Hoofdstuk 1: Over webdesign
1.1 Webdesign door de jaren heen
Webdesign is de verzamelnaam voor alles wat met het ontwikkelen van websites te maken heeft.
1.1.1 Stukje geschiedenis
De naam internet is afgeleid van interconnected networks. Dit betekent gekoppelde netwerken
oftewel een netwerk van netwerken. Het Amerikaanse Ministerie van Defensie bouwde in 1969 een
netwerk dat bestond uit vier computers: ARPANET. Dit was origineel puur voor het Amerikaanse
leger (dit was tijdens de Koude Oorlog) en werd later ook gebruikt door universiteiten. In 1982 werd
de term internet voor het eerst gebruikt en in 1984 ging het netwerk met ruim duizend computers
‘massaal’ over op TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol). TCP/IP is nog steeds de
manier om informatie te versturen over internet.
In 1989 vond Tim Berners-Lee het world wide web uit en ontwikkelde een programma om
hypertext documenten te bekijken op basis van de taal HTML. Hypertext is tekst die niet lineair is
en die linkt naar een andere tekst. De term hypermedia wordt gebruikt als het niet alleen om tekst
gaat, maar ook om afbeeldingen, video of audio. Het begin van hypertext gaat terug naar 1945,
maar de term werd pas in 1965 voor het eerst gebruikt door Ted Nelson.
1.1.2 Ontwikkeling van het webdesign
De vormgeving van websites is in de loop van de jaren flink veranderd. De eerste sites waren vooral
gericht op inhoud en niet zozeer op een mooie vormgeving (dit was technisch gezien ook niet echt
mogelijk). De eerste websites van bedrijven werden meestal door de automatiseringsafdeling
ontwikkeld. De site werkte wel, maar de sites zagen er niet mooi uit en commercieel gezien was de
site niets waard.
Toen vormgevers internet ontdekten, werd er meer aandacht besteed aan het ontwerp van een
website. Nog wat later werden websites steeds commerciëler en steeds dynamischer. Er kwamen
steeds meer banners op websites. Flash werd steeds bekender en veroverde de internetwereld. De
laatste jaren zien we steeds meer aandacht voor het gebruiksvriendelijk maken van websites,
usability.
1.2 Filosofie van internet
Internet is een open medium, iedereen kan alles zien. Omdat internet een open medium is, is het
juist hierdoor zo snel groot geworden. U kunt namelijk leren van andere websites. U kunt in de
broncode zien hoe anderen het hebben gedaan. Het web heeft een open structuur. De bezoeker van
een website is anoniem en bepaalt zelf wat hij wil zien en hoe hij het wil zien.
1.2.1 HTML
HTML: HyperText Markup Language. Het www is ontwikkeld door Tim Berners-Lee in 1989. In
1990 ontwikkelde Tim Berners-Lee voor dit project de taal HTML. HTML is gebaseerd op SGML.
SGML (eerder GML) was speciaal ontwikkeld voor IBM. Het idee achter HTML is een taal die de
structuur van een document beschrijft, niet de exacte opmaak. Zo zijn er opmaakcodes om
kopteksten te maken, codes om teksten te benadrukken en codes om lijsten samen te stellen:
<h1></h1> is de belangrijkste koptekst, <h6></h6> de minst belangrijke.
Hyperlink voor bijvoorbeeld Google.com: <a href=”google.com“>Google</a>
Het maken van lijsten: <ul></ul>
Het vet maken van teksten: <b></b>. Maar u bent dan een document aan het vormgeven, want u
wilt bepalen hoe die tekst eruitziet. Als u uitgaat van de oorspronkelijke gedachte van HTML (het
structureren van documenten), moet u eigenlijk de code <strong></strong> toepassen. Hiermee
geeft u aan dat u een stuk tekst wilt benadrukken, maar hoe dat precies gebeurt, mag de browser
of de gebruiker bepalen. De code <b></b> wordt een fysische code genoemd en de code
<strong></strong> een logische code. Zo bestaat er ook de fysische code <i></i> om tekst
schuingedrukt weer te geven met als tegenhanger <em></em>.
1.2.2 Standaarden
Een probleem waar webdesigners mee kampten, was dat er geen echte standaard was. Het gevolg
hiervan was dat browserfabrikanten allerlei HTML-codes zelf gingen verzinnen om op die manier te
proberen de concurrent te slim af te zijn. Het gevolg was dat websites niet correct in alle browsers
,werkten of dat webdesigners meerdere versies van hun site moesten maken. Tegenwoordig
proberen browsers zich steeds beter aan de standaard te houden, maar helaas lukt dat nog niet
volledig. Zeker als CSS wordt toegepast, vergt dit nog regelmatig grote creativiteit van de
webontwikkelaar als hij de site geschikt wil maken voor meerdere browsers.
1.3 Soorten websites
We hebben een onderscheid in tien categorieën:
- Bedrijfsprestatie: op een dergelijke website kan de bezoeker lezen wat het bedrijf doet,
de geschiedenis van het bedrijf, wat voor soort diensten of producten het levert en kan hij
contactgegevens vinden.
- Voorlichting: deze categorie wordt vaak toegepast door niet-commerciële instellingen, de
zogenoemde non-profitorganisaties. Deze organisaties willen graag voorlichting geven aan
bedrijven en/of consumenten en deze website zal dus vooral informatief zijn. Als voorbeeld:
www.rijksoverheid.nl
- Educatief: Een goed voorbeeld is de website www.steffie.nl. Op deze website worden
zaken die voor sommige mensen lastig zijn, op een eenvoudige manier uitgelegd. Zaken als
veilig online, e-mail, internetbankieren en de NS kaartautomaat worden behandeld door
Steffie.
