Les 1: Pro- en eukaryote cellen
Cellen kunnen pro- en eukaryote zijn. Een prokaryote cel is
een cel zonder celkern, het DNA ligt in zo’n cel dus los in de
cel. Het DNA is wel ‘’georganiseerd’’ in de nucleoïde.
Prokaryote cellen zijn meestal haploid, dit betekent dat ze
van een chromosoom maar één exemplaar hebben. Een
prokaryote cel heeft geen organellen en ze zijn vaak een
stuk kleiner dan eukaryote cellen. Een prokaryote cel is
eencellig, het organisme bestaat uit één cel. Een eukaryote
cel heeft wèl een celkern. Ook heeft een eukaryote cel wel
organellen, wat de reden is dat ze een stuk groter zijn dan
prokaryote cellen. Een dierlijke cel is dus een eukaryote cel,
want wij hebben wel een celkern en organellen. Bij een
eukaryote cel ligt het DNA netjes gevouwen in de vorm van
een chromosoom. De eukaryote cellen zijn vaak diploid, wat
betekent dat elk chromosoom twee exemplaren heeft. De meeste eukaryoten zijn meercellig,
het organisme bestaat uit meerdere cellen. Alleen de protisten zijn eencellig. Zowel pro- als
eukaryote cellen hebben ribosomen en zijn dus in staat om eiwitten te maken. Prokaryoten
hebben altijd een celwand, bij eukaryoten verschilt dat per cel. De celwand beschermd de
cellen voor krachten van buitenaf.
De prokaryoten kunnen worden onderverdeeld in domeinen. Ze zijn onderverdeeld in het
domein archaea en het domein bacteriën. Archaea is een apart
domein binnen de levende organismen. Het zijn prokaryoten, maar
ze hebben ook kenmerken van eukaryoten. Sommige archaea
kunnen leven in zeer extreme omstandigheden. Het andere domein
waarin prokaryoten zijn onderverdeeld, zijn bacteriën. De celwand
van bacteriën kan voorkomen in twee verschillende vormen.
Sommige bacteriën hebben één membraan met de celwand aan de
buitenkant (gram-positief). Andere hebben twee membranen met de
celwand ertussen. Peptidoglycaan (een glycoproteïne) is een belangrijk component van de
celwand van bacteriën.
Eukaryote cellen worden onderverdeeld in plantaardige cellen, dierlijke cellen en schimmels.
Plantaardige cellen hebben een celwand en chloroplasten. Ze hebben altijd een primaire
celwand en soms ook een verharde secundaire celwand.
Plantencellen zijn onderling verbonden door plasmodesmata. Het zijn een soort gangen
waardoor kleine moleculen als water, voedingsstoffen, ionen, enz. door vervoerd kunnen
,worden. De cytoplasmas van de twee naast elkaar
gelegen cellen zijn niet gescheiden. Door een
plasmodesmata loopt een uitstulping van het
endoplasmatisch reticulum waardoor het continu is
met het ER van de andere cel. Plantencellen hebben
ook altijd een vacuole, waar dierlijke cellen dat niet
altijd hebben.
Dierlijke cellen hebben geen celwand. Ook dierlijke
cellen hebben verbindingen tussen de cellen die
enigszins lijken op plasmodesmata. De gap junctions
zijn een stuk kleiner dan plasmodesmata, er kunnen
daarom ook alleen laagmoleculaire stoffen doorheen. Er zijn drie typen gap junctions; tight
junction, desmosoom en gap junctions. De tight junctions en desmosoom zijn stevige
verbindingen tussen de cellen. De gap junctions zijn kleine kanaaltjes tussen de cellen.
Naast plantaardige- en dierlijke cellen zijn er ook nog de schimmels. Een schimmel bestaat
uit een bovengronds vruchtlichaam en een ondergronds netwerk van schimmeldraden. Dat
ondergrondse netwerk wordt mycelium genoemd. Het netwerk kan tot ver onder de grond
zitten. het mycelium bestaan uit cellen die soms nog celwanden tussen de cellen hebben en
soms met elkaar gefuseerd zijn, afhankelijk van de soort schimmel. De draden in het
mycelium noemen we hyphae. Chitine zorgt voor structuur en stevigheid in de celwand van
schimmels. Zonder chitine is de celwand zwak en osmotisch instabiel waardoor hij kapot kan
gaan bij veel osmotische druk.
