1
BLOK 3.3 INTERCULTURELE PEDAGOGIEK
Inhoud
Literatuurlijst per probleem blz. 2 t/m 3
Probleem 1: KWEKIE/ EĞITMEK/ TERBIYA/OPVOEDING blz. 4 t/m 33
Probleem 2: feit of fictie? blz. 34 t/m 54
Probleem 3: wie ben ik? Waar sta ik? blz. 55 t/m 75
Probleem 4: one size fits all? blz. 76 t/m 99
2 (open)vragen die ik heb onthouden die op mijn tentamen kwamen blz. 100
, 2
LITERATUUR PER PROBLEEM
Probleem 1
- Bucx & De Roos (2015). Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen. Een terugblik en verkenning.
Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
- Durgel, Fons J. R. van de Vijver, Bilge Yagmurlu. (2012). Self-reported maternal expectations and
child-rearing practices: Disentangling the associations with ethnicity, immigration, and educational
background.
- Emmen, R. A. G., Malda, M., Mesman, J., Van IJzendoorn, M.H., Prevoo, M. J.L., &Yeniad, N. (2013).
Socioeconomic Status and Parenting in Ethnic Minority Families: Testing a Minority Family Stress
Model.
- Mesman, J., Marinus H. van IJzendoorn, and Marian J. Bakermans-Kranenburg. (2011/2012). Unequal
in Opportunity, Equal in Process: Parental Sensitivity Promotes Positive Child Development in Ethnic
Minority Families.
- Pels, Distelbrink, Postma. (2009). Opvoeding in de migratiecontext: Review van onderzoek naar de
opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders.
- Prevoo & Tamis-LeMonda. (2017). Opvoeding en globalisering in westerse landen: verklaringen voor
verschillen in ouder-kindinteracties.
- Super & Harkness (1986). The Developmental Niche: A Conceptualization at the Interface of Child and
Culture. (
- Yaman, Mesman, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Linting. (2010). Parenting in an
Individualistic Culture with a Collectivistic Cultural Background: The Case of Turkish Immigrant Families
with Toddlers in the Netherlands.
Probleem 2
- Bean, Derluyn, Eurelings-Bontekoe, Broekaert, Spinhoven. (2007). Comparing Psychological Distress,
Traumatic Stress Reactions, and Experiences of Unaccompanied Refugee Minors With Experiences of
Adolescents Accompanied by Parents.
- Delforterie, Verweij, Creemers, Van Lier, Pol … (2016). Parental solicitation, parental control, child
disclosure, and substance use: native and immigrant Dutch adolescents.
- Duinhof, Smid, Vollebergh, Stevens. (2020). Immigration background and adolescent mental health
problems: the role of family affluence, adolescent educational level and gender.
- Jansen, Raat, Mackenbach, Jaddoe, Hofman, Van Oort, Verhulst, & Tiemeier. (2010). National Origin
and Behavioural Problems of Toddlers: The Role of Family Risk Factors and Maternal Immigration
Characteristics.
- Stevens (2018). Psychische problematiek bij jeugdigen met een migratieachtergrond in Nederland en
Vlaanderen.
- Stevens & Vollebergh (2008). Mental health in migrant children.
- Van Oort, Joung, Van der Ende, Mackenbach, Verhust & Crijnen. (2006). Internalising and
Externalising Behaviours in Young Adults: Dutch Natives and Turkish Migrants in the Netherlands.
- Yaman, Mesman, Van IJzendoorn & Bakermans-Kranenburg. (2010). Perceived family stress,
parenting efficacy, and child externalizing behaviors in second-generation immigrant mothers.
