Week 5
Geheugen:
Hoe bewaren de hersenen herinneringen?
• Eerst dachten ze dat bepaalde cellen, bepaalde informatie opsloegen, bijv. herinneringen opslaan van je oma (grandmother celss). Niet handig, want als
die cel kapot gaat ben je alle informatie kwijt
• Later: nieuwe verbindingen tussen grote gebieden (witte stofbanen) -> Karl deed onderzoek bij konijnen en bracht daar beschadigen aan en keek wat er
fout ging. Ging via klassiek conditioneren proberen iets te leren.
• Nu: gebaseerd op activatie van netwerk. Het netwerk creëert een echo van originele ervaring. Je creëert niet een precieze ervaring maar iets wat erop Lange termijn geheugen
lijkt. Activatie van bijv. de sensorische gebieden, Hypocampus is wel heel belangrijk
Verschillende onderverdelingen:
- korte termijn vs lange termijn (consolidatie en rehearsal) eerst korte termijn daarna (voor altijd/jaren) opslaan is lange termijn Expliciet Impliciet
Verplaatsen van kort naar lang is consolidatie verplaatsen, hoe goed die consolidatie werkt is afhankelijk van rehearsal, herhalen van informatie. Dat is je moet moeite doen om informatie Je hoeft die niet bewust op te halen, bijv. fietsen,
afhankelijk van intensiteit (niet alleen maar herhalen) maar wat je ermee doet, hoe uitgebreider je ermee werkt hoe beter je het doet, in n verhaaltje zetten, op te halen, goed graven in je een automatisme
ezelsbruggetjes, vragen etc. geheugen
- procedureel vs declaratief Procedureel Priming
Procedurele herinnering: je leert om iets te doen/uitvoeren, bepaalde vaardigheid, hoe je moet fietsen Semantisch (kennis, bijv. Episodisch (persoonlijke Vaardigheden zoals Hoe je gedrag onbewust kan
Declaratief: talige herinnering: het onder woorden brengen, ervaringen waar je over kan vertellen (expliciet) het beantwoorden van een vraag, wat heb je in de fietsen beïnvloeden
toets vraag vakantie gedaan?)
- Explicitiet vs impliciet
Expliciet: je hebt de herinneringen bewust meegemaakt
Impliciet: onbewust geheugen, je leert het wel, je hebt het opgeslagen, maar je bent je niet bewust van leren. Voorbeeld hiervan is fi etsen.
Hippocampus: ook belangrijk bij dieren (locaties en ruimtelijke handelingen) bij ratten bijv. het leren van 'n route door 'n doolhof. Spatieel geheugen
Bij mensen vooral afhankelijk van taal: vooral declaratief langetermijngeheugen
Schade aan hippocampus leidt tot (ernstig) geheugenverlies, bilaterale schade (beide hippocampus). Bij 1 kapot kan de ander w el functioneren en herinneren,
bij beide niet, dan ernstig geheugenverlies
Schade aan de hippocampus was te zien bij patiënt HM
Bij hem zijn beide temporaalkwabben verwijderd (ook hippocampus) en dus ook van lange termijn geheugen, hij sloeg niks meer o p. Hij kon geen nieuwe
herinneringen opslaan, hij had wel herinneringen van voor de operatie, consolideren. Intact impliciet procedureel geheugen (wel gitaar spelen, maar wist niet
dat hij het had geleerd) hij was zich er niet bewust van
Geheugenverlies = amnesie (nesie is herinneringen, a is niet)
Anterograde amnesie = het verlies van herinneringen van ervaringen na de hersenoperatie (schade aan de hippocampus). De persoon kan zich niet bedenken
hoe mensen heten, of wat hij gister heeft gedaan. Impliciet geheugen, procedural geheugen en werkgeheugen wordt niet gedaan v anuit de hippocampus, maar
vanuit andere gebieden in het brein. Onvermogen nieuwe herinneringen te vormen
Retrograde amnesia = het verlies van herinneringen van alle ervaringen die VOOR de hersenoperatie hebben plaats gevonden. De vrouw wist niet wie haar
'husband' was en ze herkende haar kinderen niet.
