Met deze samenvatting ben je helemaal voorbereid op jouw toets, want deze samenvatting is helemaal compleet en inclusief aantekeningen van in de les en belangrijke grafieken en voorbeelden besproken in het boek. Je hoeft het boek hiervoor dus eigenlijk niet meer te lezen.
Samenvatting Economie Integraal VWO
Hoofdstuk 17 Monetaire zaken
Paragraaf 1
Consumentenprijsindex: een gewogen gemiddelde van de prijzen waarmee de
consumenten te maken hebben.
de prijsindexcijfers van de afzonderlijke producten of productgroepen worden partiële
prijsindices genoemd.
De CPI geeft de prijsontwikkeling weer van een representatief pakket
consumentengoederen.
Inflatie: de stijging van de consumentenprijsindex (CPI)
Deflatie: de daling van de consumentenprijsindex (CPI)
Andere maatstaven voor inflatie:
1. Geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP/harmonised index of
consumer prices) is gebaseerd op het gemiddelde bestedingspatroon in EU
2. persoonlijke inflatie is gebaseerd op je eigen consumptiepatroon
3. Prijspeil BBP: een prijspeil voor niet alleen consumptiegoederen, maar ook
kapitaalgoederen
4. Producentenprijsindex (PPI): de index geeft de gemiddelde prijsontwikkeling
weer van Nederlandse industrieproducten.
Gevolgen inflatie
1. koopkracht aantasting
2. verandering internationale concurrentiepositie: als de Nederlandse prijzen
harder stijgen dan die van onze concurrentie dan bestaat de kans dat de
klanten hun aankopen in een ander land gaan doen.
3. verandering verhouding schuldenaar en schuldeiser: je moet van een lening
de nominale waarde terugbetalen, maar na 10 jaar is dat bedrag reëel gezien
minder waard.
4. effect op inkomensverdeling: niet alle prijzen stijgen even hard, de
inkomensverhoudingen veranderen dus, maar er zullen ook werknemers zijn
die geen prijscompensatie krijgen → raken achterop.
5. versnelde afvoer aankopen: als prijzen snel stijgen gaan mensen hun
aankopen versneld uitvoeren, want morgen is het weer duurder →
hyperinflatie → mensen hebben geen vertrouwen meer in hun geld.
Waardevast: als het evenveel toeneemt als de consumentenprijsindex.
Welvaartsvast: stijgt even veel als het gemiddelde loon in het bedrijfsleven.
Gevolgen deflatie
1. koopkracht van een nominaal bedrag neemt toe
2. concurrentiepositie wereldmarkt verbeterd
3. reële waarde geleende bedrag neemt toe
4. inkomensverhoudingen veranderen
5. aankopen worden uitgesteld, want alles is morgen goedkoper
, Geldillusie: mensen laten zich vooral leiden door veranderingen in nominale
waarden en niet door veranderingen in reële waarden
Paragraaf 2
Oorzaken van inflatie en deflatie
Bestedingsinflatie/demand pull inflation: de bestedingen trekken het prijspeil
omhoog.
Monetaire inflatie: vorm van inflatie die wordt veroorzaakt door de toename van de
hoeveelheid geld in omloop. Het is een vorm van bestedingsinflatie
Kosteninflatie/cost push inflation: inflatie veroorzaakt door kostenstijging→ de
kosten duwen de prijzen omhoog.
1. Loonkosteninflatie: als de lonen sterker toenemen dan de
arbeidsproductiviteit stijgen de loonkosten per product en deze worden
doorberekend in de verkoopprijzen. Stijging loonkosten kun je berekenen door
de loonindex te delen door de index van de arbeidsproductiviteit.
2. Winstmarge-inflatie: producenten die hun winst vergroten door prijsstijging,
alleen mogelijk als de producenten ondanks deze prijsstijging ook kunnen
blijven concurreren.
3. Belastinginflatie: overheid kan inflatie veroorzaken door een btw-verhoging
of door accijns en milieuheffingen te verhogen of door subsidies te verlagen.
4. Rente-inflatie: de rentekosten kunnen stijgen door de stijging van het
rentepercentage, die extra kosten kunnen worden doorberekend in de
verkoopprijzen.
5. Geïmporteerde inflatie: inflatie door het buitenland → duurdere
geïmporteerde goederen en diensten worden doorberekend in de prijzen van
eindproducten = geïmporteerde inflatie.
Paragraaf 3
Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1) bestaat uit chartaal en giraal geld. Het
chartaal geld is alles in handen van het publiek (=huishoudens en ondernemingen).
Het girale geld bestaat uit tegoeden van huishoudens en ondernemingen op hun
rekeningen, die direct opeisbaar (betaal & gewone spaar) zijn.
Dit wordt ook wel de primaire liquiditeiten genoemd.
Secundaire liquiditeiten (M2): bijna geld, je kan er geen betalingen mee doen,
maar kunnen wel in geld worden omgezet binnen een paar maanden/jaren. Een
voorbeeld hiervan is je spaargeld wat je om de 3 à 6 maanden kan ophalen.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dee25. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.