Leeswijzer probleem 2:
- In probleem 2 staat de review van Stevens (2018) centraal, samen met de Discussie van Stevens &
Vollebergh (2008).
o Stevens (2018) geeft een overzicht van tot 2018 verschenen studies, die de geestelijke
gezondheid van migrantenkinderen in Nederland en België hebben onderzocht. In dit artikel
worden tevens de belangrijkste theoretische perspectieven met betrekking tot etnische
verschillen in probleemgedrag besproken.
o De review van Stevens & Vollebergh (2008) is de voorloper van Stevens (2018). Van deze
eerdere review is de voor dit blok belangrijke informatie de mogelijke oorzaken voor
discrepanties in prevalenties tussen de verschillende empirische artikelen die zijn opgenomen
in deze review. Deze verklaringen gelden grotendeels ook voor Stevens (2018), en het is
belangrijk deze verklaringen te kennen en begrijpen. Van de review van Stevens & Vollebergh
hoeven jullie te lezen vanaf p. 284, "The importance of the informant in determining the
prevalence of problem behaviour in migrant children."
, 3
- Verder zijn er enkele empirische artikelen opgenomen die verklaringen hebben onderzocht voor
eventuele verschillen in probleemgedrag (Delforterie et al.; Duinhof et al.; Jansen et al.; Yaman et al.).
- De overige artikelen bieden een ander perspectief en vormen daarmee een waardevolle aanvulling op
bovenstaande (Bean et al.; Van Oort et al.).
Probleem 3
- Castle, Holly, Knight, Eve, Watters, Camilla. (2011). Ethnic Identity as a Protective Factor for Looked
After and Adopted Children From Ethnic Minority Groups: A Critical Review of the Literature.
- Huguley, Wang, Vasquez, & Guo. (2019). Parental Ethnic–Racial Socialization Practices and the
Construction of Children of Color’s Ethnic–Racial Identity: A Research Synthesis and Meta-Analysis.
- Maes, Stevens, & Verkuyten. (2014). Perceived Ethnic Discrimination and Problem Behaviors in
Muslim Immigrant Early Adolescents: Moderating Effects of Ethnic, Religious, and National Group
Identification.
- Nguyen & Benet-Martínez. (2013). Biculturalism and Adjustment: A Meta-Analysis.
- Phinney, Horenczyk, Liebkind, & Vedder. (2001). Ethnic identity, immigration, and well-being: an
interactional perspective.
- Phinney & Ong. (2007). Conceptualization and Measurement of Ethnic Identity: Current Status and
Future Directions.
Leeswijzer probleem 3:
Bij dit probleem wordt dieper ingegaan op etnische identiteitsontwikkeling, de relaties tot acculturatie
en persoonlijke identiteitsontwikkeling, gevolgen van verschillende vormen van etnische identiteit, en
de factoren die mogelijk invloed hebben op etnische identiteitsontwikkeling, met de nadruk op effecten
van opvoeding.
In het artikel van Phinney et al. (2001) kan, in de paragraaf over immigratiebeleid en identiteit, het deel
over het Nederlandse immigratiebeleid worden overgeslagen.
Het is belangrijk dat jullie de literatuur bij dit probleem zoveel mogelijk toepassen en ‘vertalen’ naar de
Nederlandse context.
Probleem 4
- Bevaart, Mieloo, Jansen, Raat, Donker, Verhulst, & Van Oort. (2012). Ethnic differences in problem
perception and perceived need for care for young children with problem behaviour. zelf gelezen
- Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp. (2010). Naar Hollands gebruik?
- Ince, van den Berg (2010). Overzichtsstudie interventies voor migrantenjeugd.
- Pels, Distelbrink, & Postma. (2009). Opvoeding in de migratiecontext: Review van onderzoek naar de
opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders.
- van Mourik, Crone, Pels, & Reis. (2016). Parents' beliefs about the cause of parenting problems and
relevance of parenting support: Understanding low participation of ethnic minority and low
socioeconomic status families in the Netherlands.
- Verhulp, Stevens, & Vollebergh. (2013). Understandig ethnic differences in mental health service use
for adolescents’ internalizing problems: the role of emotional problem identification.
Leeswijzer probleem 4:
De literatuurlijst van probleem 4 bevat enkele rapporten (NJI, 2010; SCP, 2015) en hiernaast de review
van Pels et al. (2009) die jullie ook voor probleem 1 hebben bestudeerd. Ook de overige literatuur
(peer-reviewed artikelen) betreft verplichte literatuur, waarvan de info aansluit bij de leerdoelen.
