Ontwikkelingspsychopathologie
Geschreven door Sarah mariam Fouda
Cijfer Behaald: 7.9
Hoofdstuk 1 Introductie
Hoofdstuk 1 in tien punten: 1. Ontwikkelingspsychopathologie is een benadering die inzichten uit
verschillende wetenschappelijke disciplines en theorieën combineert en integreert. 2. Psychiatrie is een
medisch specialisme, ontwikkelingspsychopathologie is een integratieve benadering. 3. Kinderen (en ook
jongeren en volwassenen) staan in de loop van het leven voor meerdere leeftijdsgebonden ‘opgaven’. Het
adequaat volbrengen van deze opgaven draagt bij aan de psychische gezondheid. 4. Het actuele gedrag van
een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van eisen die de huidige situatie aan het kind stelt. 5.
De oorzaak van psychopathologie van een kind ligt niet per se in zijn verleden. 6. Een psychische stoornis kent
nooit slechts 1 oorzaak en is altijd het resultaat van een wisselwerking tussen biologische en
omgevingsfactoren. 7. Of het gedrag van een kind adequaat is, hangt af van diens (ontwikkelings)leeftijd.
Gedrag dat op jonge leeftijd adequaat is, kan als het op latere leeftijd voorkomt op een stoornis wijzen. 8. Elk
kind is uniek en dat geldt ook voor kinderen met psychische stoornissen. 9. Je weet pas wat een afwijkende
ontwikkeling is als je weet wat de normale, gemiddelde ontwikkeling is. Bovendien spelen culturele
opvattingen een belangrijke rol bij het bepalen van wat we normaal vinden. 10. Gedrag vindt nooit in een
vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en maatschappelijke omgeving die dat gedrag beinvloedt-
en andersom.
Ontwikkelingspsychopathologie De wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische
stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
Psychiatrie -> is een medische discipline die zich bezighoudt met onderzoek, diagnose en
behandeling van psychische stoornissen.
Omdat zo veel verschillende factoren een rol spelen bij het ontstaan en het beloop van psychische
stoornissen gebruikt de ontwikkelingspsychopathologie de inzichten van verschillende disciplines:
• De ontwikkelingspsychologie (de normale ontwikkeling).
• De klinische psychologie (de afwijkende ontwikkeling).
, • De pedagogie (de opvoeding).
• De kinderpsychiatrie (psychiatrische ziekten).
• De biologie (erfelijkheid en lichamelijke rijping).
• De sociologie (maatschappelijke processen).
• De antropologie (culturele normen en waarden).
• De epidemiologie (het voorkomen van ziekten en stoornissen onder de bevolking).
Hoe ouder kinderen worden, hoe meer vaardigheden ze gaan beheersen. Bij het veranderen en
complexer worden van hun gedrag spelen niet alleen de actuele verwachtingen en eisen die aan
hen worden gesteld een rol, maar ook vroegere ervaringen. Herinneringen beïnvloeden de
waardering van bepaalde ervaringen maar andersom beïnvloeden ervaringen ook weer
herinneringen. Het is in principe een eindeloze wisselwerking.
Bepaald gedrag kan in de ene leeftijdsfase normaal zijn maar op latere leeftijd abnormaal worden.
We vinden het bijvoorbeeld normaal als een 1-jarige bang is om van zijn ouders gescheiden te
worden, maar we vinden het abnormaal als een 12-jarige bang is als hij zijn moeder in de
supermarkt even niet ziet. Of we gedrag normaal of wenselijk vinden hangt dus samen met de
ontwikkelingsopgaven die een kind op een bepaalde leeftijd heeft.
Verschillende factoren beïnvloeden op verschillende momenten zowel het ontstaan als het beloop
van gedrag. Het gaat dan om:
• Kindgebonden factoren sekse, leeftijd, intelligentie en impulsbeheersing.
• Ouder- en gezinsgebonden factoren opleiding, inkomen, opvoedingsvaardigheden en
(lichamelijke en geestelijke) gezondheid.
• Maatschappij- en omgevingsgebonden factoren sociale (on)gelijkheid, welvaart, onderwijs,
televisie en sociale media en culturele normen en waarden.
Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale, gemiddelde
ontwikkeling is. Bovendien spelen culturele opvattingen een belangrijke rol bij het bepalen van wat
we ‘normaal’ vinden.
Een risicofactor-> heeft een negatieve invloed op de (normale) ontwikkeling van een kind en
vergroot de kans op een stoornis. Een beschermende factor doet in een riskante situatie dit
negatieve effect geheel of gedeeltelijk teniet. Risico- en beschermende factoren beïnvloeden elkaar
wederzijds en spelen in elke fase van het leven een rol. Hun invloed wisselt, afhankelijk van de
leeftijdsfase waarin een kind verkeert. Risico- en beschermende factoren kunnen op biologisch
niveau liggen- zoals genetische aanleg en programmering van de foetale hersenen tijdens de
zwangerschap- en in de omgeving. Het is niet zo dat een genetische (erfelijke) risicofactor altijd en
automatisch leidt tot problematisch gedrag; het hangt ervan af of er risicofactoren zijn in de
omgeving die dat problematische gedrag uitlokken.
Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Hoofdstuk 2 in tien punten: 1. Classificatie is het beschrijven, onderscheiden en ordenen van
kenmerken van een object, situatie of persoon. Bij de psychopathologie gaat het daarbij om de
kenmerken van iemands gedrag en belevingen. 2. Als een gespecialiseerde hulpverlener op grond
van een combinatie van gedragskenmerken een stoornis bij een kind vaststelt, noemen wij dat
diagnose. 3. Classificatie en diagnostiek zijn in de praktijk meestal met elkaar verweven. 4. De DSM,
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders(uitgegeven door APA American Psychiatric
Association), is een classificatiesysteem. 5. De DSM is van oudsher gebaseerd op categorieën. Dat
,betekent dat iemand iets wel heeft of niet. 6. Classificatie alleen is onvoldoende om te weten welke
hulp iemand nodig heeft. Daarvoor is ook diagnostiek nodig. 7. Classificatie is ook mogelijk met
dimensies. Dat betekent dat iemand iets in een bepaalde mate heeft: licht, matig of ernstig. 8.
Iemand kan twee of meer psychische stoornissen tegelijkertijd hebben, of psychische stoornissen en
lichamelijke problemen. Dat verschijnsel heeft comorbiditeit. 9. Een hulpverlener die werkt met
verschillende informanten hoort vaak verschillende verhalen en interpretaties. Die verschillen
kunnen helpen om erachter te komen wat er precies met een kind aan de hand is. 10. Of er de
laatste jaren meer mensen met een stoornis bij komen is onduidelijk, omdat een DSM-label het
‘paspoort’ naar hulp, krijgen wellicht meer mensen zo een label dan op grond van hun klachten
gerechtvaardigd is.
In de ontwikkelingspsychopathologie worden classificatiesystemen gebruikt om gedragingen van
kinderen te beschrijven, van elkaar te onderscheiden en in te delen in verschillende categorieën.
Ontwikkelingspsychopathologie heeft als doel afwijkend of ‘vreemd’ gedrag goed in kaart te
brengen: psychische stoornissen worden herkend, van elkaar onderscheiden en ingedeeld. Een
classificatiesysteem kan dan helpen om niet alleen onderscheid te maken tussen verschijnselen,
maar ook overeenkomsten te signaleren en zowel oude als nieuwe verschijnselen in te delen.
Hulpverleners kunnen op deze manier beter begrijpen wat er met een kind aan de hand is en hoe ze
het kunnen helpen.
Zowel het classificeren, dat wil zeggen het in kaart brengen van mogelijk problematisch gedrag, als
het diagnosticeren, het proberen te begrijpen en te verklaren van dat gedrag doen gespecialiseerde
hulpverleners.
In de ontwikkelingspsychopathologie wordt onderscheid gemaakt tussen grote groepen stoornissen
zoals: gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en angststoornissen. Binnen die groepen
worden subgroepen onderscheiden. Zo worden angststoornissen onderverdeeld in de
paniekstoornis, de agorafobie, de specifieke fobie en de separatieangststoornis.
