Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Inleiding in de psychologie aan de OU (deeltentamen 2, hoofdstuk 9 - 16). Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en deze aangevuld met theorie uit het boek. In principe staat in deze samenvatting alle stof uitgewerkt en kun ...
TEST BANK -- SUMMARY INTRODUCTION TO PSYCHOLOGY, 8TH EDITION BY PETER O. GRAY (AUTHOR), DAVID BJORKLUND (AUTHOR)PART 1 (PB0014) -- SAMENVATTING INLEIDING TOT DE PSYCHOLOGIE, 8E EDITIE DOOR PETER O. GR...
Introduction to Psychology (Ch.1-16)
Samenvatting Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
All for this textbook (37)
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Inleiding In De Psychologie, Deel 2 (PB0014)
All documents for this subject (10)
6
reviews
By: marjoleinduim • 9 months ago
By: linnschermer • 1 year ago
By: savanzijlstra • 1 year ago
Translated by Google
Hi Linn,

I see you gave one star for my summary. Is there anything you missed? 

Greetings,
Savan
By: isabelle43 • 1 year ago
By: taramelenhorst • 1 year ago
By: mariehoogendam • 1 year ago
By: atasserdar • 2 year ago
Seller
Follow
savanzijlstra
Reviews received
Content preview
1
,Inleiding in de psychologie (2021 – 2022)
Samenvatting hoofdstuk 9 t/m 16
Door Savan Zijlstra
Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Inleiding in de psychologie
aan de OU (deeltentamen 2, hoofdstuk 9 - 16). Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en
deze aangevuld met theorie uit het boek. In principe staat in deze samenvatting alle stof uitgewerkt
en kun je hiermee je tentamen gemakkelijk halen. Succes!
2
,Inhoudsopgave
9 Memory, attention, and consciousness ...................................................................................... 4
Opdracht 9.1 Geheugen en aandacht ................................................................................................. 4
Opdracht 9.2 Informatieverwerkingsmodel ..................................................................................... 12
Opdracht 9.4 Beter onthouden......................................................................................................... 14
10 Solving Problems - Reasoning and Intelligence ....................................................................... 17
Opdracht 10.1 Inductie ..................................................................................................................... 17
Opdracht 10.2 Deductie .................................................................................................................... 19
Opdracht 10.3 Algemene kennis over intelligentie .......................................................................... 21
11 The development of body, thought, and language .................................................................. 24
Opdracht 11.1 Fysieke ontwikkeling ................................................................................................. 24
Opdracht 11.2 Leervermogen ........................................................................................................... 26
Opdracht 11.3 Piaget en Vygotsky .................................................................................................... 30
12 Social development ............................................................................................................... 33
Opdracht 12.1 Hechting en opvoeding ............................................................................................. 33
Opdracht 12.2 Empathie ................................................................................................................... 35
Opdracht 12.3 Adolescentie ............................................................................................................. 37
Opdracht 12.4 Volwassenheid .......................................................................................................... 40
13 Social psychology .................................................................................................................. 42
Opdracht 13.1 Attributie en zelfwaardering..................................................................................... 42
Opdracht 13.2 Attitude ..................................................................................................................... 47
Opdracht 13.3 Zelfcontrole ............................................................................................................... 49
Opdracht 13.4 Sociale dilemma's en groepsgedrag ......................................................................... 50
14 Personality ............................................................................................................................ 53
Opdracht 14.1 Hoe en waarom......................................................................................................... 53
Opdracht 14.3 Psychodynamica ....................................................................................................... 56
Opdracht 14.4 Problematische persoonlijkheid ............................................................................... 64
15 Psychological disorders ......................................................................................................... 66
Opdracht 15.1 Classificatiesysteem .................................................................................................. 66
Opdracht 15.3 Gebruik DSM-5 .......................................................................................................... 75
16 Treatment of psychological disorders..................................................................................... 78
Opdracht 16.1 Biologische behandeling ........................................................................................... 79
Opdracht 16.2 Therapeutische benaderingen .................................................................................. 82
3
,9 Memory, attention, and consciousness
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze studietaak hebt u meer inzicht in
• het informatieverwerkingsmodel van onze cognitie.