Het is wel normaal om dingen te vergeten, efficiency
Werkgeheugen:
- kort vasthouden en bewerken informatie, je gebruikt de informatie. Je plant iets, je denkt er over na. Je houdt info vast, be werkt het en gebruikt het.
Opzoeken vd route naar de tandarts.
3 onderdelen:
- visuospatial sketchpad (schetsbook): visuele en spatiele informatie verwerken
- phonological loop: auditieve, talige informatie die je hoort. Informatie verwerken die via onze oren binnen komen
- central executive : informatie vasthouden en bewerken, coördinatie proces. Zij bepalen wat er gebeurt en wanneer.
De prefrontale gebieden zijn hier belangrijk voor. Dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC); is voor doelgericht gedrag en motivatie. Wat er waar in het brein
gaat gebeuren met info, naar ltg
Bijzondere vormen van geheugenverlies:
• Prospectief geheugen: herinneren wat er in de toekomst gaat gebeuren, bijv. morgen 10 uur afspraak
• Brongeheugen: waar een herinnering heeft plaatsgevonden, de oorsprong, oh in de trein heb ik iets geleerd. Waar en wanneer je iets geleerd/ mee maakt.
Onderscheid maken van echte en valse herinneringen. Verbeeld het je/droom je of echt gebeurt. Corsifacof weten niet meer wat echt gebeurt is
• Infant amnesia: weinig herinnering aan eerste jaren. Tot ongv 4 jaar, de hippocampus nog in ontwikkeling, is minder goed in staat om herinneringen vast
te houden. Ze onthouden echt wel, maar het is name de duur van onthouden waar ze moeite mee hebben. Baby's hebben bijv. herinneringen van dagen
en dat wordt steeds langer tot jaren
Intern werkmodel: het beeld van jezelf, anderen en de omgeving watt is opgeslagen in je herinnering. Het heeft enigszins een sturende rol hoe jij omgaat met de
omgeving/vertrouw je snel anderen.
Hersenbeschadiging aan de temporale polen is een kenmerk van de degeneratieve aandoening die bekend staat als semantische dementie (Mummery et al.,
2000). Patiënten met semantische dementie verliezen hun conceptuele kennis van woorden, voorwerpen en mensen en tonen moeilij kheden in taalbegrip en -
productie
Taal:
Belangrijk voor communicatie met de wereld om je heen, geschreven taal
Taal in het brein: Broca's area, bij de meeste mensen in de linkerhelft taal. Bij klein deel vd linkshandige zit het in de rechterhersenhelft. Heel klein de el ook
bilateraal, dus in beide delen. Het gebied dat verantwoordelijk is voor taalproductie (spraak). Het spreken van taal, wordt doorgestuurd naar de primaire
motorische cortex waardoor de mondspieren hun werk kunnen doen.
Patiënt Tan: door syfilis veroorzaakte beschadiging in linker frontale cortex. Ernstig verstoorde spraakproductie
Functie gebied Broca:
- spraakmotoriek (primaire schors)
- woordvinding, welk woord moet ik uitspreken, hoe spreek ik het uit
- grammaticaproductie, in de juiste volgorde en de juiste vorm
Beschadiging leidt tot expressieve afasie. Ze begrijpen wat andere zeggen, wat ze zeggen klopt ook, alleen heel langzaam.
- langzaam spreken,
- woordvindingsstoornissen
- a-grammaticale spraak, losse worden, halve zinnen
- taalbegrip gespaard, ze begrijpen wat ze zeggen
Wernicke's area: ontdekte gebied verantwoordelijk voor taalbegrip. Gebied wat klank omzetten in begrip, verstaan wat er tegen je gezegd word
Er was 'n patient, had schade in linker temporale cortex. Hij kon wel horen, maar hij produceerde betekenisloze spraak, het k wam er wel vloeiend uit. Wat ze
tegen hem zeiden begreep hij ook niet. Tegen over gebied van Broca. Gebied Wernicke ligt tegen primaire auditieve cortex aan. Waar klanken binnenkomen en
geanalyseerd worden
Functie van gebied van Wernicke:
- woordbegrip
- zinsbegrip
Beschadiging leidt tot receptieve afasie: stoornis in analyse en begrip van taal. Het lijkt alsof het normaal is, maar wat ze zeggen is super onduidelijk of klopt
niet. Soms is er wel iets van begrip.
