100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting [Volledige leerstof samengevat] Ontwikkelingspsychologie Deel 1: Development trough the lifespan; KULeuven $4.55   Add to cart

Summary

Samenvatting [Volledige leerstof samengevat] Ontwikkelingspsychologie Deel 1: Development trough the lifespan; KULeuven

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Hoi hoi, Dit is de volledige samenvatting van de leerstof die je zal moeten kennen voor het vak ontwikkelingspsychologie deel 1 op de KULeuven. Ik zelf heb deze samenvatting gemaakt en was er vanaf de eerste keer goed door (15/20). Heel veel succes met studeren! Groetjes, Laura

Preview 4 out of 50  pages

  • Yes
  • November 14, 2021
  • 50
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting ontwikkelingspsychologie studeersessie 1 H1
 Wat is ontwikkelingspsychologie?
= Het bestuderen van stabiliteit en de verandering over de levensloop (Begint bij de bevruchting)
 Wetenschappelijk
 Toegepast  Mede door sociale druk in de maatschappij bv. onderwijsplicht
 Interdisciplinair (= Je werkt samen met andere takken van de wetenschap en hierdoor gaat
ontwikkelingspsychologie voorruit)
 Wat is een theorie?
= Een geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag
 Beschrijft (Wat doet het?)
 Verklaart (Waarom doet die het?)
 Voorspelt (Wat gaat er in de toekomst gebeuren? Toekomstig gedrag bij oudere leeftijd)
 Voor 2 redenen belangrijk
- Begrijpen: Om te weten wat we beter kunnen doen in het welzijn en behandelen van jongeren
- Basis voor praktijk  Geeft richting en betekenis tot wat we zien : Hoe kunnen we de ontwikkeling zo goed
mogelijk kunnen laten verlopen
 Theorieën hangen ook stuk af van culturele context
 Geen ultieme waarheid want sommige onderzoekers zijn het niet eens met elkaar, wat ze zien en wat
volgens hun de realiteit is
 Nood aan constante replicatie = Wetenschappelijk bevestiging
 Drie basisvragen in de ontwikkeling
= Er is niet 1 theorie van de ontwikkeling maar wel drie zelfde basisvragen
1. Is ontwikkeling continu of discontinu
- Continu: De manier waarop kinderen reageren op de omgeving is dezelfde als volwassenen maar alleen een
toename van complexiteit  Je skills gaan beter worden doordat je meer weet
- Discontinu: Kinderen beleven de wereld helemaal anders, dit evalueert met de tijd dat je ouder wordt (Er zijn
verschillende treden en blijft hier voor een bepaalde tijd op een bepaald niveau en neemt dan een grote
overgang  Stadia (Discontinu): Kwalitatieve veranderingen in het denken en doen voor bepaalde periodes
2. Is er 1 verloop van ontwikkeling of meerdere
- Vroeger: Geen probleem want theorieën waren stadiatheorieën, en iedereen doorloopt zelfde sequentie van
ontwikkeling
- Nu: Belang aan individuele ontwikkeling voor context
- Context: Unieke combinaties van persoonskenmerken en omgevingskenmerken  Leiden verschillende
trajecten van ontwikkeling en in verschillende lagen
3. Nature of nurture
- Nature: Erfelijke informatie vervat in de genen meegekregen van anderen
- Nurture: Fysische en sociale factoren  Beïnvloedt biologische en psychologische ontwikkeling
- Stabiliteit: Je behoudt je relatieve positieve tov anderen verklaard door erfelijkheid of je ervaringen kan
geleid hebben tot levenslange patronen
- Plasticiteit: Veranderingen is mogelijk en ontwikkeling is kneedbaar  Ontwikkeling is open en verandering
is gebaseerd op belangrijke ervaringen  Ontwikkeling is plastisch: Open tot verandering in respons tot
invloeden van de omgeving
 Dynamische systeembenadering
 Kindertijd  Periode van opgang en snelle ontwikkeling
 Volwassenheid  Periode van plateau
 Bejaardheid  Periode van afloop
- Fysiek
- Sociaal
- Cognitief
 Levensloopperspectief: Ontwikkeling loopt altijd verder
- Levenslang: Geen enkele levensfase is dominant ten opzichte van de andere
- Neemt vele vormen aan (Multi dimensioneel = bepaald door samenspel van factoren + Mutli directioneel: Zie
de veelvormigheid)
 Veelvormig 1: Niet altijd vooruitgang in alle domeinen
 Veelvormig 2: Vooruitgang en achteruitgang binnen zelfde domein  Nieuwe skills ontwikkelen ten
opzichte van de oude
 Heel plastisch
 Beïnvloedt door krachten die in interactie met elkaar staat (Elke fase is even belangrijk
 Invloeden op ontwikkeling: Meerdere krachten beïnvloeden elkaar
1. Leeftijdsgebonden: Heel erg voorspelbaar en dwingend, veel zijn biologisch
2. Geschiedenis: Mensen die rond dezelfde periode geboren worden = Cohorte bv. Kinderen die geboren worden in
oorlog of vrede

