100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Vragen en antwoorden Thinking About History, ISBN: 9780226109336 Inleiding Geschiedwetenschap (ge1v14004) $7.39   Add to cart

Summary

Samenvatting Vragen en antwoorden Thinking About History, ISBN: 9780226109336 Inleiding Geschiedwetenschap (ge1v14004)

 63 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

De voorbereiding voor het tentamen geschiedwetenschap met voorbeelden. In de antwoorden zitten elementen uit de hoor/werkcolleges en uit het handboek. De vragen zijn gelijk qua niveau aan de tentamenvragen. Ik heb voor dit tentamen een 8 gehaald.

Preview 6 out of 14  pages

  • No
  • 1 tm 5
  • November 18, 2021
  • 14
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
H1
1) Geschiedenis was lang de geschiedenis van Grote Mannen, en een enkele vrouw. Maza
stelt dat grote mannen geschiedenis samengaat met een focus op politieke geschiedenis,
en dat die focus op politieke geschiedenis een ‘set of assumptions’ (p. 13) impliceert.
Welke aannames zijn dat? En waarom krijg je die gratis bij een focus op politieke en
grote mannen geschiedenis?
Door je te focussen op grote mannen binnen de geschiedenis krijg je ook een focus op
politieke geschiedenis en hangt dit samen met een aantal aannames.
Namelijk, dat alleen grote mannen zoals Hitler, Ghandi, Luther King, Robespierre etc.
hebben gezorgd voor veranderingen binnen de politieke sfeer. Door je te focussen op deze
personen, wordt de aanname gedaan dat je deze persoon belangrijker vindt dan de
gebeurtenis en je hen het belangrijkste vindt.
In de tijd van grote mannen, bekleden zij alle politieke functies waardoor als jij je focust op
grote mannen geschiedenis, je automatisch alleen focust op de politiek van grote mannen.
Vrouwen, kleine mannen of kinderen kwamen hier niet in voort. Het speelde zich enkel en
alleen af in de publieke sfeer waardoor je een grote focus hebt op de grote mannen in de
politiek.
2) De opkomst van de sociale geschiedenis leidde tot het gebruik van nieuwe
kwantitatieve benaderingen, aldus Maza. Hoezo was dat het geval? En wat zijn de voor-
en nadelen van die kwantitatieve benadering?
De opkomst van de sociale geschiedenis leidde tot het gebruik van nieuwe kwanitatieve
benaderingen. Dit was het geval omdat historici serieus wouden worden genomen ten
opzichte van andere wetenschappers. Ook konden ze door grote sets data te verwerken
duidelijk iets zeggen over een bepaalde groep. Door met harde cijfers te komen hoopten zij
serieuzer genomen te worden binnen de gehele wetenschappelijke wereld.
Voordelen hiervan zijn dus dat je redelijk eenvoudig als historici iets kan vertellen over een
gehele periode of een gehele groep
Het belangrijkste voorbeeld hierbij is Stephan Thernstorm’s the other Bostonians. Hij liet
zien welke patronen er waren van mobiliteit, demografische gegevens en geboorte/sterfte
cijfer, hiermee kon hij een groot vraagstuk oplossen. Maar er zitten ook nadelen aan deze
manier van geschiedenis, het geeft weinig beleving en gevoel. Ook zijn deze cijfers redelijk
anoniem te noemen waardoor het niet meer over een individuele gebeurtenis gaat maar
om een grote set aan gegevens.

3) Een rode draad doorheen het hoofdstuk van Maza is de verbreding van het begrip van
politiek in de geschiedenis. Leg uit wat die verbreding inhoudt aan de hand van
Thompson en aan de hand van vrouwengeschiedenis.
De rode draad door het hoofdstuk is de verbreding van het begrip politiek in de
geschiedenis. Eerst lag de politieke geschiedenis in handen van de grote mannen in de
publieke sfeer. Door het werk van Thompson is men echter anders gaan kijken. Politiek
was ook aanwezig in de fabrieken en had hier ook zijn uitvoering. Hetzelfde gold voor de
vrouwengeschiedenis. De politieke gebeurtenissen speelden zich hier af in de private sfeer,
zoals Gerda Lerner benoemd. Er was dus politiek aanwezig in beide de groepen maar dit

,hing heel erg in de private sfeer waardoor dit niet zichtbaar was in de geschiedenis van de
grote mannen. Door je niet alleen te focussen op de politiek die door hen werd bedreven
maar ook de onderlinge politiek in de private sfeer en bijvoorbeeld in de fabrieken zoals
Thompson die beschrijft, verbreed je je blik. Er deden meer mensen mee dan alleen de grote
mannen.