- Vloeiend spreken (lijkend, niet zo), syntactisch correct, maar betekenisloos (als je zinnen niet begrijpt, kan je ze ook niet zelf inzetten)
- Ernstig verstoord taalbegrip, niet begrijpen wat er van je gevraagd wordt.
Fasciculus arcuate: zenuwbundel tussen gebieden Broca en Wernicke, verbinding receptieve en productieve gebieden. Verbinding taalbegrip en taal productie.
Beschadiging leidt tot conductie-afasie/geleidingsafasie (zie stippellijntje). Taalbegrip is relatief in orde, ze begrijpen wat er tegen ze gezegd worden,
taalproductie is ook oké. Maar ze kunnen niet iets nazeggen, iets wat binnenkomt (analyseren) moet worden omgezet worden in de taalproductie
Geschreven taal:
Gebied van Wernicke is verbonden met de visuele cortex. Begrijpen van geschreven taal
Schade leidt tot alexie: verlies leesvaardigheid. Vaak door 'n tumor. Ze konden wel lezen maar daarna niet meer.
Dyslexie is probleem aanleren van lezen. Is 'n ontwikkelingsprobleem
- Eerst primaire cortex, wordt doorgegeven aan Wernicke waar 't geanalyseerd wordt. Wil je het nazeggen dan moet het naar gebied van Broca -> motorische
cortex om daadwerkelijk gesproken taal te produceren
- Eerst primaire visuele cortex binnenkomen, dan naar Wernicke begrip van taal en welk klankpatroon, begrip van taal. Daarna pa ssive arcuate, Daarna naar
Broca -> omzetten in uitspraak patroon
H6: empathie
Mentalizing: het proces van het afleiden of toeschrijven van mentale toestanden aan anderen
Empathie/ perspective taking: inlevingsvermogen in gevoelens anderen (zonder de emotie van anderen zelf ervaren)
• Zero-order intentie: De veronderstelling dat een agent geen overtuigingen bezit en verlangens. Het reageert reflexief op prikkels, zoals het produceren van
een schreeuw wanneer bang of rennen om een roofdier te ontwijken.
• First-order intentie: De gevolgtrekking dat een agent overtuigingen bezit en verlangens, maar geen overtuigingen over overtuigingen. Het kan een
schreeuw produceren omdat het gelooft een roofdier is aanwezig of wil dat anderen weglopen.
• Second-order intentie: De gevolgtrekking waarover een agent overtuigingen heeft: overtuigingen van andere mensen. Het kan een schreeuw produceren
Nieuwe sectie 1 Pagina 1
,Mentalizing: het proces van het afleiden of toeschrijven van mentale toestanden aan anderen
Empathie/ perspective taking: inlevingsvermogen in gevoelens anderen (zonder de emotie van anderen zelf ervaren)
• Zero-order intentie: De veronderstelling dat een agent geen overtuigingen bezit en verlangens. Het reageert reflexief op prikkels, zoals het produceren van
een schreeuw wanneer bang of rennen om een roofdier te ontwijken.
• First-order intentie: De gevolgtrekking dat een agent overtuigingen bezit en verlangens, maar geen overtuigingen over overtuigingen. Het kan een
schreeuw produceren omdat het gelooft een roofdier is aanwezig of wil dat anderen weglopen.
• Second-order intentie: De gevolgtrekking waarover een agent overtuigingen heeft: overtuigingen van andere mensen. Het kan een schreeuw produceren
omdat het anderen wil laten geloven dat er een roofdier in de buurt is. False-geloofstests werken op dit niveau (bijv. 'Ik denk dat' Sally denkt dat de
knikker in de doos zit’).
• Third-order intentie: Een agent heeft overtuigingen over die van anderen overtuigingen met betrekking tot overtuigingen over andere mensen, zoals 'Ik
denk dat John denkt' dat Sally niet weet waar de knikker is’.
TOM: vermogen om
- mentale toestand aan anderen toe te schrijven
- te beseffen dat gedachten van anderen kunnen afwijken van de eigen.
