Volledige samenvatting thema 6 & 7 - Ischemie en Letsel Geneeskunde jaar 1
13 views 0 purchase
Course
Thema 1.2.6 en 1.2.7
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Een volledige samenvatting van thema 6 & 7 Ischemie en Letsel Geneeskunde jaar 1! Deze samenvatting is overzichtelijk ingericht, volledig en duidelijk, inclusief illustraties. Het is een samenvatting gemaakt op basis van de leerstof, de colleges, de powerpoints en de kennisclips!
Interactie hart en vaten ................................................................................................................................ 48
Cardiac Output (CO) ..................................................................................................................................... 48
De systemische circulatie............................................................................................................................. 48
Rol van het hart ........................................................................................................................................... 49
Rol van de vaten .......................................................................................................................................... 50
De vijf basisvariabelen ................................................................................................................................. 50
Neurohumorale controle ............................................................................................................................. 50
Interactie tussen hart & vaten ..................................................................................................................... 51
Veranderingen tijdens dynamische inspanning ........................................................................................... 51
De nieren...................................................................................................................................................... 52
Embryologie ...................................................................................................................................................... 52
Het urogenitale stelsel ................................................................................................................................. 52
Anatomie .......................................................................................................................................................... 53
Extraperitoneale ruimte vs intraperitoneaal holte ...................................................................................... 53
Aorta abdominalis ........................................................................................................................................ 53
Nieren .......................................................................................................................................................... 53
Fysiologie .......................................................................................................................................................... 55
Functies van de nieren ................................................................................................................................. 55
Renale bloedflow ......................................................................................................................................... 55
Regulatie van kalium, calcium, fosfaat en magnesium ................................................................................ 56
Glomerulaire filtratie ................................................................................................................................... 57
Regulatie van de filtratie.............................................................................................................................. 59
Tubulaire reabsorptie .................................................................................................................................. 60
Tubulaire reabsorptie en secretie in de verschillende delen van het nefron .............................................. 61
Reabsorptie per substantie .......................................................................................................................... 62
Regulatie van de tubulaire reabsorptie en secretie ..................................................................................... 63
Excretie ........................................................................................................................................................ 63
Urine concentratie en dilutie ....................................................................................................................... 64
Mictie ........................................................................................................................................................... 64
Lichaamsvloeistoffen .................................................................................................................................... 65
Lichaamsvloeistofcompartimenten ............................................................................................................. 65
Meten van de verschillende vloeistofvolumes – de indicatorverdunningsmethode ................................... 65
Osmotisch evenwicht................................................................................................................................... 65
Vloeistofuitwisseling .................................................................................................................................... 66
Oedeem ....................................................................................................................................................... 66
Veranderingen in lichaamsvloeistoffen ....................................................................................................... 67
Natriumbalans ............................................................................................................................................. 70
Kaliumbalans ................................................................................................................................................ 71
,Epidemiologie
Typen onderzoek
- Cross-sectioneel: kies populatie -> bepaal ziekte en blootstelling.
- Case-control: kies patiënten en controles (heden) en bepaal het percentage
blootgestelden (verleden).
- Historisch cohort: bepaal blootstelling (verleden) -> identificeer cohort (meet ziekte
incidentie en blootstellingscohorten) (heden).
- Prospectief cohort: kies cohort, meet blootstelling (heden) -> meet ziekte-incidentie
in blootstellingscohorten (toekomst).
- Experiment: kies onderzoeksgroep -> deel ze random in naar blootstelling (heden) ->
meet ziekte-incidentie in blootstellingscohorten (toekomst).
Frequentiematen
- Prevalentie: aantal nieuwe mensen met een bepaalde
ziekte op een bepaald moment.
- Incidentie: het aantal nieuwe gevallen van een
bepaalde ziekte op een bepaald moment.
Associatiematen
- Relatief risico (RR): risicoverhouding; lans op ziekte met risicofactor t.o.v. kans op
ziekte zonder risicofactor.
o RR = R1 / R0
- Odds Ratio (OR): verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis wel of
niet zal voorvallen.
o OR = Px(1-Q) / Qx(1-P)
- Vooraf kans: kans dat een patiënt een bepaalde ziekte heeft.
- Likelihood ratio: waarschijnlijkheid dat een test een positief of negatief resultaat
heeft. (Lage vooraf kans => via likelihood ratio => lage achterafkans)
Besliskundig denken
- Sensitiviteit = terecht positief onder zieken.
o SNOUT: Sensitieve test met negatief resultaat sluit ziekte uit.
- Specificiteit = terecht negatief onder niet-zieken.
o SPIN: Specifieke test met positief resultaat sluit ziekte in.
- Positief voorspellende waarde: kans op ziekte bij mensen met een positief resultaat.
o Terecht positief / terecht positief + fout positief
- Negatief voorspellende waarde: kans op gezond bij mensen met negatief resultaat.
o Terecht negatief / terecht negatief + fout positief
WEL ZIEK NIET ZIEK
POSITIEF Terecht positief (a) Fout negatief (b) Sens. = a / a+ c
NEGATIEF Fout positief (c) Terecht negatief (d) Spec. = d / d+b
,Ademhaling
Anatomie
Leerdoelen
- Oriëntatiepunten thoraxwervels, ribben en
sternum op normale X-thorax.
- Anatomie trachea, bronchiaal boom en longen,
inclusief vascularisatie.
- Anatomie en oppervlakteprojectie van pariëtale
en viscerale pleura en de kwabben en fissuren
van de longen.
- Ligging en inhoud van de cavitas pleuralis en de
verschillende delen van het mediastinum.