4) Wat bedoelen historici met agency en welk ‘implicit ideal’ (p. 33) ligt in deze notie
besloten?
Met agency bedoelen historici de zelfredzaamheid en de manier van dingen kunnen doen
van een figuur. Er wordt namelijk vaak gedacht dat een onderdrukte (slaaf) geen mening
had en niks in te brengen heeft. Het boek van Stanley Eukins en die van Eugene Genovese,
vertellen ons iets anders. De slaven hadden wel inspraak en deden ook bijvoorbeeld aan
verzet door middel van religie. Historici hebben als implicit ideal om actoren in de
geschiedschrijving deze agency terug te geven en zo de onderdrukten een stem te geven. Zo
zag je dit ook in de boeken van de eerder benoemde schrijvers.
Walter Johnson trekt dit in twijfel door te benoemen dat we niet lukraak historische
actoren agency kunnen geven en we moeten oppassen dat we niet iedereen maar agency
geven, misschien wouden mensen dat helemaal niet.
5) Wat is gendergeschiedenis? En hoe verschilt gendergeschiedenis van
vrouwengeschiedenis? Gebruik Gerda Lerner als voorbeeld om de relatie tussen deze
twee historische specialismen uit te leggen.
Gendergeschiedenis is de geschiedenis van man en vrouw, waarin zij gelijk zijn en dit geeft
invulling aan het biologische begrip mannelijk en vrouwelijk. Eerder had je
vrouwengeschiedenis, een van de grondleggers hiervan is Gerda Lerner. Alleen in de
tweede feministische golf kwam men er achter dat je door de focus te leggen op alleen
vrouwen, een heel groot deel van de mannelijke dominantie vergat en hierdoor een scheef
beeld kreeg. De enige manier om de geschiedenis gelijk te krijgen, was volgens Lerner de
geschiedenis herschrijven. Dit gebeurde in de vorm van gendergeschiedenis.
De relatie tussen deze twee specialismen, is dat het beide de geschiedenis en de
bijbehorende actoren wou verbreden en op deze manier de focus van de geschiedschrijving
heeft veranderd. Je kan gendergeschiedenis zien als een voortbordurende factor op de
vrouwengeschiedenis.

6) Maza stelt, dit hoofdstuk overziend, dat het haar om meer gaat dan alleen het
schetsen hoe op een indrukwekkende manier het ‘wie?’ van de geschiedenis is
uitgebreid. Het is haar ook te doen om bredere veranderingen in de geschiedwetenschap
aan te tonen. Om te laten zien ‘that the practice of history itself and the questions
historians ask are transformed and renewed every time a new set of actors lays claim to
its past’ (p. 44). Leg uit wat zij hiermee bedoelt aan de hand van de geschiedenis van de
seksualiteit.
Maza stelt in dit hoofdstuk overziend dat het gaat om meer dan hoe op
een indrukwekkende manier het wie van de geschiedenis is uitgebreid.
Met het citaat bedoeld zij het volgende: als je als historici je niet

,verbonden kan voelen met het verleden, is het heden invullen moeilijker.
Als het ware heb je een usable past nodig om dit te bereiken. Je wilt je
kunnen identificeren met het verleden. In de geschiedenis van de
seksualiteit zien we dit terug, er was altijd al wel seks tussen dezelfde
genders maar dit werd nooit erkend in de geschiedschrijving. Doordat
homo historici (bijvoorbeeld George Chaucey) zich gingen buigen over het
verleden van de homoseksualiteit ontstond in 1970 Gay New York, van
dezelfde historici als die ik net benoemde. Er was een vraag naar een
verbreding, naar het hebben van een geschiedenis en de hier bij
behorende actoren waardoor er een nieuwe geschiedschrijving ontstaat.

