,Inhoudsopgave
Casus 1 Het hart in de steigers ...................................................................................................................................... 2
Casus 2 Prikkelgeleiding in het hart .............................................................................................................................. 8
Casus 3 Hartschade bij marathonlopers? .....................................................................................................................14
Casus 4 Flauwvallen, de rol van het autonome zenuwstelsel .......................................................................................20
Casus 5 De aanval ........................................................................................................................................................27
Casus 6 Donderslag bij heldere hemel .........................................................................................................................34
Casus 7 Uit balans ........................................................................................................................................................39
Casus 8 Binnenbrand ...................................................................................................................................................48
Casus 9 Twee gevallen van kortademigheid.................................................................................................................56
Casus 10 De pasgeborene ............................................................................................................................................63
Casus 11 Doping? .........................................................................................................................................................71
Casus 12 Een bloedstollend nieuwsbericht (over corona) ............................................................................................78
Casus 13 Een broodje aap of een broodje pindakaas? Waar hebben we de circulatie en ademhaling nu echt voor
nodig? .........................................................................................................................................................................85
1
,Casus 1 Het hart in de steigers
Tom wordt geselecteerd voor de nationale
studentenkampioenschappen wielrennen en
kan bij een goede klassering ook internationale
wedstrijden gaan rijden. Een vereiste is dat hij
een uitgebreid sportmedisch onderzoek laat
uitvoeren in het Sportcentrum Papendal te
Arnhem. Deze onderzoeken zijn ingevoerd
nadat er regelmatig sporters plotseling
overleden tijdens het uitoefenen van hun sport.
Zijn conditie en gezondheid blijken prima te
zijn. Zijn bloeddruk is normaal. De cardioloog
vertelt hem dat de echo laat zien dat hij een
normaal functionerend hart heeft. Hij laat Tom
het diagram van Wiggers zien en tekent een
druk-volume grafiek.
De volgende dag, na de onderwijsgroepsbijeenkomst, zit Tom weer op zijn racefiets samen met
Dylan, een studiegenoot. Bij de beklimming van één van de Limburgse heuvels voelt hij hoe zijn
hart sneller slaat om zijn gemiddelde bloeddruk te verhogen. Hij merkt ook dat zijn beenspieren
wat pijn beginnen doen. Dylan vertelt hem dat zijn cardiovasculair systeem –tijdens het sporten
– de bloedtoevoer naar de spieren moet verhogen; de bloedvaten van de betreffende
skeletspieren gaan dilateren en het hart ontvangt vijf keer zoveel bloed via het
kransslagadersysteem. Tom herinnert zich van de middelbare school een wet die (bloed)stroom,
druk en weerstand met elkaar correleert.
Moeilijke woorden:
Isovolumic contraction = volume blijft hetzelfde maar de hartspier trekt al samen
Ejection = leeglopen
Isovolumic relaxion = hartspier ontspant
Rapid inflow = bloed stroomt er weer in
Diastasis = rustfase, heet ook wel systole
Atrial systole = samentrekken van de boezem (atrium)
Ventrikel = kamer
Probleemstelling: Hoe functioneert het hart?
Leerdoelen:
- De anatomie van het hart
- Fysiologie van het hart
o Het diagram
- Wat is de functie van de verschillende
bloedsomlopen?
- Histologie: wat zijn de verschillende bloedvaten?
o Verschillen en functies
- Wat is de functie van de bloedvaten
- Hoe werkt de wet van Ohm en de wet van Poiseuille met betrekking tot vloeistoffen?
- Hoe werkt de regulatie van lokale perfusie (=doorstroming van weefsel) door ophoping van
afvalstoffen?
2
,De anatomie van het hart
Het hart is ongeveer even groot als een gebalde vuist en is omgeven door de pericardiale holte.
De hartwand heeft 3 herkenbare lagen:
Het epicardium (viscerale pericardium) is de buitenste laag.
o Bestaat uit epitheel en een onderliggende laag van losmazig bindweefsel die verbonden is met
het myocardium.
Het myocardium (myocard) is de middelste laag.
o De gespierde wand van het hart.
o Het hartspierwefsel v.h. myocardium vormt concentrische banden die rond de atria gewikkeld
zijn en die spiraalgewijs in de wanden v.d. ventrikels doorlopen.
Het endocardium (endocard) is de binnenste laag.
o Inclusief de hartkleppen.
o Enkelvoudig plaveiselepitheel (endotheel) en het daaronder gelegen losmazig bindweefsel.
Bestaat uit 4 holle ruimtes:
Linkeratrium (=linkerboezem): hier stroomt zuurstofrijk bloed uit de longen binnen.
Linkerventrikel (=linkerkamer): pompt het zuurstofrijke bloed het hele lichaam rond.
o De twee atria hebben dunne, gespierde wanden en kunnen ver uittrekken.
o Auricula = hobbelige, kronkelige flap die wordt gevormd als een atrium niet gevuld met
bloed is en dus leegloopt.
Rechteratrium (=rechterboezem): hier stroomt zuurstofarm bloed uit het lichaam binnen.
Rechterventrikel (=rechterkamer): pompt het zuurstofarme bloed naar de longen.