• de manier waarop in dat model zintuiglijk geheugen, kortetermijngeheugen en
langetermijngeheugen zich tot elkaar verhouden.
• de rol van aandacht en diverse executieve functies bij de werking van dat geheugen.
• het werkgeheugen en dan met name de manier waarop dit als fonologische lus kan worden
opgevat.
• verschillende soorten geheugen, zoals impliciet en expliciet geheugen, semantisch,
episodisch en procedureel geheugen.
• factoren die van invloed zijn op de geheugenopslag en consolidatie.
• factoren die van invloed zijn op het terughalen van informatie uit het geheugen.
Opdracht 9.1 Geheugen en aandacht
De cognitieve functies 'geheugen' en 'aandacht' staan aan de basis van ons begrip van de wereld.
Zonder aandacht zouden we niet weten wat we wel en niet moeten opslaan in ons geheugen. En
zonder geheugen zouden we waarschijnlijk niet in staat zijn onze aandacht überhaupt ergens op te
richten. In deze opdracht behandelen we een aantal basisprincipes van geheugen en aandacht om te
laten zien hoe deze twee cognitieve functies samenhangen met elkaar.
Informatieverwerkingsmodel
Kernaannamen van benaderingen van informatieverwerking
1. Een persoon heeft beperkte mentale middelen bij het verwerken van informatie: mentale
energie, opslagruimte of tijd om te besteden aan het verwerken van informatie.
2. Informatie gaat door een systeem van opslag. Informatie wordt via de sensorische systemen
in de geest gebracht en kan daarna op verschillende manieren worden gemanipuleerd, in een
langdurige opslag worden bewaard en worden opgehaald wanneer nodig.
In het informatieverwerkingsmodel worden drie componenten onderscheiden: het zintuiglijk
geheugen, het kortetemijn- of werkgeheugen, en het langetermijngeheugen.
1. Zintuiglijk geheugen
• Het zintuiglijk geheugen wordt gevoed door de zintuiglijke input, en houdt voor een zeer
korte periode alles vast dat onze zintuigen beïndrukt. De functie van de opslag is
vermoedelijk het vasthouden van zintuiglijke informatie, in zijn oorspronkelijke zintuiglijke
vorm, lang genoeg om te worden geanalyseerd door onbewuste mentale processen en om
een beslissing te nemen over het al dan niet brengen van die informatie in het
kortetermijngeheugen. De meeste informatie in onze sensorische opslag komt ons
bewustzijn niet binnen. We worden ons alleen bewust van die items die door het selectieve
aandachtsproces worden omgezet in werkgeheugen.
• Aandacht: hierbij speelt aandacht geen rol. Pas bij de overgang van het zintuiglijk geheugen
naar het kortetermijn- of werkgeheugen speelt aandacht een rol. Alle prikkels in het
zintuiglijk geheugen waar wij onze aandacht op richten, worden doorgegeven aan het
kortetermijn- of werkgeheugen.
2. Kortetermijngeheugen
• Eenmaal aangekomen in het kortetermijn- of werkgeheugen wordt informatie bewerkt,
maar niet opgeslagen. Het kortetermijngeheugen is onder andere de plek van bewust
4
, denken: de plaats waar al het bewuste waarnemen, voelen, vergelijken, rekenen en
redeneren plaatsvindt. Informatie kan de kortetermijnopslag binnenkomen vanuit zowel de
sensorische geheugenopslag (de huidige omgeving) als de langetermijngeheugenopslag
(kennis uit eerdere ervaringen).
• Aandacht: hier is aandacht van belang. Informatie moet namelijk voortdurend herhaald
worden om behouden te blijven en vastgelegd te worden in het langetermijngeheugen.