H2
1) Maza bespreekt hoe historici het nationale kader van zijn vanzelfsprekend hebben
ontdaan, de natie hebben ‘gedenaturaliseerd’. Dat deden zij door het geconstrueerde
karakter van de natie aan te tonen. Leg uit hoe historici dat hebben gedaan aan de hand
van de concepten imagined community en memory.
Historici hebben de natie gedenaturaliseerd door het geconstrueerde karakter van een
natie aan te tonen. Historici hebben dit gedaan door te kijken naar een imagined
community, voornamelijk Benedict Anderson deed dit. Een natie heeft namelijk niet altijd
in deze vorm met deze grens bestaan. Maar we denken als natie wel dat dit zo gebeurt is.
Dit komt door het begrip imagined community, wat ons verbonden laat voelen met ons
land. In een kleine gemeenschap kent iedereen elkaar en dus voel je de verbondenheid met
elkaar. In een groot land/natie is dit natuurlijk niet het geval maar doordat we hetzelfde
nieuws krijgen, kinderen op school het basisonderwijs genieten en we een
gemeenschappelijke taal spreken voelen we ons Nederlands. Daarom voelt voor iemand uit
Groningen Limburg als dichtbij en Duitsland als het buitenland. Hier hoort ook de
invention van tradition bij gecombineerd met memory. Bij een bepaalde natie horen
tradities, waarvan de inwoners van een natie denken dat deze er al 1000 jaren zijn; zoals
bijvoorbeeld een volkslied en herdenkingen. Dit is echter in de 19 e eeuw verzonnen en
geintroduceerd als een nationale feestdag (bijvoorbeeld). Dit zorgt voor een
verbondenheid binnen een natie. De memory ofwel het collectieve geheugen draagt ook bij
aan het verbonden voelen met je land zo benoemd David Blight. Er wordt een collectief
geheugen gecreërd met gebeurtenissen die we wel en die we niet herdenken en verbinden
aan ons land. De tweede wereldoorlog wordt in Nederland wel heel sterk herdacht en de
Vietnam oorlog wordt vaak in het vergeetboekje gezet.

2) ‘If you carve out space differently or redirect your gaze from the obvious places you
are likely to come up with different actors and different stories’, schrijft Maza op
bladzijde 65. Geeft twee manieren waarop je ruimtes anders kunt indelen en leg uit hoe
je daardoor een andere geschiedenis te zien krijgt.
Door te kijken naar een andere ‘waar’ krijgt je geschiedenis een andere vorm. Maza doelt
in haar boek op verschillende ruimtes.

,- Water: door te kijken naar slavenhandel vanaf het oceaangebied krijg je een hele andere
blik op deze trans-atlantische slavenhandel. (Het werk wat Maza hiervoor gebruikt is the
Atlas of the atlantic slave trade). Slavenhandel speelde zich namelijk niet af in een
specifieke natie maar wel veel op zee. Door dus je ruimte te veranderen naar het water
krijg je een andere geschiedschrijving die allicht completer is.
- Bloodlands: In het werk Bloodlands van Timothy Snyder wordt gekeken naar de strijd
tussen Hitler en Stalin maar er wordt vooral gefocust op de tussenliggende gebieden. Daar
vielen namelijk ook veel slachtoffers (vrijuit de meesten). Door je te focussen op dit gebied
krijg je dus een geheel ander beeld van de gebeurtenissen.

