Organisaties hebben 3 dingen met elkaar gemeen, ze beschikken over:
o Doelstellingen
o Mensen
o Middelen
Organisaties kunnen dan ook worden gedefinieerd als doelgerichte samenwerkingsverbanden. Het
kan hierbij gaan om organisaties met continuïteits-streven, maar ook om organisaties die juist nu
ervoor willen zorgen dat zij niet lang blijven voortbestaan.
Het begrip organisatie heeft betrekking op:
o Bedrijven:
Ondernemingen: Gericht op het verkopen van producten en diensten op een markt
met het doel om winst te maken
Non-profit organisaties: Gericht op het voorzien in een behoefte in de markt en
streven hierbij naar het aanbieden van diensten tegen zo laag mogelijke kosten
o Overige organisaties: sportverenigingen, kerken etc.
Organisaties kunnen ook worden ingedeeld in rechtsvormen:
o Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid:
Eenmanszaak
Maatschap
Vennootschap onder firma
Commanditaire vennootschap
o Organisaties met rechtspersoonlijkheid:
Besloten vennootschap
Naamloze vennootschap
Vereniging
Coöperatie
Onderlinge waarborgmaatschappij
Stichting
Op zowel nationaal als internationaal worden er steeds meer samenwerkingsverbanden gestart. Dit
kan plaatsvinden ten behoeve van verschillende doeleinden, zoals:
o Bevordering innovatie door kennisuitwisseling
o In licentie produceren van ene partij en exploiteren van octrooi van de andere partij
o Concurrentiepositie verbeteren
o Barrières wegnemen bij betreden van buitenlandse markten
Voorbeelden van samenwerkingsconstructies:
o Fusie:
Twee of meer organisaties worden samengevoegd in een nieuw verband
Oorspronkelijke organisaties houden op met bestaan
, o Overname:
Een organisatie neemt een andere organisatie over
Overgenomen organisatie is geen zelfstandige unit meer
Oude naam blijft vaak wel bestaan vanwege marketingredenen
o Joint venture:
Samenwerkende organisaties brengen een deel van hun vermogen in een nieuw
bedrijf
Er wordt voor gezamenlijke rekening en risico een project tot ontwikkeling gebracht
Samenwerkende organisaties blijven bestaan
o Strategische samenwerking:
Samenwerkingsverband tussen twee of meer organisaties
Met behoud van zelfstandigheid en identiteit samenwerken op een deelgebied dat
van wezenlijk belang is voor de continuïteit van de afzonderlijke organisaties
Overige samenwerkingsvormen:
o Outsourcing:
Wanneer een organisatie zich volledig wilt richten op haar kerntaken
o Samenwerkingsvormen in distributiekanaal:
Inkoopcombinatie (IC): Juridisch zelfstandige detaillisten zetten een eigen
inkoopcentrale op die orders verzamelt en deze in één keer plaatst bij fabrikanten,
waardoor lage prijzen kunnen worden bedongen
Vrijwillig filiaalbedrijf: Vergelijkbaar met IC. Juridisch zelfstandige detaillisten werken
samen met één of meer groothandels. Horizontale samenwerking (één merk en
gezamenlijke productie)
Franchise: Eigenaar (franchisegever) maakt marketingformule afspraken met
juridisch zelfstandig detaillisten
o Samenwerking tussen octrooihouder en licentienemer (Licentie):
Licentienemer krijgt toestemming van octrooihouder om een uitvinding zelf te
maken, te verkopen of toe te passen
Licentienemer betaalt vergoeding hiervoor aan de octrooihouder
Binnen het algemene maatschappelijke verkeer speelt het economisch verkeer een belangrijke rol,
namelijk omdat veel transacties in geld worden uitgedrukt.
Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
De eerste organisaties zoals we die nu kennen vinden hun oorsprong in de Eerste Industriële
Revolutie, namelijk vanwege de versnelde ontwikkeling op technisch en economisch gebied tussen
1760 en 1830 wat leidde tot de concentratie van productie in fabrieken.
Met het ontstaan van steeds grotere organisaties ontstond ook langzamerhand de behoefte om deze
kennis goed te kunnen bestuderen.
De ontwikkeling van de organisatietheorie kent 3 perioden:
o De periode van eind negentiende eeuw tot 1935:
Organisaties in dit tijdperk werden als gesloten eenheden beschouwd, met vaste
regels en doelstellingen
, Scientific Management theorie (Taylor) was één van de belangrijkste theorieën van
de klassieke school van de organisatietheorie en berustte op een kwantitatieve
benadering
In het boek van Taylor ‘Shopmanagement’ zette hij de grondbeginselen uiteen van de
wetenschappelijke bedrijfsorganisatie, toegespitst op de productieafdeling.
Het ging hierbij om wetenschappelijke analyses van de werkzaamheden
(tijdmetingen en bewegingsstudies van de handelingen in het productieproces) en
verregaande taakverdeling en training van de arbeiders, waarbij iedere handeling
nauwkeurig was voorgeschreven.