Het septum verdeelt het hart in twee helften:
Septum interatriale = scheidt de twee atria.
Septum interventriculare = scheidt de twee ventrikels.
Atrioventriculaire groeve = een diepe groeve die meestal met een aanzienlijk hoeveelheid vet is gevuld,
markeert de grens tussen de atria en de ventrikels.
Er zijn ook ondiepe groeven die de grens markeren tussen de linker- en rechterventrikel → ventrale
interventriculaire groeve en dorsale interventriculaire groeve.
De groeven bevatten de belangrijkste arteriën en venen die bloed naar de hartspier aanvoeren.
De grote vaten zijn verbonden met het bovenste uiteinde van het hart.
Apex = het onderste, puntige uiteinde van het hart.
Elk atrium mondt uit in het ventrikel aan dezelfde zijde via een atrioventriculaire klep (AV-klep) → plooien
van vezelig weefsel die ervoor zorgt dat het bloed vanuit de atria uitsluitend de ventrikels in kan stromen en
niet terug.
Het hart heeft 4 kleppen (hartkleppen):
Aortaklep: tussen linkerventrikel en grote lichaamsslagader (aorta).
Mitralisklep: tussen linkeratrium en linkerventrikel.
Pulmonalisklep: halvemaanvormige kleppen v.d. arterie pulmonalis, tussen rechterventrikel en
longslagader.
Tricuspidalisklep: tussen rechteratrium en rechterventrikel.
Elke klep/slip wordt op zijn plaats gehouden door bindweefselvezels (chordae tendineae) → deze vezels zijn
verbonden met papilspieren (mm papillares)
- Papilspieren zijn kegelvormige uitsteeksels op het binnenste oppervlak v.h. ventrikel. Door de
contractie van deze spieren komen peesdraden strak te staan, waardoor kleppen niet kunnen
terugslaan en bloed niet kan terugstromen.
Trabeculae carneae = spierranden op het inwendige oppervlak v.h. hart.
3
,Bloed dat het rechterventrikel verlaat stroomt in de truncus pulmonalis (= het begin van de kleine
bloedsomloop).
Vanuit truncus pulmonalis stroomt bloed de linker- en rechter arterie pulmonalis (longslagader) in.
Vanuit capillairen verplaatst zuurstofrijk bloed zich naar de linker- en rechter vene pulmonalis (longader),
die het bloed naar de linkeratrium vervoeren.
Aan het rechteratrium zitten 2 grote venen en 1 kleinere vene
Grote: de bovenste (vena cava superior) en onderste holle ader (vene caba inferior)
Kleinere: sinus coronarius
o Coronaire venen voeren veneus bloed terug naar de sinus coronarius.
Aan het rechterventrikel zit de longslagader.
Aan het linkerventrikel zit de aorta.
Aan het linkeratrium zit de longader.
Fossa ovalis = kleine instulping, het overblijfsel van het foramen ovale.
- Het foramen is een opening in de tussenwand tussen de atria.
- Dankzij het foramen ovale kan bloed v.h. rechteratrium naar het linkeratrium stromen terwijl de
longen nog in ontwikkeling zijn.
De coronaire circulatie voert bloed aan naar het spierweefsel van
het hart. De linker en rechter a. coronaria (=kransslagader)
ontspringen bij de aortasinussen aan de basis van de aorta.
De rechter coronaria voert bloed toe naar het rechteratrium
en naar gedeelten van beide ventrikels.
o De rechter coronaria verdeelt zich tot de marginale
en dorsale interventriculaire tak.
De linker coronaria voert bloed toe naar het linkerventrikel,
het linkeratrium en naar het septum.
o De linker coronaria verdeelt zich tot de ramus
circumflexus en de ventrale interventriculaire
tak.
Kleine zijtakken vormen onderlinge verbindingen → anastomosen.
Kransslagaders (coronaire vaten) = voorzien de hartspier van zuurstofrijk bloed. Er zijn 2 grote
kransslagaders:
RCA (rechter kransslagader) deze splitst op in twee grote takken, de LAD en de CFX.
LCA (linker kransslagader):
4
, Fysiologie van het hart
Pre-load = volume in het ventrikel aan het einde van de diastole.
Afterload = de weerstand die het ventrikel moet overbruggen.
Diastole
→ Tricuspidalis- en mitralisklep zijn open, de
pulmonalis- en aortaklep zijn gesloten.
→ De boezems trekken samen en het bloed
gaat naar de kamers.
→ Bloed gaat van het rechteratrium naar het
rechterventrikel en van het linkeratrium
naar het linkerventrikel.
→ Zuurstofarm bloed komt het rechteratrium
binnen, zuurstofrijk bloed komt het
linkeratrium binnen.
Systole
→ Pulmonalis- en aortaklep zijn open,
tricuspidalis- en mitralisklep zijn dicht.
→ Het linker en rechterventrikel trekken
samen en het bloed gaat naar de grote
arteriën.
→ Bloed gaat van het rechterventrikel naar de
arteria pulmonalis en van het
linkerventrikel naar de aorta.
Het diagram van Wiggers
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukvanwalsem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.76. You're not tied to anything after your purchase.