Volledige Samenvatting boek 'Effectonderzoek in de gedragswetenschappen'
48 views 5 purchases
Course
Methoden En Technieken Van Onderzoek
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Effectonderzoek in de gedragswetenschappen.
Volledige samenvatting boek 'Effectonderzoek in de gedragswetenschappen'. ISBN: 3172
Voor het vak: Methoden En Technieken Van Onderzoek in de Sociale Wetenschappen
Een gehele samenvatting van het boek inclusief de samenvatting van het boek zelf per hoofdstuk, letterlijk overgenomen.
Effectonderzoek in de gedragswetenschappen – een
introductie
Van Loon, Van der Meulen & Minnaert
Opzet samenvatting: eerst per hoofdstuk mijn eigen samenvatting. Na H6 is er per hoofdstuk
opnieuw een samenvatting, deze is rechtstreeks overgenomen uit het boek (een verkorte
samenvatting).
Hoofdstuk 1: Inleiding
Literatuur over de effecten van vroegtijdige orthopedagogische interventies zijn niet eenduidig.
Effectonderzoek in de gedragswetenschappen is zeer complex doordat de praktijk niet aansluit op
het ideale onderzoek en de methodologische eisen die daaraan gesteld worden.
Het inzetten van interventies die niet goed zijn geëvalueerd kan risico’s met zich meebrengen.
Verspilling van tijd en moeite in het minst erge geval en in het ergste geval heeft de interventie
nadelige in plaats van positieve effecten.
Effectonderzoek kan een bijdrage leveren aan theorieontwikkeling, aan betere afstemming van de
vele vormen van interventie op de verschillende hulpvragen van volwassenen en kinderen en aan de
verhoging en/of waarborging van de kwaliteit van hulp en/of ondersteuning.
In toenemende mate verlangen de gezondheidszorg en het onderwijs dat hun aanbod op effectiviteit
getoetst wordt. Het beleid wil dat er doelmatige, effectieve en efficiënte gezondheidszorg en
onderwijs(vernieuwing) zijn. Er moet evidence, oftewel aantoonbaar effect, zijn. De behoefte aan
middelen om die effectiviteit vast te stellen is gegroeid en zo heeft deze ontwikkeling van evidence
based werken een grote invloed op de stand van effectonderzoek.
Pas na de tweede Wereldoorlog werden geleidelijk wetenschappelijke methoden toegepast en
wetenschappelijke eisen gesteld aan evaluatie in de geestelijke gezondheidszorg. Factoren die de
ontwikkeling van wetenschappelijke methoden voor evaluatie in de GGZ na de 2 e WO vertraagden
zijn het gebrek aan kennis van onderzoek en statistiek en de kloof tussen onderzoek en praktijk.
Hoofdstuk 2: Empirische methodologie
2.1 Historie van de methodologie
De basis voor de methodologie is gelegd door Aristoteles, de basis is de formele logica. Kernpunt in
Aristoteles’ logica is de leer van de redenering en het bewijs.
Eind 18e eeuw werkt Kant (1781) een transcendentale methodenleer uit. Hieronder verstaat Kant een
geheel van bepalingen van de formele voorwaarden voor een systeem van de zuivere rede.
In de 19e eeuw wordt de methodenleer weer opgevat in de traditionele achttiende-eeuwse betekenis
van logica. Filosofen verwijzen met methodologie naar het gebruik van de logica in onderzoek en
kennisontwikkeling.
Halverwege de 20e eeuw ontwikkelt de methodologie zich tot een zelfstandig specialisme. De Groot
brengt in 1961 zijn magnum opus uit, de Groot is van mening dat kennisleer buitengewoon belangrijk
is, maar kan worden gemist als fundament van de methodologie. Veel discussie omtrent
methodologie rond die tijd.
,2.2 Wat is de methodologie
Methodologie = de studie van de wetenschappelijke methoden en technieken, die in de wetenschap
worden voorgeschreven en die moeten worden gebruikt om kennis te verweven en om de
wetenschap vooruit te helpen.
Methodologie kan ook worden omschreven als de leer van de weg waarlangs men tot kennis komt.
Volgens De Groot (1994) gaat methodologie over de normen, die betrekking hebben op de
methoden en technieken van onderzoek, en de daaruit voortvloeiende richtlijnen voor het
wetenschappelijk denken en handelen. Deze normen en richtlijnen omschrijft De Groot als de
normatieve methodologie.
Kenmerkend voor de wetenschapsbeoefening is het systematisch streven naar waarheid en
zekerheid. Het doel van de wetenschap is het verwerven van openbare, expliciete en overdraagbare
kennis van de werkelijkheid.