- Nieuws: op een nieuwssite moet de bezoeker het laatste nieuws kunnen vinden. Uiteraard
moet de site up-to-date zijn. Het moet mogelijk zijn om koppen te snellen.
- Portal: Een portal is een website met een verzameling hyperlinks, eventueel aangevuld
met korte nieuwsberichten, het weer, filenieuws of andere interessante informatie. Denk
hierbij bijvoorbeeld aan www.startpagina.nl of www.nederland.fm.
- Zoekmachine: een zoekmachine is een website die in een database heel veel websites
heeft opgeslagen en waarin u kunt zoeken, voorbeeld: www.google.nl
- Social media: Social media is een overkoepelend begrip voor websites als LinkedIn,
Facebook, Twitter, Flickr, YouTube, Wikipedia, blogs en andere website waarbij de bezoeker
content kan plaatsen en/of erop reageren.
- Webwinkel: In een webwinkel kan de bezoeker producten kopen, net als in een gewone
winkel. Voorbeeld: www.bol.com
- Entertainment: Een entertainmentsite is primair bedoeld om bezoekers te vermaken. Hier
kan de bezoeker bijvoorbeeld spelletjes spelen, muziek luisteren of videofilms bekijken.
Voorbeeld: www.spele.nl
- Internet/extranet: een intranet is een afgeschermd gedeelte van internet dat alleen
bedoeld is voor de medewerkers van het eigen bedrijf. Een extranet is onderdeel van een
intranet, hierbij wordt derden toegang gegeven tot een gedeelte van het intranet. Dit zijn
bijvoorbeeld leveranciers, inkopers, klanten of partners. Een voorbeeld van een extranet is
het internetbankieren op de site van de Rabobank.
1.4 Wat gaat er vaak verkeerd?
Bij veel websites gaan dezelfde dingen verkeerd. Ome en idee te geven sommen we een aantal
veelvoorkomende fouten op:
- De website wordt voor een bedrijf gebouwd en niet voor de bezoeker.
- De website wordt gebruikt als digitale folder.
- De bedrijfsstructuur wordt gebruikt om de website te structureren.
- Eigen medewerkers zijn niet op de hoogte van de website.
- Er wordt veel te veel of veel te weinig geld uitgegeven aan de website.
- Men weet niet (of vergeet) dat het hebben van een site ook tijd kost.
- Er wordt geen plan gemaakt voor de website.
1.5 Irritaties van websitebezoekers
In deze paragraaf geven we een opsomming van veelvoorkomende irritaties die bezoekers
ondervinden bij het bezoeken van websites:
- Te lang moeten wachten.
- Fullscreen-vensters.
- Niet-functionele pop-upvensters.
- Te veel banners
- Hyperlinks die niet werken/onderstreepte teksten die geen hyperlinks zijn
- Informatie niet kunnen vinden.
, - De weg kwijtraken/niet kunnen kiezen door te veel hyperlinks/onduidelijke informatie.
- Ongeldige, foutieve of oude informatie.
- Verplichtingen
- Eerst moeten registreren voordat iets te zien is
- Anonieme website
- Ongewenste intro’s of achtergrondgeluid
- Niet kunnen printen
- Te lange, te moeilijke of onleesbare teksten
- Lelijke websites/websites die niet werken.
1.6 Over usability
Bij usability gaat het om het feit dat een websitebezoeker een bepaalde taak kan volbrengen op
een voor hem prettige manier.
1.6.2 Interview met usability-expert Karl Gilis
Karl Gillis valt alles wat impact heft op de gebruikservaring en conversie van een website onder de
noemer usability. Veel mensen denken dat design cruciaal is voor het welslagen van een website,
maar volgens Gilis is dat puur de saus en kruiden die van een goed gerecht een topgerecht maken.
Maar als je ingrediënten bedorven zijn en je stuk vlees helemaal droog gebakken, kan geen enkele
saus je redden. De basis moet goed zitten. Dat werkt ook zo voor een website.
Wie de filosofie van internet kent, kan betere website bouwen.
Hoofdstuk 2: Internet Project Plan
2.1 De noodzaak van een Internet Project Plan
Het Internet Project Plan vormt de basis voor een website. Het is een document waarin alle
relevante aspecten staan beschreven die voor het realiseren van een site van belang zijn (denk
aan: wie gaat de site gebruiken, wat moet de site communiceren, hoe ziet de site eruit etc.). Het
Internet Project Plan wordt geschreven voordat de site wordt gerealiseerd. Het is voor zowel de
opdrachtgever als voor degene die de site gaat realiseren een groot voordeel: de opdracht is
afgebakend en iedereen weet waar hij aan toe is.
2.2 Doel van het Internet Project Plan
Het doel om een Internet Project Plan te gebruiken bij de ontwikkeling van een website is om:
- De opdracht af te bakenen;
- Betere communicatie tussen de teamleden te bewerkstelligen;
- Het proces beter te kunnen controleren;
- Het proces meer structuur te geven;
- Fouten tijdens de realisatie te voorkomen;
- Dubbel werk te voorkomen.
2.3 Het Internet Project Plan binnen het proces
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babetmilou. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.