In staat bent te beseffen dat anderen een eigen geest hebben, zij hebben ook 'n mentale toestand/emoties hebben.
Dit ontwikkelt zich rond het 4e jaar. Ze testen dit met de false belief test (TOM) of empathie testen, de Sally test. False belief = verkeerde gedachten.
Mensen die gebrekkig zijn in sociale interactie halen wel de false belief task. Maar er is een andere test: reading the mind in the eyes test. Gemoedstoestand
inschatten op basis van foto vd ogen. Mensen met lage empathie/TOM scoren hier wat lager op, mensen met autisme ook.
Empathie en TOM in het brein:
• Superieure temporale gyrus (STG)
- Taal: Prosodieperceptie. Perceptie wat je hoort. Vooral de rechter hersenhelft is betrokken bij taal: prosodieperceptie. Emotionele betrekking van taal.
Als je iets boos/blij zegt. Stembuiging. Kan je emoties aflezen
• Temporale polen
- Semantiek: social-emotionele context. Ook belangrijk voor begrip van taal, semantiek: hoe moet ik dit bericht opvatten, de context is belangrijk. Zowel
verbaal als lichaam
• Temporoparietal junction (TPJ)
- ‘Levende’ beweging: bewegingsperceptie. Bewegingen van belang die acties waarnemen. Bijv. blikrichting, mondrichting, waarneming van lopen of
kruipen. Bewegingsredenenen die iets sociaals bij zich hebben
• Mediale prefrontale cortex
- Metacognitie: denken over denken, tom is een voorbeeld daarvan.
• Inferieure frontale gyrus (IFG) en insula
- Integratie primaire sensatie in bewustzijn
- ‘Emotional awareness’
- IFG: taal
En voor het combineren van deze woorden de inferior frontal gyrus ( IFG).
De IFG en de MFG zijn betrokken bij het verwerken van zelf-gerelateerde informatie (d.w.z. informatie over jezelf, met inbegrip van uiterlijke en innerlijke
kenmerken). Daarnaast zijn de IFG en insula betrokken bij de regulatie van emoties (Devue & Bredart, 2011).
Emotional awareness: bewustzijn van emoties, van eigen en van ander. Insula is voor de ervaring van fysieke als emotionele ar ousal. In de IGF ligt ook het
gebied van Broca.
Autisme:
Kenmerken
• Problemen met sociale communicatie en interactie (verbaal en non-verbaal)
- oogcontact
- fysiek contact
- empathie/inlevingsvermogen (TOM)
- taal
• Beperkte gedragingen en interesse
- obsessieve focussen: eindeloos met 1 object spelen (autootje)
- sterke behoefte aan routines
• Soms ook laag iq
Andere termen: syndroom van Asperger: (Valt nu onder autisme)
- problemen met sociale interactie
- taalontwikkeling is normaal
- laag iq komt weinig voor (normaal tot hoog IQ)
- afwijkende motoriek
PDD-NOS: Verzamelnaam voor autisme als je niet aan alle voorwaarden voldeed. Valt nu onder autisme
Verschillende ideeën over het kernprobleem van autisme:
- zwakke centrale coherentie: gaat uit van beperkte focus in gedrag. Analyse van details, brein heeft moeite om alle details sa men te zien, 1 geheel van te
maken. Het samenbinden van informatie, het zien van gehele. Dat zou ook de sociale problematiek verklaren
- afwijking in gebieden betrokken bij cognitieve controle en coördinatie (DLPFC, OFC en cerebellum)
Theory of mind-probleem
Problemen met het inschatten vd geest in het algemeen (eigen en anderen): sociaal-communicatieve problemen centraal. Willen graag structuur
- mirror neuron theory of autism. Spiegelneuronen. Ze hebben 'n belangrijke functie bij tom
Beide gaan uit van cognitief probleem
Spiegelneuronen:
Zijn ontdekt bij bewegingen en imitatie.
- Neuronen in primaire motorische gebieden actief bij zien en bij het uitvoeren van 'n handeling.
