Moedertaal: taal die je van de ouders hebt geleerd. Je doet er niet bewust je best voor om
deze taal te leren -> Taalverwerving.
Imiteren (behaviorisme): vorm van taalgedrag die wordt voorgedaan overnemen.
Aangeboren taalvermogen (generatieve taalkunde): kinderen die uit algemene principes
steeds die regels te selecteren die voor moedertaal van toepassing zijn.
Taalomgeving: taalaanbod dat tot kind wordt gericht en interactie tussen kind en omgeving.
Cognitieve taalkunde: taalaanbod, interactie tussen sprekers en algemene cognitieve
vermogens van mensen.
Stelling poverty of the stimulus: essentie van taal is grammatica -> op basis van
gesprekken die kinderen horen zouden zij nooit de abstracte grammatica kunnen begrijpen.
Cognitief vermogen -> patroonherkenning: onderscheid maken tussen gelijk en hetzelfde.
Overgeneralisaties: drogreden waarbij standpunt wordt beargumenteerd op basis van te
weinig en niet-representatieve gegevens.
Kritische periode: een tijd waarbinnen een taal geleerd moet worden -> in deze tijd 2 talen
aangeboden -> tweetalig.
Passief: begrijpen, actief: taalregels kunnen gebruiken.
Taalverwervingsperiode: geboorte tot 9e jaar. Verloopt in hele wereld in dezelfde volgorde.
Heeft 4 fases:
1. voortalige periode: van geboorte tot 1e jaar. Verwerven van fonologische
vaardigheden (klanken uitspreken en verstaan, klankstructuur van moedertaal
herkennen). Ook leren ze klankonderscheidingen, klankcombinaties. Einde van deze
fase -> brabbelfase (klanken combineren, het lijkt alsof de baby echt praat).
2. vroegtalige periode: van 1e jaar tot 2 jaar en 6 maanden. Verwerven van
semantische (betekenis toekennen aan klankreeksen -> eenwoordfase) en
syntactische vaardigheden (woorden combineren -> in twee- en meerwoordfase ->
telegramstijl, woordvolgorde SOV (subject, object, verbum))
3. Differentiatiefase: van 2 jaar en 6 maanden tot 5e jaar. Metalinguïstisch
bewustzijn: nadenken over taal. Morfologische vaardigheden: samenstellingen
maken en werkwoorden vervoegen.
4. Voltooiingsfase: van 5e tot 9e jaar. Eerdere ontwikkelingen voltooien zich.
Pragmatische vaardigheden: succesvol een gesprek voeren (groeit in hele
taalverwervingsperiode door) en rekening houden met sociale situatie (status,
beroep, geslacht, scholing en leeftijd) en context (plaats, tijd, genre, mondeling of
schriftelijk). Pragmatische regels: regels door verschil in context en sociale situatie.
Bij tweetaligheid -> interferentie: niet meer weten welke woorden en zinsconstructies bij
welke taal horen. Verweven tweede taal kan verschillen in tempo door intelligentie,
taalaanleg, persoonlijkheid en leerstijl.
Analytische leerstijl -> later spreken maar wel correcter
Holistische leerstijl -> sneller praten maar meer fouten.
, Taalaanbod en taalomgeving belangrijkste factoren voor taalverwerving.
Codewisseling: overschakeling van ene op de andere taal.
Hulshof H4 taalverandering
Taalverandering: taal die door verandering de huidige vorm heeft aangenomen.
Door manieren waarop gesproken wordt in een land kan de taal veranderen.
Variëteit: geheel van eigen kenmerken die de gemeenschappelijke taal van een land bij
bepaalde groepen sprekers heeft.
oudnederlands (500-1150) - Middelnederlands (1150-1500/1600) - vroegnieuwnederlands
(1600-1700) - nieuwnederlands (1700-)
Talen die uit elkaar ontstaan zijn behoren tot dezelfde taalfamilie.
Nederlands komt voort uit de germaanse taal - west-germaanse taalfamilie.
Taalverwantschap: verband tussen telen uit dezelfde familie.
Proto-taal: reconstrueren van een taal om kenmerken te achterhalen.
Klankverandering veroorzaakt door variatie in taal. In taalgebruik 2 belangrijke principes: 1.
Communicatieve principe (elkaar kunnen verstaan) en 2. Economische principe (het
moet niet moeilijk zijn om een woord uit te spreken).
Dezelfde klanken ondergaan vaak dezelfde veranderingen -> klankwet.
Klank-correspondesties: overeenkomst van klank in de ene taal met andere klank in
andere taal die gevolg in van klankwetten.
Isoglosse: denkbeeldige grens -> aan ene kant huus en aan andere kant huis.
Syntaxis: regels voor zinsopbouw in een taal.
Morfologie: regels voor woordvorming in een taal.
Toevoeging van -te aan zelfstandig naamwoord is improductief, toevoeging van -heid is
productief.
Werkelijke tijd: taalgegevens uit 2 periodes worden met elkaar vergeleken.
Schijnbare tijd: gebaseerd op de aanname dat twintigers taal hebben verworven en geen
belangrijke wijzigingen meer optreden.
Age-grading: leeftijdgebonden manieren van talig reageren.
Lexicon: woordenschat van taal -> verandering die het meest opvalt in taal -> kan op 3
manieren veranderen: 1. Nieuwe woorden 2. Woorden verdwijnen 3. Betekenis woord
veranderd.
Ontlening: lenen van nieuwe woorden van bijvoorbeeld uit het engels.
Betekenisspecialisatie: bijvoorbeeld schurk, schelm, dief wordt gewoon dief.
Betekenisverruiming: woord krijgt nog een betekenis.
Eufemistisch taalgebruik: gebruik van verhullende woorden of uitdrukkingen in plaats van
woorden met een ongunstige gevoelswaarde.
Pragmatische regels: regels over passendheid van taalgebruik in bepaalde situatie of
context.
Taalverloedering: gebruik van engelse woorden in het nederlands, al dan niet ontleend.
Hulshof H5 pragmatiek
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esthervveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.