100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie (2021) H. 1 t/m 17 $5.44   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie (2021) H. 1 t/m 17

2 reviews
 40 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Duidelijke samenvatting zonder poespas en zonder een lastige lay out. Het is een echte stampsamenvatting zodat je lekker kunt zitten blokken! De samenvatting is geschreven in volzinnen en kent verscheidende plaatjes uit het boek. De samenvatting is van de nieuwste editie van het boek (2021)!

Preview 3 out of 25  pages

  • Yes
  • November 18, 2021
  • 25
  • 2021/2022
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: sterrebrink • 3 weeks ago

review-writer-avatar

By: marleenh02 • 1 year ago

avatar-seller
Woorden geassocieerd met ontwikkeling zijn groei, rijping, verandering, vooruitgang en differentiatie.
 Verandering en vooruitgang zijn essentiële kenmerken van ontwikkeling.

Rijping is verandering & vooruitgang op 2 niveaus: van klein-groot en van eenvoudig-complex (differentiatie).
Dit is bijv. dat baby’s moeizaam een lepel goed kunnen vasthouden en een kind kan dit al wel.

Leren is het verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring. Ervaring ontstaat door actief in
contact te treden met de omgeving.

Ontwikkeling is een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en
functioneren leiden. De ontwikkelingspsychologie richt zich vooral op de kinder- en jeugdjaren. De factor tijd
is belangrijk. Het houdt zich bezig met de vragen:

1. Welke psychologische toestanden doorlopen individuen tijdens hun ontwikkeling?
2. Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand op de andere?
 We willen dus ontwikkelingsprocessen beschrijven en verklaren.

 Babyperiode: 0-12 maanden
- Een baby wordt een baby/zuigeling genoemd zolang het kind nog niet loopt
- Groei- en ontwikkelingstempo is hoog, vooral op motorisch gebied
- Belangrijkste ontwikkeling: eerste gehechtheidsrelatie
 Peuterperiode: 1-4 jaar
- Ondernemend en zelfbewust. Meer verkenningsmogelijkheden (autonomie) en leerervaringen
- Egocentrisme: peuters denken en handelen vanuit hun eigen belevingswereld.
- Belangrijkste ontwikkeling: taalontwikkeling
 Kleuterperiode: 4-6 jaar (eerste 2 jaar van het basisonderwijs)
- Meer op andere kinderen gericht (sociale ontwikkeling neemt toe) en beschikking over rijke fantasie
- Accent verschuift van spelen naar leren
 Schoolperiode: 6-12 jaar (0-12 jaar zijn kinderen)
- Cognitieve ontwikkeling staat voorop
- Belangrijkste motorische mijlpaal is het aanleren van de schrijfbeweging (fijnmotorische beweging)
 Adolescentie: 12-18 jaar (jeugdigen)
- Pubertijd: periode van geslachtsrijping, ontwikkeling van seksualiteit en identiteit
- Relatie met leeftijdsgenoten is minstens zo belangrijk als die met de ouders

Vroeger waren de meeste mensen analfabeet: geen leerplicht, lage didactiek van lezen en dure boeken.
Voor kinderen werd weinig verborgen gehouden en kinderen uit de westerse cultuur werden geïsoleerd.

Locke (18e eeuw, de Verlichting):

 Tabula rasa  vroege voorloper van het behaviorisme
 Pleitte voor een strikte opvoeding die uiteindelijk zou resulteren in optimale zelfdiscipline en vorming
van de geest. Men ging er vroeger van uit dat ze hun kinderen slechte gewoonten moesten afleren.
Kinderen moesten de ouders gehoorzemen en anders kregen ze een pak slaag

Jean-Jacques Rousseau (18e eeuw, de Verlichting):

 Romanticus, gaf gevoel een belangrijke plaats. Mensen zijn van nature goed
 Het onbedorven kind heeft met zijn nieuwsgierigheid en energie slechts ruimte, respect en stimulans
nodig (géén correctie of beknotting van de ouder). Een kind is een actief en onderzoekend wezen.

Charles Darwin gebruikte voor het eerst onderzoek naar de ontwikkeling van menselijk gedrag. Hij
observeerde zijn eigen zoon van 0-3 jaar. Dit was niet systematisch en de observatie was subjectief.
In de 19e eeuw ontstonden babybiografieën. Dit was beschrijvend van aard: het observeren, waarnemingen
opschrijven en eigen interpretaties daarop verwoorden.