- Die rode strip daar zitten neuronen in, zij vuren als ze de handeling zien en als je ze uitvoert. Ze genereren 'n patroon om een handeling uit te voeren, als je het
uitvoert komt er nog eens een patroon.
- Bij mensen en apen is dit aanwezig
- Leren door imitatie is een heel belangrijk principe.
Spiegelneuronen in STG, IFG en insula
- Brein simuleert gevoelens van anderen
- Spiegelneuronen actief bij het ‘zien’ èn bij het ‘uitvoeren’ van gevoelens
- NB: In ontwikkeling empathie eerst ‘emotional contagion’
= daadwerkelijk overnemen
- Distantie ontwikkelt zich met ToM
Daadwerkelijk overnemen, dat doen jonge kinderen (als er 1 huilt, gaan ze allemaal huilen). Later ontwikkel je distantie (tom )
In gebieden die belangrijk zijn voor tom en empathie zitten misschien ook wel spiegelneuronen. Om gevoelens van andere in te schatten, simuleer je het bij
jezelf. Spiegelneuron actief bij het zien/uitvoeren van gevoelens.
Concluderend kan er gezegd worden:
2 symptoomclusters centraal
- Beperkte focus en gedrag
- Sociale problemen (inlevingsvermogen)
‘Afwijkingen’ in hersengebieden betrokken bij
- Cognitieve controle en coördinatie
- Emotieverwerking en emotional awareness
Maar: verschillende theorieën sluiten elkaar niet uit. Individuele verschillen in symptomen en pathofysiologie
Emotioneel/affectief cognitief
voelen, onbewuste proces, automatisch bewust denken/wat je ka n aanleren
Perceptie-actie model (PAM)
Vroeg in de evolutie al empathie
1. Automatische imitatie/spiegelneuronen
2. Zorgen kunnen maken om andere
3. Inleven in anderen, hoe denkt deze persoon. Je kunnen verplaatsen
Simulation/imitation: als iemand gaapt, ook met jonge kinderen kan je het doen. Dieren doen het ook.
Auditief werkt dit ook, als er 1 begint met huilen doen andere het ook. Met lachen kan je dit ook doen
Facial mimicry: automatische imitatie van emotionele gevoelens van andere. Mensen gaan automatisch een beetje nadoen. Er is iets van bewegi ng.
Empathie voor pijn: je kan de pijn van anderen voelen, plaatje gebroken voet
Empathie is al heel oud, dieren doen het ook. Ze helpen liever een andere muis die pijn heeft dan zelf eten.
Lees de theorie van Watson
Personal distress: je neemt de stress over van anderen. Je bent overwhelmed door de emoties dat je even niks meer kan doen bij een ongeluk.
- Self oriented: meebrullen als een kind overstuur is. Een dokter moet geen medelijnen hebben met patient. Empathie heeft dus ook nadelen
Sympathie/compassie: is gericht op de ander. Je helpt anderen. Other oriented. Je komt niet van je eigen stress af, maar helpt anderen.
Cognitieve empathie, ze dachten eerst dat alleen mensen dat hebben, maar nu blijkt dat bijv. dieren het ook hebben. Dieren ku nnen ook de sally test doorstaan.
• Als je geen mirror neuronen hebt, kan je moeilijk automatisch imiteren.
Nieuwe sectie 1 Pagina 2
, • Als je geen mirror neuronen hebt, kan je moeilijk automatisch imiteren.
• Pijn heeft veel overlap met spiegelneuronen. Bij pijn/walging: insula en anterior cingulate cortex
Tom:
Sulcus en gyrus, broca en wernicke. Er is veel overlap tussen tom en taalverwerking. Je moet complexe informatie uit iets hal en.
- Temporale pole
- Mediale prefrontale cortex
- Temporo-parietal junction (TPJ)
Taal, gevoel, oog/lichaamsbeweging
Hormonen en empathie:
Hormonen hebben verschillende effecten op empathie. Op neuraal gebied hebben ze verschillende effecten
Mannen worden beter in mind reading na toedienen van oxytocine. Bij vrouwen wordt het minder als je ze testosteron geven.
Als er meer testosteron aanwezig is tijdens de pre geboorte, heeft dat invloed op de hersengrootte.