3) ‘Wereldgeschiedenis’ klinkt als een onmogelijke opgave: het schrijven van de
geschiedenis van de hele wereld. Toch zijn er historici die zich met dit specialisme
bezighouden. Wat is hun benadering, en waarom is het door Maza genoemde boek van
Kenneth Pomeranz (The Great Divergence. Europe, China, and the Making of the Modern
World Economy) er een goed voorbeeld van?
De benadering van wereldgeschiedenis is om een overkoepelende geschiedenis te maken
voor verschillende landen. Ze kijken veelal naar de grote gebeurtenissen die op de wereld
plaats vinden, zoals meneer Huistra ook al benoemde de COVID-19 pandemie. Het gaat dus
om mondiale vraagstukken zoals ziektes maar ook religie en economie. Dit trekt verder
dan de landsgrenzen en heeft een mondiale impact, de wereld is het uitgangspunt. Dit is
deterritoriaal vastgelegd. Het werk van Walderstein (Marxistisch geïnspireerd) is hier een
goed voorbeeld van, deze laat de wereld als economie zien.
Kenneth Pomeranz is een goed voorbeeld hiervan omdat hij laat zien dat je
wereldgeschiedenis serieus moet bekijken, veel werken werden namelijk voornamelijk
vanuit Europa bekeken. Europa was de maatstaaf voor alles.
Pomeranz laat in zijn boek zien dat je China en Europa kan vergelijken op wereldniveau en
rekening moet houden met de verschillen van ieder land.
4) Er is de laatste decennia veel kritiek gekomen op het Eurocentrisme dat is ingeweven
in de academische geschiedbeoefening. Die kritiek is diepgravender dan alleen maar het
verwijt dat er te veel Europese geschiedenis op het programma staat. Volgens
postkoloniale denkers als Dipesh Chakrabarty is ook veel niet-Europese geschiedenis
eigenlijk Europese geschiedenis. Hoe kan dat?
Er is de laatste decennia veel kritiek gekomen op het Eurocentrisme, niet
Europese geschiedenis is ook eigenlijk Europese geschiedenis volgens
Dipesh Chakrabarty; Europa wordt constant als maatstaaf genomen, veel
vragen over een niet-Europees land worden gesteld vanuit een Europees
perspectief. De assymetrische onwetendheid draagt hier ook aan bij, er
wordt verwacht dat niet-Europeanen alles kennen over de Europese
geschiedenis maar andersom is dit niet zo.
Ook draagt het begrippenkader hier aan bij, we zien de Europese wereld
vaak als een moderne maatschappij terwijl we alles wat anders is dan ons
modern wordt gezien als traditioneel. Ook het begrip cultuur vs.
Beschaving draagt hier aan bij. Een beschaving is ontwikkeld en een

,cultuur alles behalve dat. De ontwikkeling wordt onderzocht in de
geschiedenis waardoor we de wereld naar Europese maatstaven indelen.
Niall Fergueson bespreekt dit in The West and the Rest.




H3
Vragen
1) Volgens David Armitage, geciteerd door Maza op p. 91, is ideeëngeschiedenis niet
meer “history from the neck up”. Leg die uitspraak uit: wat is er veranderd in de
ideeëngeschiedenis?
David Armitage heeft aangetoond dat ideeëngeschiedenis niet langer geschiedenis from
the neck up is. Eerst dacht men dat het idee in het brein zat, dus alleen in het hoofd. De
context waar alles onder the neck in zat, denk aan tijd, sociale positie, uiterlijk etc., deed er
niet toe. Er waren als het ware losse hersenen met grote ideeën waarop gefocust werd.
Hier kwam, onder andere door David Armitage, kritiek op en dit zorgde voor een ander
perspectief. Er werd gekeken naar de omgeving waarin de denker zich verkeerde, dus bij
Kant werd er niet alleen naar Kant gekeken in discussie met Plato maar naar Kant in
discussie met andere (kleinere) denkers van zijn tijd. Hierdoor kwam er ook meer een focus
te liggen op de verspreiding van ideeën, bijvoorbeeld door te kijken naar de geschiedenis
van het boek en het pamflet.
Er is dus het volgende veranderd in de ideeëngeschiedenis; er werd niet meer gedacht dat
er losse breinen waren met grote ideeën die zo maar ontstonden. Er werd meer gekeken
naar de omgeving waarin deze geest/brein zich bevond en vanuit daar gekeken hoe een
idee zich verspreidde, bijvoorbeeld via boeken.