De bedoeling is dat je uit de bronnen zelf de info selecteert die belangrijk is voor de beantwoording van
de leerdoelen. Het is niet de bedoeling om interventies bij naam en inhoud te kennen, maar het is wel
belangrijk een globaal beeld te hebben van het huidige aanbod (en de culturele sensitiviteit) van
interventies.
, 4
PROBLEEM 1: KWEKIE/ EĞITMEK/ TERBIYA/OPVOEDING
LEERDOEL 1: WELKE VERSCHILLEN EN OVEREENKOMSTEN IN OPVOEDING BESTAAN ER
TUSSEN CULTUREN?
Bucx & De Roos (2015)
Demografie en achtergrond
1 op de 7 ouders heeft een niet-westerse achtergrond. De Turks-Nederlandse ouders vormen de grootste
groep, gevolgd door Marokkaans-Nederlandse, Surinaams-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse ouders.
Ruim 8 op de 10 migrantenouders hebben een of twee thuiswonende kids, dat is niet groter dan Nederlandse
gezinnen.
Er is diversiteit tussen de herkomstgroepen in de manier waarop het gezinsleven vorm krijgt:
- Vergeleken met autochtoon Nederlandse ouders zijn niet-westerse ouders vaker alleenstaand: dat
geldt voor ongeveer 1 op de 7 ouders van Turkse of Marokkaanse komaf, en voor 1 op de 3 ouders
met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Alleenstaande ouders moeten vaker rondkomen van
een klein inkomen dan ouders met een partner. Ook het feit dat zij de zorg en de opvoeding van hun
kinderen niet kunnen delen met een partner, brengt een grotere taakbelasting met zich mee.
- Ongehuwd samenwonen komt vaker voor bij Surinaamse en Antilliaanse groepen (1/3 van alle
ouderparen is niet getrouwd) maar het is juist ongebruikelijk bij Turkse en Marokkaanse groepen.
- Migranten van Turkse en Marokkaanse komaf kiezen vaak een partner uit de eigen herkomstgroep,
maar bij de Surinaamse en Antilliaanse groepen is een relatie met een autochtoon niet ongebruikelijk.
- Tienermoederschap komt in NL niet vaak voor, ook niet bij vrouwen met een Turkse of Marokkaanse
achtergrond, maar komt wel vaker voor bij de Surinaamse en Antilliaanse groepen.
- Vergeleken met de situatie van autochtoon Nederlandse ouders zijn de omstandigheden waarin
migrantenouders en hun kinderen leven beduidend ongunstiger. Armoede komt ongeveer 3,5x zo vaak
voor bij kinderen van niet-westerse komaf dan bij autochtone kinderen. Met name kinderen met een
Marokkaanse of Turkse achtergrond zijn getroffen. De SES van veel migrantengezinnen weerspiegelen
de achterstandspositie van niet-westerse migranten in opleiding en werk.
Opvoeden na migratie, in een nieuwe omgeving
Bij hun komst naar NL worden niet-westerse migrantenouders met een andere opvoedcultuur geconfronteerd,
met andere waarden, gewoontes en tradities. Meesten komen uit samenlevingen met een meer ruraal karakter,
waarin collectivistische (belang van gemeenschap) waarden centraal staan. Ouders zijn afhankelijk van hun
kids voor oudedagvoorziening en hiërarchische verhoudingen zijn functioneel voor het economisch
voortbestaan. Sprake van relatief groot machtsverschil tussen ouder en kind en de autonomie van kids wordt
ingeperkt. In zo’n sociale setting hebben autoritaire opvoedingsstijlen de overhand.
Dit was vroeger ook zo in NL, maar is veranderd. Het machtsverschil tussen ouders en kids is veel kleiner. Veel
aandacht voor emotionele ondersteuning en voor autonomie van het kind. Betekenis van regels wordt vaak
uitgelegd autoritatieve opvoedingsstijl. Wordt als functioneel gezien in westerse samenlevingen, waarin
individualistische waarden centraal staan en er van mensen verwacht wordt dat zij zelf richting en sturing
kunnen geven aan hun leven. In NL heeft het opvoedproces ook een meer intentioneel karakter gekregen.
