Hoorcollege 1
Kwalitatief onderzoek geeft je inzicht in menselijke beslissingen en handelingen in hun natuurlijke
context. Dit onderzoek is heel geschikt om te exploreren, het benaderen van de empirie met zo min
mogelijk veronderstellingen. Je leeft je in, in de context, je bekijkt het verschijnsel van binnen uit
(emic perspective). Kwalitatief onderzoek is intensief omdat je in de context zit. Hierdoor kun je ook
minder vaak meten, maar de meting die je hebt is heel waardevol.
Bij kwalitatief onderzoek heb je weinig
onderzoekseenheden vanwege de
noodzaak antwoorden af te leiden uit
diepteanalyse van je materiaal.
Ook pas je bij kwalitatief onderzoek
sneller je onderzoeksvraag aan, dus je
kunt het meer naar eigen hand zetten
dan kwantitatief onderzoek. Hierdoor
moet je wel transparant zijn over het
onderzoeksproces!
Kwalitatief onderzoek is geen lineair-serieel proces, maar een iteratief-parallel proces (rechts).
Strategische steekproef = de keuze van de steekproef op inhoudelijke gronden. Diverse soorten:
Theoretische selectie: je probeert mensen uit te zoeken waarvan je denkt dat ze een andere
uitkomst geven dan jij zelf verwacht.
Pragmatische selectie: sommige casussen kun je niet kiezen omdat het gevoelig ligt dus je
kiest soms casussen die meer voor de hand liggen.
Kritische case selectie: een case die je niet kunt voorspellen dus die je pas gaat onderzoeken
als het gebeurt (aardbeving).
Methode triangulatie is het combineren van verschillende methoden van dataverzameling. Als je een
verschijnsel op een bepaalde manier wilt gebruiken heb je drie invalshoeken nodig.
Bronnentriangulatie is via dezelfde methode van dataverzameling meerdere soorten bronnen
gebruiken. Onderzoekers triangulatie is met meerdere onderzoekers dezelfde waarneming doen en
hetzelfde materiaal analyseren/interpreteren.
Je vindt een onderwerp voor kwalitatief onderzoek door een bedrijf met processen te vinden. Je
moet de gap vinden door artikelen te lezen en te bekijken wat je wel en niet weet. De doelstelling is
een hulpmiddel waarin je vastlegt welke bijdrage het onderzoek beoogt te leveren. Het bevat een
extern doel, theoretische of praktische bijdrage, en een intern doel, met welke kennis je de bijdrage
gaat leveren. De vraagstelling is de meest kernachtige weergave van wat je in een onderzoek te
weten wilt komen. Het zet het externe doel om, in het interne doel. De vraagstelling moet wel
efficiënt zijn, het antwoord op de vraag moet voldoende kennis opleveren om de doelstelling te
bereiken, maar niet meer dan dat. Deelvragen splitsen de centrale vraagstelling op in deelstappen.
Je kunt deelvragen het beste opsplitsen in kennissoorten:
Beschrijven: wat is…..?
Verklaren: waarom/welke factoren….?
,Voorspellen: wat zijn de verwachte gevolgen….?
Evalueren: wat is de kwaliteit/duurzaamheid/effectiviteit van….?
Voorschrijven: welke maatregelen vegroten….?
Het gaat van makkelijk naar complex. Wat je niet moet doen is een verklarende hoofdvraag met
voorspellende of evaluerende deelvragen kiezen. De deelvraag mag namelijk niet complexer zijn dan
de hoofdvraag. Een andere optie is opsplitsen aan de hand van uiteenrafeling van het centrale
begrip. Voorbeeld vragen pagina 4.
Theoretische doelstelling = bijdrage aan wetenschappelijke kennis, dus het doen van algemeen
geldige uitspraken over een sociaal verschijnsel. Het is vooral uit op falsificeren omdat je voor
bevestiging oneindig aantal voorbeelden nodig hebt. Ook richt het zich op analytische generalisatie,
een sociaal verschijnsel gedetailleerd in kaart brengen en van daaruit proberen patronen te
onderkennen. Toepasbaarheid van de kennis hier minder belangrijk.
Het sluit aan bij de empirische cyclus:
De doelstellingen
kunnen aansluiten bij
één van de fases.
Praktische doelstelling = bijdrage aan het veranderen of verbeteren van de praktijk, dus vooral
beschrijven, voorspellen, verklaren etc. Vaak in opdracht van een organisatie. Het sluit aan bij de
interventie/DOVE cyclus. Deze bevat vier fasen:
1) Diagnose: analyse maken van de oorzaken van een probleem.
2) Ontwerp: maken van mogelijke oplossingen voor het probleem.
Ex-ante evaluatie = evaluatie voorafgaand van de uitvoering van een interventie om
verschillende oplossingsmogelijkheden met elkaar te vergelijken.
3) Interventie/implementatie: oplossingen feitelijk toepassen.
4) Evaluatie: veranderingen en het effect van de interventie evalueren.
Ex-post evaluatie = evaluatie na afloop van de interventie.