, Correlatie = een samenhang tussen twee factoren, bijvoorbeeld lengte en gewicht.
 Causaal/oorzakelijk verband: de ene eigenschap is de veroorzaker van de ander X  Y.
 Betrouwbaar: de meting moet ongeacht het tijdstip en persoon die de meting verricht steeds hetzelfde
resultaat opleveren. Voorwaarde: de waarde van de eigenschap mag ondertussen niet veranderen
 Valide = het meetresultaat van een instrument moet vergeleken worden met een standaard of criterium.
Dit doe je door het instrument te ijken. Moet net zo valide zijn als andere instrumenten.

Operationaliseren is nodig om een eigenschap te meten: de eigenschap moet vertaald worden om er
meetbare gegevens aan te koppelen. Bijv. agressie zien als schoppen, slaan en schelden en dit meten.

- Open interview: vraagtechniek waarbij de vragen deels geleid worden door de gegeven antwoorden.
Dient vaak als eerste verkenning van een bepaald onderwerp
- Gestructureerd/gesloten interview: een vaste reeks vragen die bij verschillende kinderen in dezelfde
volgorde worden gesteld. Kan ook d.m.v. een vragenlijst. Antwoorden kunnen nu vergeleken worden.

Dwarsdoorsnedeonderzoek:

 Het makkelijkste te realiseren: is tijd- en kostenbesparend en wordt veel toegepast
 Op één moment worden de resultaten van kinderen van verschillende leeftijden met elkaar vergeleken.
 Beperking 1: een generatieverschil tussen 2 groepen wordt voor een ontwikkelingseffect aangezien wat
berust op het cohorteffect. Cohort = groep mensen met hetzelfde geboortejaar. Je vergelijkt met dit
onderzoek verschillende cohorten waarbij niet met zekerheid vast te stellen is in hoeverre het verschil
komt door de ontwikkeling of door een specifieke gebeurtenis die de ene cohort wel heeft meegemaakt
 Cohorteffect = de invloed die specifieke, tijdsgebonden maatschappelijke gebeurtenissen op een cohort
kunnen hebben, bijv. de 2e wereldoorlog
 Beperking 2: zegt niets over de individuele ontwikkeling

Longitudinaal onderzoek:

 Het gedrag van kinderen wordt op minstens twee verschillende uiteenlopende tijdstippen vastgelegd
 Ontwikkeling van het individu kan worden gemeten en er is geen beperking qua cohort
 Nadelen: kostbaar, tijdrovend en kans dat proefpersonen stoppen waardoor de steekproef niet meer
representatief is. Hierdoor kunnen er geen conclusies aan de onderzoeksresultaten worden verbonden

Freuds ontwikkelingsfasen + Id, Ego en Superego doornemen vorige samenvatting! Het begint met de
seksuele energie - libido - van het Es (Id) welke gericht is op de erogene zones.

- Orale fixatie kan ontstaan doordat het kind te vroeg de moederborst onthouden wordt: het spenen.
Eetstoornissen en rookverslavingen worden als orale problemen beschouwd.
- OCD en smetvrees komen door fixaties in de anale fase waarbij schoon/vies een rol speelt

Belangrijkste uitgangspunt cognitieve ontwikkelingstheorieën: het gedrag van kinderen in een bepaalde
leeftijdsfase is de weerspiegeling van hun denk- en kennisniveau. Het weten (cognitie) speelt een centrale rol
en heeft invloed op andere psychologische verschijnselen, bijv. emoties.

De grondlegger van het cognitieve ontwikkelingsmodel is Jean Piaget. Zijn conclusie was dat oudere kinderen
intelligenter zijn dan jonge kinderen en dat hun denkwijzen fundamenteel van elkaar verschillen.
Intelligentie zag hij als levensfunctie die de mens in staat stelt zich aan de eisen van de omgeving aan te
passen. Elke intellectuele activiteit heeft als doel een evenwicht te vinden tussen de gedachtewereld van het
individu en zijn omgeving. De bouwstenen van intelligentie zijn schema’s/cognitieve structuren.