2) Door het werk van Thomas Kuhn is de wetenschapsgeschiedenis ingrijpen veranderd.
Leg uit hoe door de nieuwe, ‘constructivistische’ benadering het beeld van wetenschap
veel historischer is geworden.
Het werk/paradigma van Thomas Kuhn heeft de wetenschapsgeschiedenis veranderd.
Eerst werd er gedacht dat de wetenschap niet veranderlijk was. Er was een idee en die
werd vervangen door een nog groter idee, zo beschrijft Kuhn. Maar Kuhn geeft aan dat de
wetenschap daadwerkelijk veranderlijk is, ideeën bouwden namelijk voort op elkaar.
Ideeën ontstaan namelijk niet zomaar in iemand zijn hoofd maar worden door de mensen
gemaakt.
Als belangrijkste voorbeeld kunnen we hiervoor de verhouding tussen Newton en Einstein
aanleveren.

, Een idee verving niet zo maar de andere maar bouwde voort op het idee wat er al was. Het
oude idee werd niet weggewuifd maar gebruikt voor een nieuw idee. Wetenschap was dus
wel veranderlijk.

3) ‘But is it really the case, historians have recently been asking, that the relation
between people and things works only one way?’ schrijft Maza op p. 106. Haar vraag is
retorisch, het antwoord is nee. Geef een voorbeeld van twee types geschiedschrijving:
één waarbij de relatie mens-object one-way is, en een andere waarin de relatie ook
omgekeerd werkt.
De geschiedschrijving waarbij de relatie met mens-object one way is de geschiedschrijving
van de identiteit. Mensen trokken bepaalde kledingstukken aan, vooral zichtbaar gemaakt
in de vrouwengeschiedenis, die jouw identiteit aantoonde. Deze objecten zeiden iets over je
status, geslacht en je positie binnen bijvoorbeeld de politiek.
Je hebt ook geschiedschrijving waarbij deze relatie ook omgekeerd werkt. Bijvoorbeeld de
evironmental history, de mens veranderd de natuur maar de natuur veranderd de mens
ook, door bijvoorbeeld pandemieën, natuurrampen etc. Tevens kunnen we hier de klok bij
benoemen, de klok werd uitgevonden door de mens maar veranderde tegelijkertijd de
mens zijn tijdsbesef en afspraken. Chocolade wordt benoemd in Maza haar handboek, dit
werd geïmporteerd naar het, wat wij nu, Europese gebied. Maar omdat mensen bang
waren dat ze door deze stof zouden veranderen naar de mindere klasse, gingen ze er
dingen aan toevoegen zodat het eetbaar voor hen werd. Hier zie je dus duidelijk dat een
product het handelen van mensen veranderd.

4) In de environmental history kijken historici verder dan mensen alleen, en nemen zij
ook niet-menselijke actoren in beschouwing. Waarom zijn die niet-menselijke actoren
van belang? Leg uit met behulp van voorbeelden uit de geschiedschrijving.
In environmental history kijken historici verder dan mensen alleen, deze niet menselijke
actoren zijn van belang omdat ze hiermee de agency van de natuur aangeven. Maza
benoemd dat eerder altijd werd gedacht dat het Westerse kapitalisme de natuur
uitput/verwoestte en dat dit dus een tegenstelling was maar later keken historici veel
meer in een hybride vorm naar de natuur en de cultuur. De natuur heeft namelijk ook
invloed op de mens en maakt ook slachtoffers. Maza benoemd hier als voorbeeld William
Cronon’s Changes in Land, waarin Cronon beschrijft hoe de natuur het landschap van New-
England veranderde. Er werd hier niet gekeken vanuit de menselijke kant maar vanuit de
natuur kant. Dit zorgde voor een nieuw perspectief waar de handelingsvrijheid van de
natuur centraal staat.
5) Waarom zou de historicus tatoeages bestuderen? En: zijn de tatoeages uit het artikel
van Caplan een vorm van geschiedschrijving – waarom wel/niet?
Historici bestuderen de tatoeages omdat dit een nieuwe vorm van
objecten geven. Je kan hierbij de vraagstelling geven; hoe gaan mensen
om met het verleden? Het toont de impact van een bepaalde
gebeurtenissen maar ook het private publiek maken en wat de identiteit in
die periode was. Het maakt van het lichaam een plaats waar geschiedenis

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PdV2002. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.39  4x  sold
  • (0)
  Add to cart