3. Langetermijngeheugen
1. Informatie wordt uiteindelijk vastgelegd in het langetermijngeheugen.
Langetermijngeheugen komt het meest overeen met de dagelijkse notie van geheugen van
de meeste mensen. Het is de opgeslagen weergave van alles wat een persoon weet.
2. Aandacht: hierbij speelt aandacht geen rol meer. De informatie is buiten ons bewustzijn in
het langetermijngeheugen aanwezig en verschijnt pas weer in ons bewustzijn als deze
teruggehaald naar het kortetermijn- of werkgeheugen voor actieve verwerking.
Besturingsprocessen
Verplaatsing van informatie van de ene geheugenopslag naar de andere wordt geregeld door de
besturingsprocessen van aandacht, codering en opvraging.
3. Aandacht is in dit verband het proces dat de informatiestroom van de sensorische opslag
naar de kortetermijnopslag regelt. Omdat de capaciteit van het sensorische geheugen groot
is en die van de kortetermijnopslag klein, moet aandacht de informatiestroom van de eerste
naar de tweede beperken.
4. Codering is het proces dat beweging van de kortetermijnopslag naar de langetermijnopslag
bestuurt. Opzettelijk (een gedicht leren) en niet opzettelijk (incidenteel, als een bijwerking
van de speciale interesse die u aan bepaalde gegevens besteedt).
5. Ophalen is het proces dat de informatiestroom van de langetermijnopslag naar de
kortetermijnopslag regelt. Ophalen is wat we gewoonlijk herinneren noemen. Net als
aandacht en codering kan ophalen zowel opzettelijk als automatisch zijn.
5
,Dubbele verwerkingstheorieën van cognitie (dual-processing theories)
Het kortetermijngeheugen heeft maar beperkte capaciteit om dingen te coderen, op te halen of
aandacht aan te geven. Elk van deze processen heeft een bepaalde proportie van deze capaciteit
nodig om uitgevoerd te worden.
• Aan de ene kant heb je inspannende processen, die veel mentale capaciteit nodig hebben
om succesvol te zijn. Deze processen vinden meer bewust plaats.
• Aan de andere kant heb je automatische processen, die slechts weinig capaciteit vergen van
het kortetermijngeheugen. Deze vinden meer onbewust plaats.
Inspannende processen hebben de volgende kenmerken:
1. Zijn beschikbaar voor het bewustzijn
2. Onderbreken de uitvoering van andere inspannende processen
3. Verbeteren door oefening
4. Kunnen beïnvloed worden door individuele verschillen in intelligentie, motivatie en educatie.
Automatische processen hebben een aantal kenmerken:
1. Vinden plaats zonder intentie en zonder bewuste aandacht
2. Onderbreken niet de uitvoering van andere processen
3. Verbeteren niet door oefening
4. Worden niet beïnvloed door individuele verschillen in intelligentie, motivatie en educatie.
Aandacht
Aandacht is een product van natuurlijke selectie die twee doelen kan dienen:
1. Het concentreren op een taak en terwijl je dit doet, niet afgeleid raken door stimuli in de
omgeving.
2. Het monitoren van stimuli in de omgeving die op dat moment niet belangrijk zijn, maar op
het moment dat er iets is dat gevaar of voordeel aangeeft, kan direct de aandacht daarop
gericht worden. Deze onbewuste analyse van de relevantie van de zintuiglijke informatie
wordt preattentieve verwerking genoemd.
Deze doelen zijn dus eigenlijk tegenstrijdig. In een gegeneraliseerd model van aandacht fungeert
aandacht als een soort poort tussen het zintuiglijke geheugen en het kortetermijngeheugen.