- Hersenen van 2 jongetjes maken meer testosteron aan en maken elkaars brein groter
- Bij meisjes in het brein het kleinst (twin studie)
Ze hebben gemeten hoeveel testosteron er in de baarmoeder aanwezig was, en later toen ze volwassen waren. Wat blijkt, hoe hoo g het testosteron in de
baarmoeder was beïnvloed hoe groot bepaalde hersengebieden waren toen ze 10 jaar oud waren. Bijv. taalgebieden of mind readin g wordt beïnvloed.
Ander onderzoek: geef mensen testosteron, gebied van Broca functioneert minder goed na het toedienen.
Autisme:
Vanaf 3 jaar te zien, geen biologische markers te zien
Verbinding tussen Broca en motorische gebieden is minder goed ontwikkelt bij kinderen met autisme.
Het autistische brein lijkt meer op mannen brein, vooral het gedrag of bepaalde eigenschapen, extreme male brain
Sekseverschillen vergelijkbaar met ASS:
- verminderde automatische imitatie
- minder mind reading
- minder mirror neuro activatie
- amygdala size
- minder neurale activatie bij empathie taken
Maar kan je niet oxytocine toepassen bij mensen met autisme, want dan wordt testosteron minder? Op dit moment niet, er zijn z eker positieve effecten, maar
het bewijs is limited. Het werkt waarschijnlijk maar op een korte periode (ongv 1 uur). Nu wel weer iets gevonden voor langer e periode/termijn.
ASS: rol van testosteron?
Andere verklaringen:
- mindblindness
- executive disfunction
- weak central coherence
- broken mirror theory (ze imitiren minder)
- Veel mensen met autisme hebben echter problemen met het labelen van hun eigen gevoelens - een symptoom dat bekend staat als alexithymia (letterlijk
'geen woorden voor gevoelens'). De rest kunnen ze wel, voelen ook pijn van anderen, imiteren ook.
- De executieve functies werken minder goed bij mensen met autisme
- Centrale coherentie: ze zijn meer gefocust op losse delen dat het geheel
Er zijn 2 soorten interacties met anderen:
- Cooperation: samenwerken -> altruïsme
- Competition: tegen elkaar strijden
Altruisme: het helpen van anderen, zonder eigen gewin. Het opofferen van jezelf voor anderen.
Survival chances of a trait, rather than
Vanuit de evolutietheorie gezien is dit een gek concept. Daar was het de sterkste overleven, dan ga je elkaar niet helpen. Ma ar waarom zit altruïsme dan toch in an individual that matters
onze genen?
Coöperatie vs competitie
Vroeger vooral competitie, je moet vechten voor je eten, je eigen terrein. Altruïsme paste niet echt toen in het plaatje. Het kost je tijd/energie,
Korte termijn voordelen afwegen voor lange termijn voordelen. Evolutie is lang proces dus kijken op lange termijn misschien w el effect.
Vertrouwen is belangrijk voor samenwerking.
Waarom samenwerken?
- je vind het fijn om te helpen (intrinsieke motivatie)
- je doet het omdat je iets terug verwacht (reciprocal altruism, ‘you scratch my back and I’ll scratch yours’)
- straf als je niet samenwerkt (altruism punishment). Wij betalen met z'n voor de gevangenis, eigen middelen opofferen om andere te straffen
- graag erbij horen
Proximale vs ultimate verklaringen:
Proximale verklaring: waarom doe ik dit op dit moment: ik ben bang om gestraft te worden, angst/zweten. Bepaalde motivatie
Ultimate verklaring/ evolutionaire verklaring: waarom is dit gedrag ontstaan in deze wereld. Ik kan wel het gevoel hebben om gestraft te worden, maar waarom
is dat zo?
Evolutionaire verklaringen
• Kin selection:
De theorie dat we anderen helpen die wel gerelateerd zijn aan ons. Je moet niet naar de mens kijken, maar hoe het gedrag zich heeft geëvalueerd. Het
gaat niet over mens overleefd, maar of je genen het overleven. We werken niet samen omdat we aardig gevonden te worden, maar om je genen te
verspreiden. Bijen 1 koning, je helpt elkaar om te overleven. Je helpt verwanten (familie) meer dan niet verwanten.