Met het Bethlehem-experiment voerde Taylor onderzoek uit door te variëren met
werktijden, rusttijden en hoeveelheid gewicht. Op deze manier stelde hij de ‘fair days
work’ vast
Het streven naar efficiency stond voorop. Zo werd bijvoorbeeld de lopende band
geïntroduceerd. De arbeider werd het verlengstuk van de machine.
De invoering van prestatiebeloning werd ingevoerd. Hoe harder een arbeider werkte,
des te hoger werd zijn salaris. Dit kon gemakkelijk vanwege grote economische
schaarste
De gedachte van laissez-faire (minimale overheidsbemoeienis) speelde een
belangrijke rol in maatschappelijk leven.
Het was een periode waarin het kapitalisme bloeide en de bescherming van
vakbonden en socialeverzekeringswetgeving nog niet bestond
Henri Fayol introduceerde de General Management Theorie, waarin hij de
benodigde vaardigheden geeft om een organisatie als geheel te leiden:
o Prevoir: vooruitzien/plannen
o Organiser: organiseren
o Commander: opdrachten geven
o Coordonner: afstemmen/coördineren
o Controler: controleren
Max Weber kwam vervolgens met ideeën over de rationele organisatie; een
samenwerkingsverband waarin functievervulling onafhankelijk zou moeten zijn van
de personen die op dat moment de functie vervullen.
Volgens Weber zou er een bureaucratisch samenwerkingsverband moeten bestaan
met duidelijk door systemen en procedures afgebakende werkzaamheden,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden
Volgens Fayol zou werk moeten worden uitgevoerd in het kader van het eenheid-
van-bevel principe, wat er op neer komt dat iedere werknemer 1 baas heeft.
Kortom is de rationele organisatie van Weber een samenwerkingsverband waarin
werknemers gemakkelijk controleerbaar en vervangbaar zijn
o De periode van 1935 tot 1955:
Begin jaren ´30 werd als reactie op de starre denkbeelden van scientific
management de human relations benadering in het leven geroepen. De arbeider
werd niet langer gezien als een verlengstuk van de machine en er moest meer oog
komen voor de intermenselijke verhoudingen (human relations) omdat er op deze
manier meer succes kon worden behaald binnen de organisatie
Door de Hawthorne-experimenten begon het besef door te dringen dat
arbeidsprestaties niet alleen tot stand komen op basis van rationele overwegingen,
maar dat sociale aspecten evenzeer een rol spelen
, Organisaties in dit tijdperk konden nog steeds worden beschouwd als gesloten
systemen, enerzijds omdat de omgevingsinvloeden op ondernemingen nog gering
waren en anderzijds omdat de schaarste in het algemeen nog groot was
Bennis en Perrow kwamen met de kritiek dat de human relations benadering te
eenzijdig gericht was op het individu en te weinig rekening hield met de technische
aspecten van de organisatie
Het revisionisme (herziening) probeerde het scientific management en de human
relations benadering te integreren. Voorbeelden van deze integratie zijn de vormen
van werkstructurering:
o Taakroulatie (job rotation)
o Taakverruiming (job enlargement)
o Taakverrijking (job enrichment)
o De periode van 1955 tot heden:
Na de tweede wereldoorlog kwam er een enorme economische bloei die gepaard
ging met grote maatschappelijke veranderingen, bijvoorbeeld:
o De grote protestdemonstraties tegen oorlogen
o De verkilde relatie tussen Oost en West (Koude oorlog), die leidde tot diverse
confrontaties die de wereldvrede in gevaar brachten
o Studentenopstanden in Parijs in 1968 die ook naar Nederland oversloegen
o De opkomst van milieubewegingen
o Opzienbarende technologische ontwikkelingen
In deze periode groeit het besef dat organisaties moeten worden beschouwd als
open systemen, die invloed uitoefenen op de omgeving en worden beïnvloed door
de omgeving zelf
Hiermee kwam de aanzet tot de systeemtheorie. Toenemende interdependentie in
de wereld en het besef dat tal van problemen alleen kunnen worden opgelost door
samenwerking hebben geleid tot een groot aantal internationale
samenwerkingsverbanden (bijv. de Europese Gemeenschap)
In deze periode dringt het besef steeds verder door dat organisatiekunde een sterk
interdisciplinair karakter heeft. Oplossingen voor praktische bedrijfskundige
problemen kunnen niet meer worden gezocht in eenzijdige monodisciplines als de
economie of psychologie
Vanuit de systeemtheorie gezien moeten problemen dan ook vanuit verschillende
invalshoeken integraal worden aangepakt om zo synergievoordelen te kunnen
bereiken
In deze periode verandert de besluitvorming van een objectieve rationaliteit in een
subjectieve rationaliteit. Het besef groeit dat beslissers niet alle alternatieven
kunnen kennen en dat gevoelsmatig handelen onvermijdelijk ook een rol speelt in
besluitvorming
Er wordt meer afstand genomen van de gedachte dat er in de organisatie slechts één
beslisser is. Verschillende vormen van betrokkenheid (werkoverleg),
medezeggenschap en delegatie komen op. Dit zorgt dan ook voor meer
betrokkenheid en invloed op lagere niveaus.
De Wet op de ondernemingsraden (1950) heeft steeds meer bevoegdheden
gecreëerd voor werknemers.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tdh1992. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.