Preattentieve verwerking
Bepaalt de relevantie van stimuli voor het
individu. Dit gebeurt dus onbewust. Tijdens
preattentieve verwerking wordt de
sensorische input vergeleken met informatie
die al in het werkgeheugen of in het lange
termijngeheugen ligt opgeslagen, anders kan
immers de relevantie van de informatie niet
bepaald worden. Er is sprake van topdown-controle op de aandachtspoort, maar het is (nog) niet
bekend hoe dit precies zit.
Cocktailfenomeen/selectief luisteren
• Ons vermogen om belangrijke informatie (zoals iemand je naam horen zeggen) op te vangen
terwijl we ons concentreren op andere informatie (bijvoorbeeld een gesprek op een
rumoerig cocktailfeest). Dat mensen dit vermogen hebben impliceert dat informatie
onbewust en via een route buiten onze aandacht verwerkt wordt, terwijl we bewust andere
informatie verwerken.
6
, • Je hebt ook selectief kijken. Heb je ooit het filmpje gezien waarin je moet tellen hoe vaak een
groepje jongeren een basketbal overgooit? Heb jij wel die gorilla gezien die dwars door het
beeld liep? Heel veel mensen missen de gorilla. Dat komt omdat je zo geconcentreerd bent
op het tellen dat je alle niet-relevante stimuli mist.
• In een laboratoriumsetting wordt het cocktailfenomeen bestudeerd door het simultaan
afspelen van twee gesproken berichten, waarvan de participant één van beide berichten
schaduwt (d.w.z. elk woord herhalen nèt nadat het afgespeeld is) en het andere bericht
negeert. Uit onderzoek blijkt dat dit goed lukt als er enig fysiek verschil is tussen de twee
stemmen, zoals bijvoorbeeld de hoogte van de stem, of waar de stem in de fysieke ruimte
vandaan komt (Haykin & Chen, 2005). Als er direct na deze taak gevraagd wordt naar het
tweede bericht, ofwel de stem die genegeerd werd, kunnen mensen zich over het algemeen
wel herinneren of het door een mannenstem of vrouwenstem gesproken werd, maar niet
waar het bericht over ging en merkt men het zelfs niet op als er halverwege het bericht een
andere taal werd gesproken. Belangrijke informatie (zoals bijvoorbeeld de eigen naam)
afkomstig van het tweede bericht wordt echter wél opgeslagen. Dit wijst uit dat ook de
informatie die bewust genegeerd wordt, toch op een bepaald niveau verwerkt wordt.
• Overigens bestaat er wat discussie in de literatuur over de precieze definitie van het
cocktailpartyfenomeen. Het wordt soms ook uitgelegd als ons vermogen om in een drukke
ruimte geconcentreerd te blijven luisteren naar de stem van één persoon, ook al wordt die
in volume overstemd door allerlei andere stemmen. We zijn hiertoe in staat zolang de
verschillende stemmen onderling ook duidelijk verschillen qua stemgeluid, of locatie in de
ruimte.
Soorten zintuiglijk/sensorisch geheugen:
• Iconisch geheugen: het visuele sensorische geheugen. Het iconisch geheugen houdt visuele
informatie nog ongeveer een derde van een seconde vast nadat de visuele stimulus
verdwenen is. Ook bij het lezen van woorden zijn er aanwijzingen voor het preattentief
verwerken op betekenis.
• Echoïsch geheugen: het auditieve sensorische geheugen. We zijn in staat om ons de laatste
paar woorden van een zin of van een woordenlijst te herinneren als dit nodig is. Bijv. iemand
is druk tegen je aan het praten, maar je let niet helemaal op. Als die persoon dan zegt dat je
helemaal niet luistert, kun je toch zeggen waar hij of zij het even geleden over gehad heeft.
Ook hoor je het als iemand waar je eigenlijk niet naar aan het luisteren was jouw naam
noemt. Dit duidt erop dat ook stimuli waar je niet je aandacht op gericht hebt preattentief
worden verwerkt op betekenis. Op deze manier kun je snel reageren op betekenisvolle
woorden en geluiden.