Je helpt eerder 3 broers, dan 1 eigen kind. Maar de voordelen moeten wel groter zijn dan de kosten
Maar waarom helpen we dan strangers/unrelated individuals?
• Reciprocal altruism (direct reciprocity):
Ik doe iets voor jou, jij iets voor mij. Je moet het wel kunnen onthouden. Ik krab jou, jij krabt mij. Gebaseerd op handel, ruil handel. Het is wel 'n risico, de
ander hoeft het niet te doen, free loading/ free riders surfen gratis mee op altruisme van anderen. In hele samenleving is niet handig, dan stort het hele
systeem in. Trust is belangrijk. Vleermuizen ook! Vrij risocvolle verklaring. Free riders worden snel succesvol.
Tit-for-tat: Een strategie waarin samenwerking leidt tot samenwerking en niet-medewerking leidt om niet mee te werken aan een trial-by-trial basis
• Seksuele selectie:
De pauw: zijn hele onhandige eigenschappen, maar zijn wel handig voor de gemeenschap. Altruïsme kost wel wat, maar is vooral een signaal functie om
toekomstige partners aan te trekken en zo overleven. Veel champagne kopen, vrouwen meenemen naar huis.
• Indirecte reciprocity:
Het gaat hier vanuit dat je elkaar niet meer ziet. Kan 'n samenleving bestaan als je elkaar nooit meer ziet. Het is mogelijk, je hoeft ze niet meer tegen te
komen/familie zijn. Heeft te maken met REPUTATIE. Je moet een reputatie opbouwen dat je goed kan samenwerken. Dat trekt aan
Coöperatie is mogelijk, als het anoniem is werkt het niet meer. Maar als je 'n bekend bent in samenwerken, dan lokt het samenwerking uit. Er is
vertrouwen. Ookcals er free riders zijn, die punishen we. Zij hebben 'n slechte reputatie. Nu met de likes kan je ook zien wat iemands reputatie is.
Hoe mensen de reputatie van vreemden beoordelen in interacties in de echte wereld is minder duidelijk: het kan afhangen van het observeren hoe
anderen zich gedragen naar elkaar, roddels, of kan gebaseerd zijn op het al dan niet ze behoren tot de ingroup.
Motivatie om te helpen: proximale verklaring
- Je bent een goed mens, we willen elkaar graag helpen
Je denkt dat dat hulpgedrag een bewuste keuze is, dat je daar controle over hebt, maar dat is eigenlijk niet waar.
• Onbewuste motivatie speelt 'n belangrijkere rol/anoniem. Bij de koffie automaat hangen er plaatjes. Als er een plaatje is met ogen, geven mensen meer
geld. Altruïsme, niemand ziet het, als je het gevoel het bekeken te worden ga je altruïstischer gedragen. Vrijwillige en anonieme donaties worden
beïnvloed door ogen van een mens.
• Als mensen je nadoen/ imiteren geven mensen meer geld. Je lijkt op mij, vaak onbewuste processen.
• Onbewuste processen in sociale cognitie kunnen de voorkeur geven aan altruïstische motieven, terwijl bewuste processen de neiging kunnen hebben om
egoïstisch te zijn.
Relatie met empathie: we helpen anderen omdat we om ze geven/mee leven. Maar we helpen niet omdat we onze genen willen verspr eiden (misschien
evolutionair, maar niet proximale verklaringen)
Belang van motivatie:
- Piliavin: er komt een fysiologische stress/arousal. Dan ga je berekenen wat kost het om wel of niet te helpen en dan beslis je. Empat hie motivatie komt door
personal stress. Het is self-oriented, je wilt graag je eigen persoonlijke nood verlichten
- Batson: niet mee eens met de afweging. Empathische reacties speelt 'n rol. Een foto geeft veel meer personal stress, dan doe je er iets mee ipv een stukje in de
krant. Eigen motieven en belangen van anderen.
Empathie-altruisme model (Batson): theory die zegt dat de motivatie om anderen te helpen is gebaseerd op empathische zorg voor anderen.
Het is other-oriented
Nieuwe sectie 1 Pagina 3