Ouders zijn zich meer bewust van hun opvoedingstaak, meer sturen en stimuleren naar hun kids toe en leggen
grote nadruk op structuur. In niet-westerse landen is opvoeden meer een onbewust proces dat plaatsvindt in de
dagelijkse, vanzelfsprekende omgang met kids. Niet westerse migranten krijgen dus te maken met een
omgeving waarin andere opvoedstijlen gewoon zijn. Vaak blijkt het niet mogelijk om de oude meegenomen
praktijken in de nieuwe omgeving toe te passen en moeten ouders hun opvoeding opnieuw vormgeven.
Conclusie 3.7; in contact met verschillende opvoedtradities
Migrantenouders staan in contact met zowel de opvoedingstradities in NL als die uit het herkomstland. Aan de
ene kant zijn de verschillen met Nederlandse ouders op de in dit onderzoek beschreven opvoedingsstrategieën
soms klein. Zo zeggen migrantenouders net als autochtone ouders veel aandacht voor regels en structuur te
hebben en zeggen zij vaak uitleg te geven bij het straffen. Fysieke straf komt volgens hen weinig voor. Dit kan
erop wijzen dat migrantenouders strategieën hanteren die kenmerkend zijn voor de autoritatieve en intentionele
opvoedingsstijl die in NL gemeengoed is. Ook de grote mate van steun die migrantenjongeren van hun ouders
, 5
zeggen te krijgen, past binnen een autoritatieve opvoedingsstijl. Aan de andere kant zien we dat de
migrantenouders andere accenten in de opvoeding leggen dan Nederlandse ouders, en deze zijn soms te
herleiden tot opvoedingstradities. Zo is er een minder grote nadruk op de autonomie van het kind en wordt –
vooral door Marokkaanse ouders – de religieuze opvoeding belangrijk gevonden. Mogelijk vindt er in de
migratiesituatie een herinterpretatie van opvoedingstradities plaats: door in aanraking te komen met ‘nieuwe’
opvoedingsgebruiken kunnen migrantenouders de tradities uit het herkomstland gaan heroverwegen. Op basis
van de interviews ontstaat inderdaad de indruk dat ouders kritisch zijn over de opvoeding van het land van
herkomst. Dat betekent echter niet dat de opvoedingstradities in de nieuwe situatie kritiekloos worden
overgenomen: in plaats daarvan lijken ouders af te wegen welke zaken zij willen overnemen van de
Nederlandse opvoedcultuur en welke niet.
Opvoedingsdoelen: wat vinden migrantenouders belangrijk in de opvoeding?
Opvoedingsdoelen: richtlijnen voor ouders, op basis hiervan maken ze hun keuzes of laten ze zich leiden in hun
gedrag t.o.v. hun kids. Aan de basis van deze doelen liggen meer globale opvoedingsoriëntaties of waarden die
ouders hebben. Ouders konden aangeven welke opvoedingsdoelen zij belangrijk vinden door een rangorde aan
te brengen in deze 5 opvoedingsdoelen: het belangrijkste doel konden zij een 1 geven, het minst belangrijke
doel een 5.
1. Goede schoolprestaties
- Dit staat bovenaan met name bij de ouders met Turkse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond.
Dat hangt mogelijk samen met de ongunstige leefomstandigheden van veel migrantenouders. Het
weerspiegelt wellicht de wens en de hoop dat hun kinderen het in materieel opzicht later beter
zullen krijgen dan zijzelf.
- Nederlandse ouders zeten dit doel gemiddeld op de 4e plek (dus groot verschil met de
migrantenouders).
2. Het hebben van een eigen mening (autonomie)
- Dit doel is met name belangrijk voor Antilliaans-Nederlandse ouders. Zij zetten dit doel net als
Nederlandse ouders op de 1e plek.