De poort tussen het sensorische geheugen en het werkgeheugen is smal, er kunnen slechts enkele
stimuli doorheen. Oefening (bijv. het spelen van videogames) zou deze capaciteit kunnen vergroten.
Hoe staat dit in verband met het informatieverwerkingsmodel?
In termen van het informatieverwerkingsmodel heeft dit fenomeen hoofdzakelijk te maken met het
zintuiglijk geheugen, en de manier waarop informatie van daaruit naar het kortetermijn- of
werkgeheugen wordt verstuurd. Alle stemmen in de ruimte bereiken ons zintuiglijk geheugen, maar
kennelijk zijn wij in staat om onze aandacht dusdanig te richten dat we alleen die ene geluidsbron
eruit weten te pikken om deze naar ons kortetermijn- of werkgeheugen te sturen en in ons
bewustzijn te brengen, ondanks dat sommige bronnen misschien wel om veel meer aandacht
vragen, bijvoorbeeld doordat zij sterker zijn in volume. Aandacht speelt hier dus een zeer belangrijke
rol als poortwachter van ons bewustzijn.
7
,Onbewuste effecten
Het informatieverwerkingsmodel is in veel dingen een handig handvat, maar het kan niet verklaren
waarom sensorische input ook onbewuste effecten heeft. Een voorbeeld van zo’n onbewust effect is
priming.
• Priming: de activatie van eerder in het lange termijngeheugen opgeslagen informatie door
sensorische input. Deze geactiveerde informatie wordt hierdoor toegankelijker en verandert
de gedachtegang van de persoon. Voor priming hoeft het individu zich niet bewust te zijn
van de primingstimulus.
• In het dagelijks leven vormt priming een belangrijke bron van informatie om wijs te worden
van de contextuele informatie waar we niet op letten. De hersenen kunnen bepaalde taken
automatisch uitvoeren, dit scheelt natuurlijk een hoop tijd en energie. Veel taken die heel
veel geoefend worden, worden later automatisch. Bijv. lezen en autorijden.
• Lezen werkt niet alleen automatisch, maar ook verplichtend. Dit blijkt uit de Stroop taak. Bij
een Stroop taak krijg je een lijst woorden te zien die in verschillende kleuren zijn geprint. De
opdracht is dan dat je de kleur van het woord moet
benoemen. Het Stroop interferentie effect geeft aan
dat het je langer kost om de kleur te benoemen dan
om het woord te lezen. Dit komt doordat mensen niet
in staat zijn om het lezen van het woord te
onderdrukken.
Het kortetermijn-/werkgeheugen
Het werkgeheugen is de plaats van bewuste gedachtegang en perceptie. Bijv. om beslissingen te
nemen of aandacht te sturen. Het meest invloedrijke psychologische model van werkgeheugen tot
nu toe is dat ontwikkeld door Alan Baddeley (1986, 2006), dat werkgeheugen verdeelt in een aantal
afzonderlijke, maar op elkaar inwerkende componenten. De componenten in het model van
Baddeley omvatten:
• Fonologische loop (voor verbale informatie)
• Het visuospatiële schetsblok (voor visuele en ruimtelijke informatie)
• Het centrale executieve systeem (voor het coördineren van mentale activiteiten en voor
opslaan en terughalen).
Fonologische loop
De korte termijngeheugen-span is het aantal uitspreekbare items dat iemand na korte tijd nog terug
kan rapporteren. Dit zijn ongeveer evenveel woorden als die je in twee seconden hardop kunt
zeggen. Door het subvocaal (= innerlijk) herhalen is de fonologische loop in staat om verbale
informatie in het werkgeheugen te houden. Als de informatie niet herhaald wordt zal deze spoedig
verdwijnen. Elke interventie die ervoor zorgt dat het individu de te onthouden woorden niet meer
kan onthouden interfereert met het verbale korte termijn geheugen. We gebruiken de fonologische
loop voor onze verbale gedachtegang.