, 3. Niet normatief: Toevallige ontmoetingen/ gebeurtenissen en komen zeker niet bij elk individu voor  Versterken
het Multi directioneel principe van ontwikkeling
- Leeftijdsgebonden factoren zijn niet verdwenen maar wel meer naar de achtergrond gedrukt, men ziet nu
veel invloed van niet normatieve factoren --<> De verschillende aspecten van ontwikkeling lopen niet in een
rechte lijn maar nijden elkaar vaak  Boom
 Geschiedenis
1. Darwin (Bioloog: evolutiespychologie en natuurlijke selectie van soorten) Survival of the fittest = Soorten die het
best aangepast zijn aan hun omgeving leven voort = soorten die het best aangepast zijn aan hun omgeving leven
voort
2. Hall en Gesell: Geloofde evolutietheorie en aanhanger van Darwin en zag ontwikkeling als het hernemen van de
lange geschiedenis die de mens doormaakt heeft van kruipende mens  Naar adolescentie  Rijpingsproces
(Maturatie: Bloem ziet in de knop en als je die in het licht zet bloeit die open = een genetisch proces dat
automatisch ontvouwd wordt )  Normatieve benadering: Vaststellen wat kinderen doen gemiddeld op een
leeftijd
3. Binet en Simon: Na invloed schoolplicht en bijzonder onderwijs werden ze via Parijs opgeroepen om de eerste
intelligentie te ontwikkelen  De Amerikaanse versie werd de Stanford Binet intelligence scale> Binet was ook
geïnteresseerd in individuele verschillen om de ontwikkeling te bepalen  Kwam snel op de voorgrond van het
nature, nurture debat
 De psychoanalytische benadering
1. Klemtoon op unieke levensgeschiedenis in stadia: Deze dynamische en er wordt ook een klemtoom gelegd
op dat er in elke fase een conflict is tussen 2 dingen  Hoe deze conflicten opgelost worden bepaalt hoe het
individu leert, omgang met anderen en hoe het individu moest omgaan met angst
2. Elke fase door een conflict van een drift en deze kan agressief zijn  Seksuele visie (Lustbeweging) 
Oplossing voor deze drift (Psychoseksuele theorie)
3. Ouders moeten hiermee omgaan en hoe ze dit doen bepaald de ontwikkeling van de persoonlijkheid
4. Freud geïnteresseerd in het onbewuste
5. Relatie tussen drie aspecten:
 Id
- Ruimste aspect
- Onbewust en aanwezig bij de geboorte
- Biologische behoeften en verlangens
 Ego
- Bewust rationeel aspect
- Vroege kindertijd
- Impulsen in aanvaardbare richtingen
- Schakelaar tussen het id en het superego en is de bemiddelaar
 Superego
- Het geweten
- Ontwikkelt tussen de 3 en 6 jaar
- Door interactie met opvoeders
 Lustbewegingen
- Oraal (Geboorte – 1 jaar) : Geboren met de mogelijkheid om te zuigen  een baby haalt plezier door op zijn
duim te zuigen
- Anaal (1-3 jaar): Kinderen halen plezier uit het feit dat ze hun urine en uitwerpselen kunnen inhouden
- Fallisch (3-6 jaar): Oedipus conflict en Electra complex): Het superego wordt gevormd en men voelt zich
schuldig wanneer dit doorbroken wordt: Men ontdekt de geslachtsdelen en verschillen tussen het andere
geslacht en zijn hier geïnteresseerd in, men gaat ook een voorkeur krijgen naar de ouders met het
tegenovergestelde geslacht en nemen ook de waarden over van deze ouder en voelen zich schuldig wanneer
ze deze waarden doorbreken
- Latentie (6-11 jaar): Het seksuele instinct wordt veel minder en men krijgt een interesse in sociale waarden
met individuen met hetzelfde geslacht  Het superego versterkt
- Genitale fase (Adolescentie): De seksuele interesse keert terug en zorgt voor een succesvolle ontwikkeling
die leidt tot een huwelijk, het krijgen van kinderen en mature seksualiteit  Aandacht aan verschillende
lichaamszones  Geef hen voldoende bevrediging en neem het niet direct af
 Kritiek op Freud
 Te grote nadruk op seksuele gevoelens in ontwikkeling
 Theorie is tijd en cultuur specifiek (De victoriaanse tijd was extreem preuts)
 Nooit onderzoek gedaan op kinderen (Psychiater voor volwassenen)
 Erikson
1. 5 eerste stadia blijven maar er komen er drie bij (Verandert de namen wel en de uitleg)
2. Het wordt een psychosociale theorie
- Het ego bemiddelt niet alleen een bemiddelde functie maar heeft ook een eigen functie  waardoor men
een actief individu in de maatschappij wordt