- Voor Turks-Nederlandse ouders is dit het op een na belangrijkste opvoedingsdoel. Surinaamse
ouders zetten dit doel op de 3e plek en dit doel is het minst populair bij Marokkaanse ouders.
3. Religie (een religieus persoon zijn)
- Voor veel Marokkaans-Nederlandse ouders is het van belang dat hun kind een religieus persoon
wordt; dit doel staat bij hen samen met goede schoolprestaties op de 1e plek.
- Bij Turks-Nederlandse ouders staat dit doel op een (gedeelde) 3 e plek. Bij Turken en Marokkanen
geldt religie vaak als houvast in de opvoeding. De nadruk op dit doel heeft wellicht te maken met
hun onzekerheid over de vraag of zij voldoende in staat zijn om de religieuze waarden aan hun
kids over te dragen in een omgeving die grotendeels geseculariseerd is.
- Bij de andere groepen (Antillianen en Nedleranders) is het minder belangrijk.
4. Je gedragen zoals het hoort (conformiteit)
Dit doel is een voorbeeld van een conformistische oriëntatie, want ouders willen dat het kind zich
aanpast aan de eisen die de omgeving stelt. Dit doel stond op de 3 e plek, dus neemt een middenpositie
in. Het is nog het meest belangrijk in de ogen van Surinamers.
5. Sociaal gevoel (rekening houden met anderen)
Dit doel wordt door migrantenouders als minder belangrijk gezien. Mogelijk komt dat vanwege een
overlap met andere doelen, zoals het religieuze doel: in veel religie wordt naastenliefde of solidariteit
met anderen als belangrijk gezien.
Turks Marokkaan Surinaams Antilliaans Nederlands
s
Goede 1 1/2 1 2 4
schoolprestatie
s
Autonomie 2 4 2/3 1 1
Religie 3/4 1/2 5 5 5
Conformisme 3/4 3 2/3 3 3
Sociaal gevoel 5 5 4 4 2
De beleving van de opvoeding: hoe moeilijk wordt de opvoeding door ouders ervaren?
, 6
- Surinaamse ouders: zijn het meest positief. 3 op de 10 ouders zeggen de opvoeding zwaar te vinden.
- Antillianen, Marokkanen en Nederlandse ouders: 4 op de 10 ouders zeggen de opvoeding zwaar te
vinden.
- Turkse ouders: zeggen het vaakst de opvoeding zwaar te vinden. Eerste generatie turken (6 op 10)
zegt het vaker zwaar te vinden dan de tweede generatie (4 op 10). Dat de tweede generatie minder
negatief is komt deels doordat de tweede generatie gemiddeld genomen jongere kids heeft. Hun
mildere mening kan er ook op wijzen dat deze tweede generatie de omgeving als minder onveilig
ervaart, doordat zij in NL geboren en opgegroeid zijn met Nederlandse gewoontes.
Turkse moeders maken zich met name zorgen over of zij hun kids voldoende in het gareel kunnen
houden en kunnen voorkomen dat zij beïnvloed worden door invloeden van buitenaf. Omgeving
buitenshuis wordt als bedreiging gezien; hun kids zouden op het verkeerde pad kunnen raken en zij
zouden verleid kunnen worden om afstand te doen van belangrijke familiewaarden.
Autochtonen vinden vooral alleenstaande opvoeding zwaar. Dat geldt ook voor migrantenouders.
Ouders vinden opvoeding ook zwaarder naarmate er in de buurt meer sprake is van sociale
achterstand. Ruim 1 op de 10 migrantenouders is van mening dat hun kind naar hen slecht luistert. Op
dit punt zijn geen statistisch significante verschillen tussen de groepen onderling noch met de
autochtonen.
Opvoedingsgedrag: welke strategieën hanteren migrantenouders?
Er is vooral gekeken naar de manier waarop ouders invloed uitoefenen op het gedrag en de ontwikkeling van
hun kids. Hoe reageren ouders bijvoorbeeld op kleine en grote misstappen van hun kinderen?