Hoeveel informatie kan er in ons bewustzijn aanwezig zijn?
• Ons kortetermijn- of werkgeheugen, waar de informatie zich bevindt waarvan wij ons
bewust zijn, kan ongeveer zeven +/- twee (dat wil zeggen: vijf tot negen) brokjes informatie
vasthouden op enig moment.
• Die brokjes informatie kunnen afkomstig zijn uit het zintuiglijk geheugen, of uit het
langetermijngeheugen.
• Ook hier speelt aandacht een grote rol, omdat deze brokjes informatie alleen maar in ons
bewustzijn actief kunnen blijven, zolang zij in het kortetermijn- of werkgeheugen herhaald
en bewerkt worden. Zodra zij verdrongen worden door andere informatie verdwijnen zij uit
ons bewustzijn en worden eventueel vastgelegd in het langetermijngeheugen.
8
,Executieve functies
Tegenwoordig zien cognitieve psychologen het werkgeheugen niet als een geïsoleerd proces, maar
als een deel van de zogenoemde executieve/uitvoerende functies: relatief basale en algemeen
doelgerichte informatieverwerkingsmechanismen die samen zeer belangrijk zijn voor de planning,
gereguleerd gedrag en de uitvoering van complexe cognitieve taken.
Executieve functies bestaan uit drie gerelateerde componenten:
• Werkgeheugen: het updaten, monitoren en in een snel tempo toevoegen of verwijderen van
de inhoud van het werkgeheugen.
• Switching: het flexibel wisselen tussen verschillende taken of denkrichtingen. Bijv. de
Wisconsin Card Sorting Test (WCST). Hierbij moeten proefpersonen kaarten onder
verschillende categorieën brengen. De regels voor dit categoriseren wisselen steeds
waardoor proefpersonen een beroep moeten doen op hun mentale flexibiliteit.
• Inhibitie/remming: het voorkomen van een cognitieve of gedragsmatige respons of het
houden van ongewilde informatie uit het brein. Bijv. de Stroop taak.
Individuele verschillen in executieve functies zijn gerelateerd aan prestaties op andere cognitieve
taken, zoals IQ, redeneren, schoolcijfers, huwelijkse trouw of je aan een dieet houden.
Algemene conclusies over executieve functies:
1. Uitvoerende functies tonen zowel eenheid als diversiteit. Dit betekent dat de prestaties op
de verschillende typen uitvoerende functies (bijwerken, schakelen en remmen) allemaal met
elkaar correleren.
2. Er is een substantiële genetische component in uitvoerende functies. Dit betekent echter
niet dat uitvoerende functies door ervaring niet kunnen worden gewijzigd.
3. Uitvoerende functies zijn gerelateerd aan en voorspellend voor belangrijke klinische en
maatschappelijke resultaten. Zo zijn executieve functies gerelateerd aan de mogelijkheid om
het eigen gedrag en de eigen emoties te reguleren.
4. Uitvoerende functies zijn stabiel gedurende de gehele ontwikkeling. Hoewel alle aspecten
van uitvoerende functies in de loop van de kindertijd verbeteren, ontwikkelen kinderen (en
zelfs baby's) die goed presteren op uitvoerende functies zich vaak tot volwassenen met hoge
uitvoerende functies.
Verschillende vormen van geheugen
Expliciet geheugen
• Het soort geheugen dat in het bewustzijn van een persoon kan worden gebracht. Het biedt
de inhoud van bewust denken, en het is zeer flexibel.
• Expliciete herinneringen kunnen vrijwillig worden opgeroepen, zelfs in omgevingen die heel
anders zijn dan die waarin ze zijn verkregen, en ze kunnen worden gecombineerd met
andere expliciete herinneringen voor reflectie, probleemoplossing en planning.
