Summary chapter 6 species and populations - Nectar biology 4 vwo
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Biologie
4
All documents for this subject (5514)
Seller
Follow
merveyalcin
Content preview
7.1
1. Je kent de uitgangspunten van het creationisme.
God heeft alles geschept.
2. Je kan uitleggen wat paleontologen onderzoeken.
Paleontologen onderzoeken fossielen. Fossielen zijn restanten van vroeger
levende organismen.
3. Je kent de catastrofetheorie.
Catastrofetheorie: een grote natuurramp was de oorzaak dat alle levende
organismen in het getroffen gebied stierven. Het is gebaseerd op een
natuurramp zoals de zondvloed, beschreven in de Bijbel. Na elke
natuurramp kwamen er nieuwe soorten en leverde dit weer nieuwe
fossielen op in de afzettingslagen.
4. Je weet wanneer een soort geëvolueerd is.
Wanneer er mutaties zijn plaatsgevonden in het DNA.
5. Je kent de evolutietheorie volgens Lamarck.
De Lamarck constateerde dat fossielen uit verschillende afzettingslagen
overeenkomsten in bouw vertonen. Dat gebruikte hij om een stamboom te
maken vanaf de fossiele soorten naar de levende soorten uit zijn tijd. Hij
ging ervan uit dat een organisme de aanpassingen aan zijn omgeving, die
hij in de tijd van zijn leven ontwikkelde, doorgaf aan zijn nakomelingen.
6. Je kent de evolutietheorie volgens Darwin.
Uitgangspunten voor deze theorie zijn dat in een populatie individuen
verschillen in eigenschappen en de leefomgeving een selectiedruk
uitoefent op hun overlevingskansen. individuen die beter zijn aangepast
aan hun omgeving leven langer en krijgen de meeste nakomelingen.
Darwin spreekt van ‘the survival of the fittest’.
7. Je kent de evolutietheorie volgens het neodarwinisme.
Deze theorie is de evolutietheorie van Darwin, maar dan opgevuld met
ontdekkingen die later plaats zijn gevonden. De erfelijkheidswetten van
Mendel en de ontdekking van DNA en mutaties vullen deze evolutietheorie
aan tot de neodarwinistische theorie.
8. Je weet waar en hoe Homo sapiens hoogstwaarschijnlijk is
ontstaan.
Het riftvallei in Ethiopië ontstond door een scheur in de Afrikaanse
continentale plaat. Aan de oostelijke helft van de vallei ontstond een
savanne terwijl aan de westelijke helft een vochtige omgeving ontstond vol
bomen. Dit gaf een verschillende selectiedruk op organismen in de
oostelijke en westelijke helft. Aan de oostelijke kant waren er soorten die
zich aan hebben gepast aan de savanne. Volgens wetenschappers heeft de
moderne mens zich hier ontwikkeld. Aan de hoektanden is te zien dat het
aaseters waren. Fossiele vondsten tonen het gebruik van gereedschappen.
9. Je kan iets vertellen over de ontwikkeling van Homo sapiens als
soort (200 000 jaar geleden tot nu).
Door de lange benen zou homo naledi een lange afstand loper geweest
zijn. Hierdoor kwamen de handen vrij om mee te jagen met speren. Ook
konden ze voedsel en wapens dragen met hun handen. Ze konden verder
kijken en tijdig vluchten voor roofdieren en het kostte minder energie dan
lopen op vier poten. De opponeerbaarheid van de grote teen verdween. De
hersenen ontwikkelde zich parallel aan de nieuwe mogelijkheden van de
handen. Hierdoor leerden ze hun voedsel te bereiden en vuur te gebruiken.
10. Je kent en snapt de onderbouwing voor de “out of Arica”-
hypothese.
De moderne mens is in Afrika ontstaan. Daarna verlieten ze Afrika. Door
verwantschap in kaart leiden ze de migratiepatronen af waarmee hun
, voorouders de wereld hebben bevolkt. Via het Y-chromosoom leiden ze de
herkomst van de mannelijke voorouder, Y-chromosale Adam. De herkomst
van de gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder mitochondriale Eva
leiden ze af via mtDNA.
11. Je kan verklaren waarom Afrikanen onderling meer genetisch
verschillen van elkaar dan Aziaten of Europeanen.
Omdat de omgeving veel kan verschillen in de Afrikaanse continent.
7.2
12. Je kan uitleggen wat natuurlijke selectie is en je kan de
bijbehorende processen “struggle for life” en
“survivialof the fittest” uitleggen. Je gebruikt in het
beantwoorden van dit leerdoel ook het begrip “selectiedruk”.`
In elke omgeving voeren organismen de strijd om te overleven: the
struggle of life. De omgeving oefent een selectiedruk uit op de
overlevingskansen van individuen. Individuen met eigenschappen die
gunstig zijn bij die selectiedruk hebben betere kansen in de strijd om te
bestaan: the survival of the fittest. The fittest zijn de individuen in een
populatie die het best zijn aangepast aan de selectiedruk, ze krijgen de
meeste nakomelingen.
13. Je kan uitleggen op welke manier mutaties in DNA en
geslachtelijke voortplanting invloed hebben op de variatie tussen
genetische eigenschappen van individuen binnen een bepaalde
soort.
Door mutaties in het DNA ontstaan er nieuwe eigenschappen die gustig
kunnen zijn voor de nakomelingen. Bij geslachtelijke voortplanting worden
deze eigenschappen doorgegeven aan de nakomelingen. Hierdoor ontstaat
er meer variatie binnen een populatie waardoor de kans kleiner wordt dat
een ziekte een hele populatie uit kan roeien.
14. Je kan verklaren hoe natuurlijke selectie bijdraagt aan het
evolueren van soorten. Gebruik in je antwoord “de variatie binnen
de genenpool van een soort” en “de invloed van het milieu”.
De invloed van het milieu op de soorten is dat de soorten zich moeten
aanpassen om zo te kunnen overleven in dat gebied. Bij natuurlijke
selectie overleven de individuen in een populatie met de meest gunstige
eigenschappen ten opzichte van het milieu. De variatie binnen de
genenpool van een soort met de meest gunstige eigenschappen heeft een
grotere kans om te overleven en om meer nakomelingen te krijgen.
15. Je kan uitleggen wat co-evolutie is en een voorbeeld noemen.
Co-evolutie is een lange evolutionaire wapenwedloop tussen twee soorten,
waarbij de populatiesamenstelling van de ene soort wijzigt door een
selectiedruk van de andere, wat vervolgens weer selectiedruk levert voor
de eerste druk.
Voorbeeld: salamanders produceren een zeer giftige stof wat meeste
roofdieren schaadde. mutaties in het DNA in sommige kousenbandslangen
leidden tot resistentie tegen het gif.
16. Je kan uitleggen hoe het proces van allopatrischesoortvorming
werkt. Noem een voorbeeld
Allopatrische soortvorming is de evolutie van soorten door het splitsen van
een populatie door een barrière. Hierdoor wordt de vermenging van erfelijk
materiaal tussen individuen van beide populaties verhindert. Individuen
van beide populaties herkennen elkaar niet meer en kunnen geen
vruchtbare nakomelingen meer krijgen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merveyalcin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.