Piaget zag kinderen als actieve onderzoekers die door interactie met hun omgeving een eigen beeld van de
werkelijkheid construeren. Pas door eigen ervaring en ontdekkingen kan kennis en inzicht ontstaan en het
tempo hiervan is niet afhankelijk van anderen (nature-visie). De vier stadia van cognitieve ontwikkeling:

1. Sensomotorische stadia (0-2 jaar): van reflex naar reflectie.

, Denken staat in het teken van doen. Wanneer de baby ontdekt dat het verschil in handelen een verschil in
effect oplevert, worden de handelingen doelgericht. Tussen 1,5 en 2 jaar ontstaan deze gedragingen:

 Taalverwerving
 Fantasiespel: een willekeurig object of gebaar krijgt tijdelijk de functie van een ander object/handeling
 Indirecte imitatie: het uitstellen van imitatie, iets nadoen wat gister gebeurd is. Peuters kunnen dus
waargenomen gedrag mentaal vastleggen en later reproduceren: ze gebruiken hun geheugen.
 Objectpermanentie: mijlpaal voor zowel de cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling. Een kind kan
een voorstelling van een object maken en beseffen dat het niet ophoudt met bestaan ook al is het uit het
zicht. Daarnaast komt het inzicht dat de omgeving niet alleen blijvend, maar ook onafhankelijk is van het
‘ik’. Dit is het startpunt voor hechting aan een vaste verzorger.
 Er is pas sprake van objectpermanentie als een kind gaat zoeken naar een verdwenen object.

2. Preoperationele stadia (2-6 jaar): voorbereiding op het operationele stadium, wat kan een kind nog niet.

 Peuters creëren hun eigen individuele fantasiewereld, kleuters delen deze fantasiewereld met anderen
en communiceren meer met taal. Er is een verschuiving van egocentrisme naar sociaal functioneren.
 Centratie: een kind laat zijn redeneringen en conclusies leiden door het meest opvallende aspect van
een probleem van het hier-en-nu. Ze kijken naar het statische aspect (Sinterklaas bestaat) in plaats van
het dynamische (gehoord hebben dat Sinterklaas de buurman is).
 Logica is nog beperkt, geen sprake van conservatie: inzicht dat de hoeveelheid van een bepaalde stof
niet verandert als er iets aan de vorm van de stof verandert (glas water)

3. Concreet operationele stadia (6-12 jaar)

Informatie heeft betrekking op realistische, concreet voorstelbare situaties. Kinderen kunnen representaties
mentaal bewerken. Door mentale operaties neemt het oplossend vermogen toe.

 Reversibiliteit: een uitgevoerde handeling kan in gedachten weer teruggedraaid worden naar de
oorspronkelijke uitgangssituatie. Klei kan van een gevormde staaf weer in bolvorm gemaakt worden
 Organisatie: meerdere aspecten van een probleem worden meegenomen om gezamenlijk tot een
slotconclusie te komen: reversibiliteit, compensatie (een probleem van 2 kanten bekijken, glas is
dunner/boller dan de andere) en identificatie (ik heb er niks aan veranderd dus het moet hetzelfde zijn)

4. Formeel operationele stadia (vanaf 12 jaar)

De mentale operatie gaat van de concrete inhoud naar abstract niveau. Het denken wordt flexibeler en
kinderen denken nu ook na over hoe de wereld eruit had gezien als … . Een kind kan zich distantiëren van het
inhoudelijke aspect van een probleem en via logisch redeneren tot een conclusie komen

 Belangrijkste aspect: vermogen tot hypothetisch-deductief redeneren. Dit is een vorm van probleem
oplossen waarbij men alle mogelijke oplossingen inventariseert en vervolgens systematisch toetst.

Piaget constateerde dat er grote verschillen zijn in de
wijze waarop kinderen van verschillende leeftijden met
spelregels omgaan. Kleuters hebben weinig besef van
regels: ze imiteren oudere kinderen. Iets oudere kinderen
kunnen zich aan spelregels vasthouden, maar zien de
willekeur ervan nog niet in. Vanaf 11-12 jaar beseffen
kinderen dat spelregels afspraken zijn die verandert
kunnen worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meikebuursma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.44  5x  sold
  • (2)
  Add to cart