, - Ook een positieve kracht
- Verschillende conflicten  De uitkomsten hiervan kan negatief of positief uitdraaien en bij elk van deze
fasen bepaalt hoe ene persoon uitpraat
- Invloed van culturele context is er veel minder
 Trust vs Mistrust
 Autonomy vs Shame
 Initiative vs Guilt
 Industry vs Inferiority
 Identity vs role confusion
 Intimacy vs isolation
 Generativity vs stagnation
 Ego integrity vs Despair
 Voordeel
- Klemtoon op de unieke ontwikkeling  Klinische methode op veldstudie
- Inspireerde onderzoek over veel aspecten van de emotionele en sociale ontwikkeling
 Nadeel
- Vele ideëen zijn te vaag om te onderzoeken waardoor deze theorie geïsoleerd geraakt
- Geen rekening met andere methoden
 Behaviorisme
 Klassieke conditionering  S-R respons  Pavlov en Watson
 Operante conditionering  We leren door wat er na de gebeurtenis komt  Bekrachtiging en straf 
Skinnderbox
 Sociale leertheorie (Bandura)
 Model leren of leren door observatie (bv Als iets een trend is ga ik dit ook doen om er bij te horen)
 Cognitie  Wordt nu beklemtoond door sociaal cognitieve benadering  wat het vandaag is
 Persoonlijke normen (Standards): Zelf effectiviteit: De overtuiging dat ik dat allemaal kan
 Men dacht dat het behaviorisme een betere manier was om de ontwikkeling van individuen te verklaren
 Voordelen en sociale leertheorie
 Voordelen
- Toegepaste gedragsanalyse
- Model leren of leren door observatie
 Tegen
- Alles wordt berust op omgeving en dit is te kortzichtig
- Onderschatting rol van het actieve individu (Hij was de enige behaviorist die de rol van het actieve indvidu
erkende
Theorie van Piaget
= Tegenovergestelde behaviorisme laat hen maar doen. Ze komen wel bij de juiste uitkomst  Adaptatie van de omgeving.
Structuren passen zich aan aan de omgeving  We moeten evenwicht bereiken tussen de structuren en de omgeving
operatie = een denkhandeling
- Begin: Observeert eigen kinderen, alledaagse problemen en reacties
- Later: Klinische interviews bij oudere kinderen ( Open vragen) kind antwoord en op dit antwoord wordt de
volgende vraag gebaseerd
 Voordeel Piaget
- Onderzoek bij kinderen
- Kinderen leren actief en hebben een rijke intelligentie
 Nadelen
- Onderschatte competentie en peuters
- Adolescenten bereiken volledige ontwikkeling en eigen domein van expertise
- Prestatie kan verbeterd worden door training
- Te weinig aandacht voor sociale en cultuur
- Geen nieuw stadia na adolescentie
 De stadia
- Sensimotorisch stadium: 0-2 jaar
- Preoperationeel stadium: 2-7 jaar
- Concreet operationeel stadium: 7-11 jaar
- Formele operationeel stadium: 11 jaar en ouder
 Informatieverwerkingstheorie
 Menselijk brein is een computer die symbolen interpreteren
 Diagrammen gebruiken om problemen op te lossen
 Gebruikt met voor vragen te stellen bij de grote ontwikkeling van het denken
 Menselijk brein kan ook bekeken worden als een manipulerend systeem waar informatie door vloeit
 Informatie is actief gecodeerd en georganiseerd
 Geen stadia, het is continu