- Fysiek straf: wordt het minst gebruikt. Een kleine minderheid van de migrantenouders zegt vaak of
altijd kids fysieke straf te geven als hij/zij iets doet wat niet mag. De meeste ouders zeggen bij straf
uitleg te geven waarom zij dat doen (9 op 10 ouders).
- Belang van structuur: ongeveer 4 op de 5 migrantenouders geeft aan dat zij vaak of altijd er op letten
dat hun kids volgens vaste regels leven. Ruim 2/3 zegt consistent te zijn in het hanteren van de regels:
als zij eenmaal nee hebben gezegd blijven zij daar naar eigen zeggen bij.
- Toezicht: wordt het meest gebruikt. Door middel van toezicht kunnen ouders invloed uitoefenen op het
gedrag van hun kids. 7 tot 9 op de 10 ouders geeft aan dat zij dat vaak of altijd doen. Door bijvoorbeeld
te vragen waar de kinderen geweest zijn wanneer zij thuiskomen, hopen ouders op de hoogte te blijven
van waar hun kinderen zich ophouden en met wie zij omgaan. Deze controle op afstand wordt ook wel
monitoring genoemd.
Surinaamse ouders monitoren minder vaak. Marokkanen en Surinamers hanteren zo’n vorm van
toezicht minder vaak bij oudere kids dan bij jongere kids. Bij geen enkele groep verschillen in toezicht
tussen jongens en meisjes.
- Opvoedstrategieën: er zijn enkele verschillen met Nederlandse ouders, maar deze zijn klein en voor
een deel te herleiden tot verschillen in sociaal-structurele of gezinsomstandigheden. Zo geven
migrantenouders wat minder vaak uitleg bij straf en geven zij wat vaker fysieke straf. Met uitzondering
van ouders met een Surinaamse achtergrond zeggen migrantenouders vaker dan autochtone ouders
aan hun kinderen bij thuiskomst te vragen waar zij geweest zijn. Qua straffen lijkt de tweede generatie
meer op Nederlandse ouders.
Het perspectief van de kinderen (11-16 jaar): hoe ervaren zij hun opvoeding?
- Ruim de helft van de migrantenkids zegt dat hun ouders veel toezicht houden. Turkse, Antilliaanse en
overige niet-westerse kids geven dit het vaakst aan. Maar ouders zijn hierdoor niet meer op de hoogte
van het doen en laten van hun kids volgens de kids. Dit kan komen doordat de wereld binnen het gezin
soms verschilt van de wereld erbuiten en daardoor kan er meer afstand zijn ontstaan tussen ouders en
kids > minder snel iets vertellen en minder openheid in communicatie.
- Migrantenkids geven (met uitzondering van Antilliaanse kids) in vergelijking met Nederlandse kids,
minder vaak aan dat hun ouders veel weten van wat zij doen.
- Meisjes en jongere kids ervaren meer toezicht en zeggen dat ouders meer weten van hun doen en
laten vergeleken met jongens respectievelijk oudere kids. Volgens ouders is dit verschil er niet. Kan
ook komen doordat meiden eerder dan jongens spontaan geneigd zijn om iets over zichzelf te
vertellen. Mogelijk willen ouders ook meer weten van hun dochters. De meeste kids met een
migratieachtergrond zeggen dat zij gemakkelijk kunnen praten met hun moeder/vader als zij ergens
, 7
mee zitten, maar voor kids met een Surinaamse, Antilliaanse of overig niet-westerse achtergrond is dat
wat minder vanzelfsprekend dan voor Nederlandse kids. Turkse jongeren en jongeren met een
overige-niet westerse achtergrond vinden minder vaak dan hun autochtone peers dat er thuis over
belangrijke dingen gepraat kan worden. De meeste migrantenkids geven aan dat zij zich gesteund
voelen door hun ouders. Dat is een teken dat deze kids meestal tevreden zijn met hoe zij de relatie met
hun ouders ervaren. Surinamers en overige niet-westerse kids ervaren wat minder steun van hun
ouders te herleiden tot verschillen in sociaal-structurele kenmerken en gezinsomstandigheden.