Hoorcollege 2
Soorten kwalitatieve onderzoeksstrategieën:
Casestudy = een combinatie van verschillende methoden van dataverzameling. Vak open interviewen
met observaties en verzamelen van documenten. Het is per definitie gericht op één of enkele
gevallen. Kan zowel inductief als deductief.
Etnografische studie = nadruk op participerende observatie, per definitie een perspectief van
binnenuit (emic perspective). Je wordt dus zelf onderdeel van de omgeving. Kan zowel inductief als
deductief.
Actieonderzoek = hier ligt de nadruk op het veranderen van de situatie die je onderzoekt, per
definitie perspectief van binnenuit. Alle soorten dataverzameling zijn mogelijk, maar bijna altijd in
ieder geval observaties. De kennis is vaak gericht op het begrijpen welke handelingen mogelijk
verandering tot gevolg hebben in de sociale context. Kan zowel inductief als deductief.
Grounded theorie/gefundeerde theoriebenadering = nadruk op interviews, maar alle soorten
dataverzameling is mogelijk. Dit is per definitie inductief. Het is bedacht door Glaser en Strauss, zij
vinden dat je eerst moet interviewen om een sociaal verschijnsel te begrijpen. Hier wordt
veronderstelt dat bij het onderzoek van een case, één of meer centrale concepten oprijzen uit de
data. Het staat de onderzoeker toe om een theoretisch account van algemene kenmerken van een
, onderwerp te ontwikkelen, terwijl dat account is gegrond in empirische observaties of data. Het
verschil met de specifieke benadering van theorieontwikkeling is dat er een simultane interactie
moet zijn tussen het verzamelen en analyseren. Het is niet hypothese gericht en er zijn géén van
tevoren vastgestelde ideeën, maar de concepten en theorie verschijnen uit de data.
Twee benaderingen bij de gefundeerde theorie:
Glaser: er zijn drie stappen waarin het wordt opgedeeld (data moet voor zichzelf spreken).
Strauss & Corbin: willen het codeerproces in vier stappen indelen.
Het gefundeerde theorieproces:
1) Open coderen: tekst analyseren en samenvatten door beknopte codes te gebruiken en
continue te vergelijken.
2) Interpreteren: van categorieën en eigendommen en de interactie daarvan (axiaal).
3) Theoretisch coderen: het formuleren van een theorie.
Een casestudy gebruikt empirisch bewijs door het onderwerp in de context te bestuderen. Daarbij
wordt bewijs uit meerdere bronnen gecombineerd, met nadruk op interviews en documenten
(Myers). Een casestudy is ook wel de bestudering van enkele dragers van een sociaal verschijnsel in
de natuurlijke omgeving gedurende een bepaalde periode, met behulp van diverse databronnen,
teneinde uitspraken te doen over patronen en processen die aan het verschijnsel ten grondslag
liggen (Bleijenbergh). De tweede definitie is meer toegesplitst en heeft een menselijke factor. Echter
ontbreekt daar empirisch bewijs. De eerste definitie is meer gefocust op hoe (positivistisch) en de
tweede meer op het doel (constructivistisch). Kortom, een casestudy is een onderzoek in echte
organisaties met echte mensen om een originele bijdrage te leveren aan de kennis. Het is een real-
life situatie waar er geen controle is van de onderzoeker en waar alles kan gebeuren.
Bij het vergelijken van casestudys moet je de casussen zo selecteren dat ze maximale informatie
geven over (de onderdelen van) het sociale verschijnsel dat je wilt onderzoeken.
Method of difference: gelijk in alle onafhankelijke variabelen op één na, maar verschillen in de
afhankelijke variabele. De kleine verschillen in onafhankelijke variabelen zijn waarschijnlijk (een
belangrijk deel) van de verklaring van het verschil in uitkomsten. Twee dezelfde organisaties waar
een verschillend verschijnsel optreedt. Honger waarbij het ene land in opstand komt en het andere
land niet.
Method of agreement: verschillen in onafhankelijke variabelen op één na, maar gelijk in de
afhankelijke variabele. Door te zoeken naar de overeenkomsten in verklarende factoren isoleer je de
factoren die een belangrijke rol spelen. Twee verschillende organisaties waar hetzelfde verschijnsel
optreedt. Probleemgedrag van tieners waarbij er verschil zit in het ontwikkelingsproces.
Voordelen casestudy Nadelen casestudy
Een echt verhaal wordt gepresenteerd waar Het is moeilijk om toegang te krijgen tot een bepaalde
onderzoekers zich in kunnen herkennen (face organisatie, de onderzoeker heeft géén controle over de
validity) en het zorgt ervoor dat onderzoekers in situatie, het is moeilijk om op belangrijke zaken te focussen
real-life situaties theorieën kunnen testen. want alles lijkt relevant en het duurt lang om het onderzoek
te doen.
Verschillende epistomologische benaderingen Myers:
Positivistische benadering = er is een objectief waarneembare werkelijkhied onafhankelijk van de
observator. Dit is een oudere wetenschappelijke benadering. Een casestudy wordt gezien als een
methode om hypothesen te testen en bij te scherpen in de ‘’echte wereld’’. Er wordt gebruik
gemaakt van validiteit en betrouwbaarheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller felinedevries45. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.