,  Voordelen
- Zorgvuldige onderzoeksmethoden
- Implicaties voor onderwijs
- Net zoals Piaget de informatie processing theorie dat individuen een actieve rol spelen in de ontwikkeling
 Nadelen
- Geen omvattende theorie over het denken (In tegenstelling tot Piaget  Men denkt dat alles vanaf de
geboorte er is maar alleen maar beter moet worden door de verwerking van constante informatie
- Te lineair en er wordt geen aandacht besteedt aan verbeelding of creativiteit
- Het is goed om de componenten te onderzoeken dan ze terug samen te zetten tot een begrijpelijke theorie
 Ontwikkelingsneurowetenschap
= De wetenschap die de hersenen gaat onderzoeken
 Cognitief: relatie tussen hersenactiviteit en hersenveranderingen en cognitieve verwerking, geheugen,…
Gedragspatronen
 Sociaal: Relatie tussen hersenactiviteit en sociale en emotionele ontwikkeling
 Adhv scanners en zien welke delen van de hersenen actief zijn bij verschillende taken  Later ontwikkelt door het
feit dat de apparatuur moeilijker te implementeren is in sociale situaties
 Soms gemengd
 Overdreven veel aandacht voor hersenactiviteit (Vergeten van nurture)
 De drie contextuele theorieën
 Ethologie van Lorenz en Tinbergen
= De studie van dieren in hun natuurlijke omgeving en hun aanpassing en overlevingswaarde van gedrag en zijn
evolutionaire geschiedenis  Welk gedrag helpt je om te overleven
 Imprinting: Aangeboren gedrag bij dieren dat hun helpt met overleven
 Kritische periode: Men heeft een aantal aangeboren gedragingen die ze kort na hun geboorte moeten kunnen
 Gevoelige periode
- Biologisch de optimale tijd om bepaald gedrag aan te leren omdat men het organisme heel responsief is naar
zijn omgeving
- Kan nog op een ander moment maar gaat moeizamer
 Evolutiepsychologie
= Probeert aanpassingswaarde te begrijpen van cognitieve, emotionele en sociale competenties want deze veranderen met
de leeftijd
 Dingen die veranderen met de leeftijd
 Probeert per omgevingssysteem te begrijpen
 Niet alleen zorg naar genetische en biologische wortels maar ook met complexe omgeving en een complex brein
 Vygotsky’s socioculturele theorie
= Overdracht van cultuur op volgende generatie  Waarden, overtuigingen,..
 Sociale interactie is nodig om cultuur te verwerven dit door volwassenen die je leren een taak te internaliseren
 Cognitieve ontwikkeling is sociaal gemedieerd proces
 Elke cultuur verschil en selectie wordt gemaakt
 Kinderen zijn actief en constructieve wezens
 Gebeurt is stadia
 Voordelen
- Kinderen ontwikkelen unieke vaardigheden in elke cultuur
 Nadelen
- Verwaarlozen nature
- Minder klemtoon op eigen bijdrage tot ontwikkeling
 Ecologische systeem theorie van Bronfenbrenner
= hij noemt het bij een bio ecologisch model  Niveaus als een reeks van cirkels die in elkaar passen (Van binnen naar
buiten)  De ontwikkeling van een persoon wordt gezien in een complex systeem van relaties beïnvloedt door de
omgeving
 Series van genestelde structuren die verdergingen dan gewoon het individu in zijn huis
 Elke Elke laag gaat samen met een andere om ontwikkeling krachtig te beïnvloeden
 Chronosysteem: Tijdsdimensie van het model en omgeving verandert altijd
- Geen statistische kracht dat mensen in een uniforme weg hen beïnvloedt  Het verandert altijd
 Het microsysteem
= Het binnenste niveau van de omgeving bestaat uit activiteiten en interacties uit het individu zijn directe
omgeving
- Relaties zijn bidirectioneel
- Third parties hebben ook een invloed op de birectionele relatie
 Het mesosysteem
= Het tweede niveau versterkt de relaties tussen het de microsystemen
 Het exosysteem
= Sociale setting die niet de ontwikkelde persoon includeren maar toch nog steeds de hen beïnvloedt

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauraclaes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.55. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77858 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.55
  • (0)
  Add to cart