Yaman, Mesman, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Linting (2010)
Introductie
Sensitiviteit en controle zijn hoofdkenmerken in twee theoretische kaders: hechtingstheorie en dwangtheorie.
- Hechtingstheorie: richt zich op de kwaliteit van vroege ouderlijke zorg. Het is verwant aan moederlijke
warmte en emotionele ondersteuning. Sensitiviteit en warm ouderschap tijdens de vroege kinderjaren
voorspelt een veilige ouder-kindrelatie die op zijn beurt wordt geassocieerd met een positieve
ontwikkeling van het kind, zoals sociale competentie.
- Dwangtheorie: richt zich op ineffectief ouderlijke controle. Ouderlijke controle wordt vaak
onderscheiden als autoritair versus autoritatief. Autoritaire ouders beperken ongewenst gedrag zonder
uitleg door veeleisende en fysieke inmenging, terwijl autoritatieve ouders de nadruk leggen op
discussie, uitleg en communicatie.
Doel onderzoek: men onderzocht verschillen in opvoedingspatronen tussen immigrantengezinnen van de 2 e
generatie en autochtone Nederlandse gezinnen met jonge kids.
Waarom deze groep onderzoeken?
Sensitiviteit en controle werden onderzocht in een groep Turkse immigranten van de tweede generatie en in
een groep Nederlandse moeders met kinderen die externaliserend gedrag vertoonden. Moeders van
externaliserende kinderen werden geselecteerd, aangezien veel studies hebben aangetoond dat de
afwezigheid van positieve (bijv. moederlijke sensitiviteit) en de aanwezigheid van negatieve (bijv. autoritaire
controle) opvoedingspraktijken gerelateerd zijn aan externaliserend kindgedrag.
Opvoedingsinterventies gericht op het verminderen van externaliserende problemen bij het kind, richten zich
daarom vooral op deze aspecten van ouderschap. We weten echter niet of de aard en structuur van het
ouderschapsgedrag bij ouders van kinderen met externaliserende problemen hetzelfde is in Turkse
immigrantengezinnen met een collectivistische achtergrond als in westerse gezinnen met een individualistische
achtergrond. Deze kennis is cruciaal voor het ontwerpen van cultuurgevoelige opvoedingsinterventies voor kids
die risico lopen op gedragsproblemen.
We hebben ons daarom gericht op gezinnen met kinderen met een hoog niveau van externaliserend gedrag om
erachter te komen of dezelfde opvoedingspatronen van toepassing zijn op Turkse immigrantengezinnen. Door
ons uitsluitend op de tweede generatie te richten, konden we bovendien de homogeniteit van de steekproef
waarborgen en de storende effecten van etniciteit en migratie controleren.
Hypotheses:
1. Turkse immigrantmoeders vertonen meer opdringerig en minder sensitief ouderschap en gebruiken
meer autoritaire en minder autoritatieve controle dan Nederlandse moeders.
2. In Turkse immigrantengezinnen kan het verband tussen autoritaire controle en moederlijke sensitiviteit
positief zijn, in tegenstelling tot Nederlandse gezinnen.
3. Geen verschillen in opvoedingsgedrag van Turkse immigrantenmoeders met betrekking tot het
geslacht van hun peuters.
4. Het opvoedingsgedrag van Turkse immigrantenmoeders die een hoger acculturatieniveau rapporteren,
zal naar verwachting meer overeenkomen met dat van Nederlandse moeders.
Methode - werving van Turkse gezinnen
Alleen Turkse immigrantenmoeders van de tweede generatie geboren in Nederland (met minstens 1 van hun
ouders geboren in Turkije) met een tweejarig kind werden geselecteerd.
Er deden 230 gezinnen mee door vragenlijsten in te vullen over opvoedingspraktijken en gedragsproblemen bij
kids. Van de 230 gezinnen namen 155 gezinnen ook deel aan een op video opgenomen huisbezoek van een
uur waarin moeders en kids taken uitvoerden. Acht gezinnen werden later uitgesloten. Dit resulteerde in 147