Alle eukaryoten die niet onder de dieren, planten of schimmels vallen, zijn protisten.
Protisten zijn eukaryoten, ze hebben een celkern en organellen, maar zijn net zo klein als
prokaryoten.
Een cel heeft een minimale en maximale grootte. Bij de minimale grootte is de cel precies
groot genoeg voor alle structuren die erin zitten, kleiner kan niet. Bij de maximale grootte
kan de cel niet groter omdat de uitwisseling van stoffen voldoende snel moet blijven gaan.
De diffusiesnelheid van stoffen is de beperkende factor voor de grootte van de cel. De wet
van Fick is wat de celgrootte bepaalt.
Een virus is geen pro- of eukaryoot, het is een ander soort cel en is ook weer in te delen in
groepen. Een virus bestaat uit genetisch materiaal en heeft altijd een eiwitmantel. Het
genetisch materiaal kan DNA of RNA zijn. Sommige virussen kunnen hiernaast ook nog een
eiwit-envelop hebben, deze nemen ze mee van hun gastheer en bevatten dus ook
membraaneiwitten van de gastheercel. Een virus heeft een gastheer nodig om te overleven.
Het virus laat zijn materiaal (DNA, RNA) los in de gastheercel. Een virus wordt als
lichaamsvreemd gezien en wordt dus afgebroken. Wanneer een virus een eiwit-envelop
, heeft, bevat het membraaneiwitten van de gastheercel. Het virus wordt daardoor niet als
lichaamsvreemd gezien en wordt dus niet afgebroken door het lichaam.
Virussen zijn er in veel verschillende vormen en kunnen variëren van grootte. Virussen
kunnen worden ingedeeld in 4 groepen:
- Double-stranded DNA
- Single-stranded DNA
- Double-stranded RNA
- Single-stranded RNA
Virussen zijn geen levende wezens. Ze hebben namelijk geen
ademhaling, stofwisseling of uitscheiding
en ze kunnen zich niet zelfstandig
voortplanten. Om zich te vermeerderen
hebben ze een gastheercel nodig.
Bij DNA-virussen kan viraal DNA gebruikt
worden om mRNA mee te maken, wat
vertaald wordt naar eiwitten. Er worden
daarnaast nieuwe kopieën van het virale
DNA gemaakt. Deze worden samen met
de eiwitten nieuwe viruspartikels die de cel verlaten. Bij een RNA-virus met een eiwit-
envelop gaat de gastheercel het DNA vertalen en maakt ook van RNA mRNA. Alle nieuwe
virusdeeltjes die hierbij worden gemaakt hebben het celmembraan van de gastheercellen en
worden niet als lichaamsvreemd gezien.
Virussen zijn erg specifiek, ze kunnen alleen een specifieke gastheer infecteren. Ze binden
namelijk aan een receptor, wat alleen kan als ze er precies in passen. Zo kan dus niet elk
virus elke cel infecteren.
Les 2: Organellen
De ruimte tussen cellen is de extracellulaire matrix. Een
plasmamembraan is opgebouwd uit een dubbele
fosfolipidenlaag gemengd met eiwitten. Die eiwitten
kunnen integraal of perifeer zijn. Integrale eiwitten gaan
helemaal door het plasmamembraan heen. Perifere
eiwitten zitten alleen aan de binnen- of buitenkant van
het membraan. De eiwitten transporteren polaire stoffen
en stoffen die te groot zijn om het membraan te
passeren. Het plasmamembraan is een selectieve
barrière. Kleine apolaire stoffen kunnen het membraan
passeren, omdat het membraan zelf ook grotendeels
apolair is. Ook kleine polaire stoffen kunnen het
membraan passeren, maar wanneer ze groter zijn kan
dit niet. De wet van Fick geeft aan hoe makkelijk een stof het membraan kan diffunderen. De
dubbele fosfolipidenlaag vorm een sterk, maar tegelijkertijd ook een zwak membraan. De
extracellulaire matrix bestaat uit verschillende moleculen. De functie ervan is zorgen voor
stevigheid in de dierlijke cel (omdat deze geen celwand hebben). Het is een soort netwerk
van eiwitten.
In een dierlijke cel zitten organellen. Een organel is een door interne membranen gebonden
structuur met een gespecialiseerde functie in de cel. De organellen zijn:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bmlhu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.