- Functionele anatomie van de ventilatie;
bewegingen bij de gewrichten tussen de ribben en de
wervelkolom en het sternum + ademhalingsbewegingen in
het craniale en caudale deel van de thorax + bewegingen van
het diafragma, motorische innervatie en de pleurale
bekleding
Aanvullende informatie;
- Hoesten: deeltje -> impuls via afferente zenuw naar medulla
-> inademen + epiglottis dicht -> buikspieren +
expiratiespieren spannen aan -> hoge druk -> epiglottis en
vocal cords open
- Samenstelling luchtwegen;
o Trachea – kraakbeen + glad spierweefsel
o Bronchi – kraakbeen + glad spierweefsel
o Bronchiolen – glad spierweefsel
o Respiratoire bronchiole – epitheel + glad
spierweefsel + fibreus weefsel
- Autonome zenuw-innervatie
o Sympatische bronchodilatatorvezels uit
T1-T4 + Norepinefrine en Epinefrine
§ Relaxatie glad spierweefsel +
vasoconstrictie + remmen
bronchiale alveolaire klieren
o Parasympatische
bronchocontrictorvezels uit n. X +
Acetycholine
§ Contractie glad spierweefsel +
vasodilatatie + initiatie secretie
door alveolaire klieren
- Lymfatische drainage: naar pulmonaire en
bronchopulmonaire (hilar) knopen -> naar
tracheobronchiale knopen -> naar rechter en
linker paratracheale knopen
5
,6
,Fysiologie
Ventilatie en Arbeid
Ademhaling
- Ventilatie = beweging van de lucht in en uit de longen
- Gasuitwisseling = diffusie tussen alveoli en bloed
- Ventilatie/perfusie ratio = ventilatie en longperfusie afstemmen
- Gastransport = transport gassen in het bloed
- Gasdiffusie/uitwisseling = uitwisseling van gassen tussen bloed en cellen
- Cellulaire respiratie = gebruik van O2 en productie van CO2 in cellen
Ventilatie
- Inademen
o Door middel van de inspiratiespieren
§ Diafragma: contraheert -> thorax vergroot -> intrapleurale druk wordt
negatiever -> longen rekken op -> druk in de longen neemt af -> lucht
stroomt van hoge naar lage druk => lucht de longen in
§ Externe intercostale spieren: contraheren -> ribben omhoog
o Oprekken van de longen is afhankelijk van de compliantie van de longen;
stroming van de lucht is afhankelijk van de weerstand.
- Uitademen
o Door elastische recoil van de longen
o Actief door middel van de expiratiespieren
§ Abdominale spieren
§ Interne intercostale spieren
- Krachten overwinnen tijdens de ventilatie
o Elastische krachten (statisch)
§ Retractiekrachten longen (willen verkleinen)
§ Retractiekrachten thoraxwand (wil vergroten)
o Weerstandskrachten (dynamisch)
§ Luchtwegweerstand
• 80-90% van de te overwinnen weerstand (R); veroorzaakt door
frictie van de gassen in de luchtwegen
• Tijdens laminaire flow, wordt dit bepaald door deze twee
wetten samen:
o R = deltaP/V (wet van Ohm)
§ Hoe meer lucht dat stroomt, hoe kleiner de R
o V = [(p x r4) / (8 x h x l)] x deltaP (Hägen-poseuille’s wet)
§ Afname in radius -> verhoogt weerstand
è R = (8 x h x l) / (p x r )
4
§ Weefselweerstand
7
, Statische volume-druk relatie
Figuur 4: Statische volume-druk relatie
FRC: begin inspiratie: 3L zit in de longen; pleurale druk
is negatief (evenwicht: longen trekken net zo hard naar
binnen als de thorax naar buiten)
Compliantie: steilheid van de curve
(hoe steiler, hoe complianter)
Hoe hoger de druk, des te meer lucht zit er in de longen
Compliantie = volumeverandering dat plaatsvindt met een bepaalde drukverandering => V/P
- Factoren die de longcompliantie bepalen:
o Elastine en collageenvezels
§ Veroudering: verlies elastine-vezels -> stijvere longen
o Oppervlaktespanning in de alveoli
§ Type 2 pneumocyten produceren surfactant -> zorgt ervoor dat de
alveoli samen willen trekken (sterke retractiekracht)
• Evenveel pneumocyten in kleine als in grote alveoli; relatief
meer surfactant in kleine alveoli -> geen overloop.
§ Wet van LaPlace: P = 2T/r
(Druk waarmee longen willen inkrimpen = 2 x oppervlaktespanning / radius)
1. Pneumothorax: thorax uitgerekt en long ingeklapt
2. FRC: evenwicht tussen longkracht en thoraxkracht;
thorax trekt naar buiten, longen trekken naar binnen
(krachten zijn hier even groot)
3. Beetje inspiratie: inspiratiespieren zorgen voor
verruiming van de thorax
4. Inspiratie op 60% van de vitale capaciteit: thorax is op
favoriete positie; tot hier kun je makkelijk inademen; bij
uitademen relaxeren de spieren, waardoor de longen
vanzelf terugtrekken tot het evenwicht
5. Maximale inspiratie: meer spieren zijn nodig om de
favoriete positie van de thorax te kunnen overwinnen; we
moeten werken tegen de longkracht en de thoraxkracht
6. Maximale expiratie: abdominale spieren + interne
intercostale spieren samentrekken: meer lucht uitblazen ->
spieren relaxeren -> longen rekken weer op naar FRC
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lannema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.78. You're not tied to anything after your purchase.