Les 1:
1. De functie bij de homeostase van communicatie tussen cellen verklaren en de aanvullende
functies van het endocriene stelsel en het zenuwstelsel beschrijven.
Stelsel betrokken bij communicatie:
- Zenuwstelsel = snel en kort – signaalstoffen: neurotransmitters
- Endocriene stelsel = trager en langdurig – signaalstoffen: hormonen
Elk hormoon/neurotransmitter heeft eigen doelcel
Werking zenuwstelsel:
- Specifieke berichten worden in het lichaam overgebracht
- De bron en bestemming zijn heel specifiek + effect is van korte duur
- Tijdens crisis is communicatie ideaal
Werking hormonale stelsel:
- Gebruikt chemische signaalstoffen/hormonen om informatie onderling door te geven
- Elk hormoon heeft specifieke doelcel met receptor
- Cellen in hele lichaam worden aan hormonen blootgesteld, ongeacht of ze noodzakelijke
receptor hebben
Overeenkomsten hormonale stelsel/zenuwstelsel:
1. Homeostase handhaven
2. Afgeven van signaalstoffen voor specifieke receptoren op doelcellen
3. Gezamenlijke chemische signaalstoffen
4. Negatieve terugkoppeling
Sommige stoffen zijn zowel neurotransmitter als hormoon, vb: adrenaline
- afgegeven door bijnieren = hormoon
- afgegeven door hersenen = neurotransmitter
2. De belangrijkste groepen hormonen noemen en de algemene mechanismen van de werking van
hormonen op doelorganen verklaren.
- Endocriene cellen: geven klierproducten af aan extracellulaire vloeistof (blijft in lichaam)
- Exocriene cellen: geven klierproducten af aan epitheeloppervlak (naar buiten)
- Hormonen: chemische signaalstoffen die via bloedstroom naar doelcellen worden vervoerd
Belangrijke groepen hormonen:
- Aminozuurderivaten:
o Kleine moleculen die lijken op aminozuren
o VB: adrenaline, noradrenaline, schildklierhormonen
- Peptidehormonen:
o Ketens van aminozuren – van korte peptideketens tot kleine eiwitten
o VB: ADH, oxytocine (kleinere ketens), groeihormonen, prolactine (langere ketens)
- Vetderivaten:
o VB: steroïden, eicosanoïden
Werkingsmechanisme hormonen:
- Hormonen wijzigen het functioneren van cellen
, - Als de doelcel een specifieke receptor voor een hormoon heeft is deze cel gevoelig voor dit
hormoon – kan dus ook alleen reageren als de cel deze receptor heeft
- Het werkingsmechanisme van een hormoon wordt bepaald door de ligging van de receptor –
op het plasmamembraan of in de cel
Afgifte en transport van hormonen
- Worden afgegeven in bloed – vaak op plekken waar veel capillairen/haarvaten zitten voor
snelle opname
- Hormonen circuleren vrij in het bloed of binden aan transporteiwitten
o Vrij circulerende hormonen blijft kort functioneel – worden geactiveerd als:
Ze de bloedstroom uit diffunderen + zich aan receptor binden
Door nieren/lever worden geabsorbeerd/afgebroken
Door enzymen in bloedplasma/interstitiële vloeistof worden afgebroken
o Steroïdhormonen + schildklierhormonen blijven langer in bloed omdat deze binden
aan transporteiwitten
- Voor elk hormoon ontstaat een evenwichtsreactie tussen het eiwitgebonden hormoon en
het hormoon dat in vrije toestand aanwezig is – als vrije hormonen worden afgebroken,
worden deze vervangen door een eiwitgebonden hormoon dat vrijkomt
Regulatie hormonale activiteit
- Grotendeels gereguleerd via negatieve terugkoppeling
- Aangestuurd door:
o verandering van de samenstelling van extracellulaire vloeistof
o verandering in de concentraties van hormonen in het bloed
o een neurale prikkel: wanneer een neurotransmitter aankomt bij een verbinding
tussen zenuw en een klier
3. De ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de hypofyse beschrijven.
Hormonale stelsel aangestuurd door de hypothalamus + hypofyse, gereguleerd door negatieve
terugkoppeling:
- Hypothalamus:
o maakt zelf hormonen aan
o geeft ook signaalstoffen af die hypofyse aanzetten tot aansturen van
hormonaalklieren
- Hypofyse bestaat uit:
o hypofysevoorkwab – adenohypofyse
kan zelf hormonen aanmaken – 7 hormonen
o hypofyseachterkwab – neurohypofyse
Geeft hormonen af die in hypothalamus worden gevormd - zenuwen die in
hypothalamus zitten komen aan in hypofyseachterkwab
Hypofysevoorkwab kan wel zelf hormonen aanmaken, hypofyseachterkwab kan enkel hormonen van
hypothalamus “doorgeven”/afgeven
In totaal geeft hypofyse 9 verschillende hormonen af:
- Hypofysevoorkwab:
o ACTH: adrenocorticotroop hormoon – heeft effect op bijnierschors
o TSH: thyroidstimulerendhormoon – schildklier
o GH: groeihormoon – effect op alle weefsels/cellen, skelet en kraakbeencellen extra
gevoelig
o PRL: prolactine – melkklieren, van belang bij geven van borstvoeding
, o FSH: follikelstimulerend hormoon – effect op ovaria/testes
o LH: lutiniserend hormoon – effect op ovaria/testes, rijping spermacellen + stimuleert
eisprong
- Hypoefyseachterkwab:
o ADH: stimuleert meer wateropname in de nieren
o Oxytocine: stimuleert weeën + samentrekken melkklieren. Bij mannen effect op
zaadleider + prostaatklier
o Beide hormonen gemaakt in hypothalamus – afgegeven aan hypofyseachterkwab via
zenuwcellen. Vervolgens door hypofyseachterkwab afgegeven aan lichaam
Regulering afgifte hormonen:
Hypothalamus is hoogste regelorgaan – stuurt gehele endocriene stelsel aan
Kan ook regulerende hormonen afgeven, sturen hypofyse aan voor aansturen andere hormoonklier
Diabetes insipidus
- Ontstaat wanneer de hypofyseachterkwab niet langer voldoende ADH afgeeft wanneer de
nieren niet op ADH reageren.
- In de nieren wordt onvoldoende water geabsorbeerd en er gaan een enorme hoeveelheid
water met de urine verloren
- Hierdoor heeft de patiënt voortdurend dorst (= polydipsie) maar opgenomen stoffen worden
niet door het lichaam vastgehouden.
4. De ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de schildklier beschrijven.
Ligging schildklier:
- Onder het strottenhoofd
- Voor de luchtpijp, onder het schildkraakbeen
Twee kwabben van het schildklierweefsel zijn verbonden door het isthmus – smalle brug van
schildklierweefsel
Functies schildklier:
Verschillende cellen/delen in de schildklier hebben verschillende functies:
- Schildklierfollikels:
o Bolvormige, holle structuren, bevinden zich in grote aantallen in de schildklier
o Epitheelcellen van follikels vormen:
Thyroxine – T4
Tri-joodthyronine – T3
o Stimuleren eiwitsynthese (stofwisseling) en verhogen zuurstofconsumptie
- C-cellen:
o Bevinden zich tussen follikelcellen
o Produceren calcitocine – CT -> reguleert concentratie calciumionen
Aandoeningen schildklier:
Meest voorkomende aandoeningen zijn:
- Hypothyreoïdie: Te weinig schildklierhormoon
o Symptomen:
Traagheid, gewichtstoename, vermoeidheid
Opgeblazen gezicht, opgezette oogleden, haaruitval
Struma, stermverandering
Bradycardie
o Oorzaken:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margotvandem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.