Wetenschappelijke beweringen over de werkelijkheid moeten waar zijn. Het doel van
wetenschappers is om algemene samenhangen in omvattende, inzichtelijke en logisch
samenhangende systemen onder te brengen en te ordenen. Deze systemen worden theorieën
genoemd.
Verklaren en begrijpen
Verklaren = het opstellen van wettelijkheden c.q. correlaties (uitdrukkingen van samenhangen),
waarbij de verschijnselen worden toegeschreven aan de werking van een regelmaat, van een (min of
meer algemene) wettelijkheid.
Een voorbeeld van verklaren is de stimulus-respons schema’s van Skinner. Deze schema’s geven de
voorwaarden aan waaronder welbepaald gedrag al dan niet optreedt, maar ze gaan voorbij aan het
hoe en waarom van de wettelijkheden.
Begrijpen = het duiden van de verschijnselen, het interpreteren van het unieke in de context.
Verklaren en begrijpen zijn contextuele benaderingen van de werkelijkheid: de eerste is gericht op
het opstellen van wetten die de algemen en noodzakelijke relaties tussen de vele verschijnselen
formuleren (nomothetische methode). De tweede is vooral geïnteresseerd in het bijzondere, in het
beschrijven van het individuele (idiografische methode)
Hermeneutiek en fenomenologie
Hermeneutiek is één van de meest voorkomende algemene methoden binnen het Verstehen, dit is
de leer van de interpretatie. Hermeneutiek is typisch verstehend (begrijpend) en wordt dan ook
bedreigd door het gevaar dat aan elk begrijpen kleeft, namelijk de invloed van het subjectieve in het
interpretatieproces.
Een andere frequent voorkomende algemene methode binnen het Verstehen is de fenomenologie.
Deze methode gaat uit van de directe ervaring van de verschijnselen zelf; we dienen de
verschijnselen zelf te laten spreken.
2.3 De empirische methodologie volgens A.D. de Groot
De Groot ziet de empirische wetenschap als een proces, dat voortschrijdt en waarin zelden
onaanvechtbaar definitieve resultaten worden bereikt. Natuurlijk neemt onze kennis -en de graad
van zekerheid daarvan- steeds toe, maar de ontwikkeling kenmerkt zich toch ook doordat telkens
weer gedeeltelijk wordt verworpen wat zeker scheen te zijn. Dit proces houdt de onderzoeker zelf in
,gang. Dit mondt uit in een pleidooi voor de generieke (algemene) toepasbaarheid en
noodzakelijkheid van een empirische cyclus, een cyclische, spiraalsgewijze voortgang bij het
verweven van kennis.
De empirische cyclus = een beschrijving van de stappen die nodig zijn om op grond van
ondervinding en denken kennis op te nemen. De empirische cyclus wordt toegepast om
kennis op te doen uit ervaring, door middel van het opstellen van hypotheses en deze te
toetsen aan de wereld die zich aan ons voordoet.
De empirische cyclus is vooral gericht op theoriegericht onderzoek. Voor meer praktijkgericht
onderzoek zijn gelijksoortige cycli ontwikkeld. De bekendste daarvan is de regulatieve cyclus (Strien)
De regulatieve cyclus = een veel voorkomende praktijkgerichte onderzoeksmethode, onder
andere toepasbaar op sociaalwetenschappelijke problemen. Het woord ‘regulatief’ houdt in
dat de cyclus gericht is op beslissingen. Dit in tegenstelling tot de empirische cyclus, die erop
gericht is wetenschappelijke kennis te produceren.
De empirische cyclus van het verwerven van (wetenschappelijke) kennis:
De empirische cyclus van De Groot geeft de stappen weer die binnen een empirisch-
wetenschappelijke opvatting genomen worden om kennis over de verschijnselen c.q. de
werkelijkheid te verwerven. De stappen in de empirische cyclus zijn:
- Fase 1: Observatie. Verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal; vorming van
hypothese(n).
- Fase 2: Inductie. Formulering van hypothese(n).
- Fase 3: Deductie. Afleiding van speciale consequenties uit de hypothese(n) in de vorm van
toetsbare voorspellingen.
- Fase 4: Toetsing. Toetsing van de hypothese(n) aan het al dan niet uitkomen van de
voorspellingen in nieuwe empirisch materiaal
- Fase 5: Evaluatie. Evaluatie van de uitkomsten van de toetsing als feedback naar de gestelde
hypothese(n), theorie(ën) en als feedforward (voorwaartskoppeling) naar (potentieel)
vervolgonderzoek.
Fase 1 Observatie
Het probleemstellingen, hypothesen en thoerieën precies tot stand komen is moeilijk te beschrijven.