Ontwikkelingspsychopathologische kennis is altijd gebaseerd op onderzoek onder groepen mensen
en kun je daarom niet een-op-een vertalen naar één uniek kind.
De DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) Het handboek voor psychiaters.
Het handboek is te beschouwen als een omvangrijk classificatiesysteem voor psychische stoornissen
dat kan helpen bij het stellen van diagnoses.
, De Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) wordt gezien als de grondlegger van het moderne
classificatiesysteem. Hij maakte een indeling van psychische stoornissen die vooral lichamelijk was
georiënteerd en die was gebaseerd op psychiatrische patiënten met ernstige stoornissen.
Als reactie daarop baseerde de DSM-I die begin jaren vijftig verscheen zich vooral op de
psychoanalytische theorieën. Ook kwam daarin aandacht voor minder ernstige stoornissen. Pas in
1980, met de DSM-III, besloten samenstellers uit te gaan van waarneembare kenmerken van
gedrag. In 2013 verscheen de DSM-5. De DSM is gebaseerd op afspraken die specialisten maken
voor elke groep stoornissen.
Om te bepalen of iemand een bepaalde psychische stoornis heeft is het om te beginnen nodig af te
spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Dat is wat in de DSM gebeurd. Het gaat dan om
observeerbaar gedrag en/of innerlijke kenmerken. Symptomen beschrijven de stoornis: ze verklaren
die niet. Behalve de soort symptomen beschrijft de DSM ook welk aantal symptomen in welke mate
en gedurende welk termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een stoornis. Ook
hierbij gaat het om afspraken. Zo is afgesproken dar iemand die minder dan vijf symptomen heeft
die kenmerkend zijn voor depressie, niet depressief is. Als vuistregel geld dat hoe meer symptomen
iemand geeft, hoe ernstiger hij eraan toe is.
De indeling in categorieën die de DSM hanteert suggereert dat stoornissen haarscherp van elkaar
zijn te onderscheiden. Dat is niet zo. Allerlei stoornissen delen symptomen met elkaar. Het is dan
ook niet toevallig dat bijvoorbeeld angst en depressie heel vaak samen voorkomen.
Comorbiditeit meerdere stoornissen tegelijkertijd hebben.
De klachten en problemen van mensen houden zich vaak niet aan de indeling die in de DSM is
bedacht. Mensen hebben vaak meer dan één stoornis tegelijk. Omdat kinderen nog in ontwikkeling
zijn kunnen zij vaker dan volwassenen gelijktijdig verschillende kenmerken van stoornissen hebben.
Psychische stoornissen komen niet alleen vaak tegelijk voor, maar gaan ook vaak samen met
lichamelijke klachten zoals bijvoorbeeld hoofdpijn. Psychische stoornissen hebben ook invloed op
het functioneren van ons immuunsysteem.
Kritiekpunt vanuit de ontwikkelingspsychopathologie op de DSM De DSM houdt onvoldoende
rekening met de ontwikkelingscontext waarin een stoornis is ontstaan. Zo kunnen de kenmerken van
een psychische stoornis veranderen als een kind ouder wordt en ze kunnen ook anders zijn voor
jongens en meisjes. Daarnaast houdt de DSM te weinig rekening met de culturele context. Culturele
normen en opvattingen hebben invloed op de definitie en het voorkomen van psychische
stoornissen.
Het classificatiesysteem Zero to Three Speciaal ontwikkeld om het gebrek aan aandacht voor de
ontwikkeling van kinderen tot 3 jaar te compenseren.
De DSM heeft zowel categoriale als dimensionale indelingen. Bij een categoriale indeling gaat men
uit van wel of niet: symptomen zijn wel of niet voldoende aanwezig. Bij een dimensionale indeling
gaat het om de mate van ernst: die is afhankelijk van de ernst van de symptomen en de hoeveelheid
symptomen.
De CBCL (Child behavior CheckList) De meest gebruikte dimensionale vragenlijst. De vragenlijst
bestaat uit 120 uitspraken waarop degene die de lijst invult steeds moet antwoorden met ‘helemaal
niet van toepassing’, ‘een beetje van toepassing’, ‘soms van toepassing’. De CBCL heeft een aantal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SarahMarFouda31. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.