uur 70 laptops in een uur
Prijs hamburger = 2 cola Kosten TV = 7/10 laptop
Prijs cola = ½ hamburger Kosten laptop = 10/7 TV
Verzonken kosten/sunk costs = kosten die niet kunnen worden teruggedraaid.
Sunk costs falaacy = het onterecht rekening houden met verzonken kosten bij besluitvorming.
Verzonken kosten beïnvloeden onze emoties want we ervaren ze als verlies. Bijvoorbeeld je studie: je
hebt al tentamens gemaakt dus je maakt het maar af. Men kijkt naar wat ze ervoor hebben gedaan
terwijl je juist moet kijken naar de toekomst (wat is nu handig?).
Rationeel en optimaliserend gedrag: efficiënt en hoogste winst/geluk/nut etc. Dit bereken je met de
marginale analyse.
Marginale opbrengst = wat één extra product oplevert. Deze zijn niet constant en opofferingskosten
spelen hierbij ook een rol.
Marginale kosten = wat één extra product kost.
Het meest efficiënte punt: MO = MK. Zie dia 24.
Net benefit/netto voordeel = totale voordeel – totale kosten.
Marginal net benefit = marginaal voordeel – marginale kosten. Zo lang dit positief is moet je de
activiteit doen.
Marginal profit = marginal revenue (MR) – marginal costs (MC):
- Als MR > MC kan het bedrijf meer produceren want de winst zal groter worden.
- Als MR < MC zou het beter zijn om minder te produceren.
Conspicuous consumption: als je buren een nieuwe auto hebben, ga jij er ook een kopen.
Conspicious leisure: dure vakantie foto’s maken en dat vergelijken met anderen.
Het economische probleem wordt dus via markten en prijzen ‘opgelost’. De samenleving bepaalt via
vraag en aanbod wat en hoe er wordt geproduceerd (namelijk de individuele beslissingen van
bedrijven en personen). De invisible hand en de overheid beïnvloeden de prijzen en daardoor de
opofferingskosten. Soms moeten keuzes van mensen namelijk worden beïnvloed. Prikkels leveren
namelijk goed gedrag. Dit gaat via accijns, subsidies, prijzen, nudging (= onbewust/sneaky
beïnvloeden van keuzes zonder dat daar geld bij komt kijken bijvoorbeeld hollebollegijs want men wil
niet afwijken), bonussen en hypotheekrenteaftrek versus pensioenen.
Prikkels zorgen ook voor ongewilde/unitented consequenties:
Boete bij de kinderopvang als je je kind niet ophaalt, maar dan haal je je kind dus op
vanwege die boete en niet meer vanwege het schuldgevoel.
Permanente contracten: je werkt niet meer om te blijven.
Hypotheekrenteaftrek, sociaal leenstelsel en bank deposito garantiestelsel.
Hoorcollege 2
Je ziet aan landen of ze arm zijn of niet omdat ze allemaal hetzelfde doen, er is geen specialisatie.
Bullshitjobs = als je een half jaar niet zou werken, is er eigenlijk geen verandering te zien.
De grootte van de economie wordt gemeten via het BBP/GPD. Dit is de optelsom van alle
inkomens/productie in een bepaalde periode. Dit is de beste maatstaf, maar alsnog niet perfect:
× Een aardbeving die alle productiecapaciteit vernietigt is eigenlijk goed. Er wordt namelijk
weer waarde gecreëerd. De huizen die er toen al stonden waren namelijk geen economische
groei want ze stonden er al.
2
, × Er zijn veel activiteiten waar we niet voor betalen (Whatsapp) en die dus ook niet worden
meegenomen. Zo lijkt het alsof er geen economische groei is.
× De informele sector (vrijwilligerswerk/zwart geld) zit er niet bij.
Je moet dus kijken naar het BBP per capita (per hoofd). Als dit groeit, is er economische groei. Op de
lange termijn komt dit door de productiviteitsstijging. Productie leidt namelijk automatisch tot
inkomen en dat leidt weer tot vraag (Says Law).
Purschasing Power Parity = maatstaf van hoe goed mensen het in een land hebben (koopkracht).
Waar komt de productiviteitsgroei vandaan?
Privaat eigendom: bescherming, materieel/immaterieel, kapitaalgoederen.
Markten: wederkerig en bescherming.
Markten & bedrijven: arbeidsverdeling, specialisatie, technologie en schaalvoordelen.
Production possibilities frontier = productiemogelijkheden curve. Wat is fysiek mogelijk en wat is
institutioneel (normen en waarden) mogelijk?
➔ Elk punt op de PPF is efficiënt.
➔ Elk punt onder de PPF is inefficiënt.
➔ Elk punt boven de PPF is unnatainible (= onbereikbaar) vanwege beperkte resources.
De PPF kan veranderen door:
➢ Technologische ontwikkelingen, je kunt in minder tijd meer produceren. Lijn naar rechts.
➢ Meer educatie of training, werknemers beter in productie. Lijn naar rechts.
➢ Een natuurramp, waardoor je minder resources hebt. Lijn naar links.
Constante opofferingskosten Toenemende opofferingskosten
Je hebt meestal toenemende
opofferingskosten, de law of
increasing opportunity costs. Hoe
meer producten er worden
geproduceerd, hoe hoger de
opofferingskosten worden.
Overhitte economie = iedereen is bezet dus rechts buiten
de lijn produceren, te veel productie. Dit is te zien aan
vacatures en er ontstaat dus loonstijging.
Arbeidsverdeling en specialisatie
A) Learning-by-doing = hoe vaker je het doet hoe
beter je wordt.
B) Het benutten van de juiste kwaliteiten.
C) Schaalvoordelen = hoe meer je produceert hoe
goedkoper het wordt.
Mercantilisme = alleen maar rijk worden van handel als je meer verkoopt dan koopt
(exportoverschot). Maar het doel van handel is zo veel mogelijk te kopen en te verkopen zodat je
productiever wordt dus het exportoverschot is bewust. Vrijhandel leidt tot welvaart.
In de markteconomie is niemand zelfvoorzienend. Hoe meer zelfvoorzienend jij bent, hoe slechter de
economie er namelijk voor staat. De productiviteit wordt dus verhoogd als men gaat specialiseren
waarbij je de laagste opofferingskosten hebt. Hierdoor produceert iedereen meer dan zelf nodig en
kan het dus enkel worden verkocht op de markten. Hoe meer handel er dus is, hoe meer
specialisatie, hoe hoger de productiviteit en hoe hoger de welvaart. Specialisatie vereist handel want
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller felinedevries45. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.