De methode waarlangs dit gebeurt kan gevonden worden door:
a. op zoek te gaan naar logische regels en methodologische voorschriften (normatief doel)
b. een beschrijving te geven van de processen in iedere fase van de empirische cyclus met het
oog op methoden en technieken die aanknopingspunten bieden voor methodologische
beschouwingen (descriptief doel)
In deze fase geldt de vrijheid van ontwerp, dit geeft ruimte voor het ontstaan van nieuwe onderzoek
domeinen. Consequentie hiervan is de vrijheid die de onderzoeker heeft inzake de formulering van
theoretische begrippen, oftewel vrijheid van begripsvorming.
In de eerste fase van de empirische cyclus spreekt De Groot ook over de vorming van hypothesen.
Meestal vloeien hypothesen voort uit een theorie of uit een raamwerk van theorieën over
welbepaalde verschijnselen. Onder een theorie verstaat De Groot: “een systeem van logisch,
samenhangende, met name niet strijdige, beweringen, opvattingen en begrippen betreffende een
werkelijkheidsgebied, die zo zijn geformuleerd, dat het mogelijk is er toetsbare hypothesen uit af te
leiden”.
, In het proces van hypothesevorming is eigen intuïtie van belang, maar er is ook behoefte aan
systematische procedures. Onder de systematische methoden voor hypothesevorming rekenen we
literatuurstudie, empirische exploratie (oriënterend of exploratief onderzoek), materiaalexploratie en
systematiek van descriptie (systematische descriptieve activiteiten) tot systematiek van bezinning (in
lijn met fenomenologische benadering).
Fase 2 Inductie
In deze fase worden feiten en ideeën via het proces van inductie vervat in een theorie (eventueel in
een theoretisch raam) of in een hypothese. Inductie wil zeggen dat vanuit het bijzondere naar het
algemene wordt geredeneerd. Inductief redeneren wil zeggen: een algemene uitspraak uit een
aantal specifieke feiten en verschijnselen ontwikkelen. Op basis van het inductieproces moet
duidelijk worden:
- waar het onderzoek zich op richt (onderzoek elementen)
- welke eigenschappen (kenmerken, variabelen) van belang zijn
- welke relaties of hypothesen tussen eigenschappen worden verondersteld
Een scherpe formulering vooraf dient ter beschikking te staan om toetsbare consequenties uit die
hypothesen te kunnen afleiden. De volgende principes/eisen aan theorieën en hypothesen, hebben
betrekking op de scherpe formulering vooraf:
- logische consistentie: een theorie moet als model van de werkelijkheid vrij zijn van
contradicties. Het mag niet voorkomen dat verschillende consequenties, die uit eenzelfde
theoretisch raam zijn afgeleid, met elkaar in strijd zijn.
- Economisch principe: een theorie moet zo eenvoudig mogelijk zijn qua vormgeving.
Onderzoekers moeten spaarzaam zijn met het invoeren van begrippen en van aannamen.
- Toetsbaarheid: een theorie moet tenminste op een aantal punten getoetst kunnen worden.
Dit betekent dat het mogelijk moet zijn om hypothesen af te leiden uit de verbanden in het
model en om uit die hypothesen verifieerbare voorspellingen af te leiden.
- Omlijnde empirische referenties: er moet nauwkeurig worden omlijnd op welk gebied de
theorie of hypothese betrekking heeft.
De eis der toetsbaarheid is de minimumeis: er moeten duidelijke relaties zijn tussen theorie en
empirie en er mogen geen belemmeringen zijn van een zo ruim mogelijke toetsing. Wil een
onderzoeker een theorie of hypothese publiceren, dan moet hij aangeven op welke wijze de theorie
of hypothese kan worden geëxpliceerd en getoetst aan verifieerbare voorspellingen
(expliciteringsplicht)
Fase 3 Deductie
Om een hypothese te toetsen leidt de onderzoeker via het proces van deductie toetsbare
voorspellingen af uit de hypothese. Met deductie gaan we van het algemene naar het bijzondere:
een vertaling van de theorie naar concrete onderzoekselementen. Deductief redeneren wil zeggen:
het afleiden van specifieke consequenties uit een algemene uitspraak. Deductie betekent concrete
verifieerbare begrippen afleiden uit hypothesen en begrippen meetbaar maken.
Explicitering van theorie/hypothese: de uitwerking van een algemene theorie of hypothese tot een
vertakt systeem van bij elkaar aansluitende, specifieke hypothesen en voorspellingen. Theorie met
alle expliciteringen noemt de Groot een nomologisch netwerk. In een nomologisch netwerk worden 3
typen uitdrukkingen onderscheiden. Het gaat hier om beweringen over relaties tussen:
a. Theoretische begrippen onderling: uitspraken over de relaties tussen de kernbegrippen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneannexx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.