• Een andere benaming is het declaratief geheugen, omdat de onthouden informatie onder
woorden gebracht kan worden. Het kan expliciet worden gemeten door een persoon te
vragen om iets te rapporteren.
• Hierbij speelt aandacht duidelijk een rol, in die zin dat de inhoud van het expliciet geheugen
naar het kortetermijn- of werkgeheugen gebracht kan worden en vervolgens door middel
van aandacht kan worden uitgelegd.
9
, Impliciet geheugen
• Bevat onbewuste, door ervaring gevormde routines waarmee ons gedrag vorm krijgt, onze
vaardigheden.
• Is sterk gebonden aan de context waarin het geleerd is en gaat automatisch.
• Wordt ook wel non-declaratief geheugen genoemd, omdat het zich moeilijk onder woorden
laat brengen. Het moet impliciet worden afgeleid uit gedragsreacties.
• Hierbij speelt aandacht juist geen rol. Sterker nog, deze routines spelen zich af buiten ons
bewustzijn, en als we onze aandacht erop richten, gaat de uitvoering daarvan vaak juist fout.
Bijv. traplopen.
Soorten geheugen die onder expliciete geheugen vallen:
• Het episodisch geheugen is een vorm van expliciet geheugen dat onze
ervaringen/herinneringen uit het verleden omvat. Hierbij gaat het dan vooral om onze
herinnering aan autobiografische gebeurtenissen die we in ons bewustzijn kunnen
terugroepen en bewust kunnen omschrijven. Hierbij speelt de aandacht dus weer een
belangrijke rol. Bijv. herinneringen aan hoe je je voelde op je 16e verjaardag of wat je
gisteravond at voor het avondeten.
• Het semantisch geheugen is een vorm van expliciet geheugen dat niet gebonden is aan
specifieke gebeurtenissen, maar wel door ervaring is verworven. Het vormt ons begrip van
de wereld. Ook deze geheugeninhoud kunnen we met behulp van onze aandacht onder
woorden brengen. Bijv. woordbetekenissen, algemene kennis, het feit dat appels rood zijn of
dat je op een bepaalde datum bent geboren.
Soorten effecten/geheugen die onder impliciet geheugen vallen:
• Het procedureel geheugen is een vorm van impliciet geheugen dat alle motorische
vaardigheden, gewoonten en routines omvat die we onbewust uitvoeren. Hierbij speelt de
aandacht dus geen grote rol. In beginsel wel, als we de vaardigheden nog onder de knie
moeten krijgen, maar naarmate we ze beter beheersen, verdwijnen ze steeds verder uit ons
bewustzijn. Bijv. door oefenen verbeter je een vaardigheid zoals fietsen.
• Herinneringen die voortkomen uit klassieke conditionering: de interne veranderingen die
ertoe leiden dat een persoon of dier reageert op geconditioneerde stimuli.
• Priming: de activering, door sensorische invoer, van informatie die al in het
langetermijngeheugen is opgeslagen. Deze activering wordt niet bewust ervaren, maar
beïnvloedt de daaropvolgende bewuste waarneming en gedachte en biedt dus een verband
tussen impliciet en expliciet geheugen.
Hieraan gerelateerd is ook het model van spreading-
activation: het suggereert dat de activering van een
willekeurig concept een verspreiding van activiteiten naar
nabijgelegen concepten in het netwerk initieert, waardoor die
concepten worden geprimed zodat ze tijdelijk beter vindbaar
zijn dan voorheen. Hoe korter het pad, hoe sterker de
associatie. De verspreidingsactiviteit neemt af met de afstand,
dus concepten die nauw verbonden zijn met het actieve
concept ontvangen meer priming dan die die meer op afstand
zijn verbonden. Zulke modellen zijn handige manieren om de
resultaten van vele geheugenexperimenten weer te geven en
ze helpen ons de patronen van associaties waaruit de geest
bestaat te visualiseren.
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller savanzijlstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.