Deze samenvatting omvat de theorie van beide handboeken van Bank- en Financiewezen, alsook de informatie uit de powerpoints (met de gebruikte afbeeldingen).
Door het leren van deze samenvatting én het maken van de oefeningen uit de handboeken en de werkcolleges, heb ik een 16/20 behaald voor di...
Effectenportefeuille = verzameling van effecten waarin de bank haar opbrengsten belegt. Het
grootste deel hiervan zijn staatsschulden.
➢ Effect = verhandelbare instrumenten uitgegeven door vennootschappen of door de
overheid dat als bewijs van een kapitaalinbreng of een lening geldt (obligatie, lening).
Kredietverlening = de belangrijkste aanwending van de bankmiddelen.
➢ Van bank aan overheid: via bankleningen of via aangekocht overheidspapier.
Kasgelden / kasreserves = geld of andere liquide middelen die door de bank worden
aangehouden om aan een onmiddelijke terugvraging van deposito’s te voldoen.
Interbankvorderingen = bedragen die de bank tegoed heeft van andere financiële instellingen.
Eigen vermogen = middelen die volledig ter beschikking staan van de bank en als buffer werken.
➢ ratio eigen / vreemd vermogen (banken) < ratio (niet-financiële ondernemingen)
Achtergestelde schulden = schulden die pas terugbetaald moeten worden na de terugbetaling
van alle andere bankschulden, maar voor de terugbetaling van aandelen.
Deposito’s / spaarboekjes = geldbedragen die worden geplaatst bij de bank door particulieren,
ondernemingen en overheiden (rendement = interest).
In schuldbewijzen belichaamde schulden = uitgegeven effecten door de bank die voornamelijk
worden aangehouden door particulieren.
Interbankschulden = bedragen die de bank verschuldigd is aan andere financiële instellingen.
1
, Amélie VD
2. Opmerkingen bij de bankbalans
Traditionele functie bank = het omzetten van fondsen van spaarders in kredieten aan ontleners.
Verschillen bankbalans ⇔ balans van niet-financiële (gewone) ondernemingen
1) Bestedingen (actiefposten)
❖ Bank: krediet verlenen aan bedrijven, particulieren en de overheid
❖ Gewoon: investeringen in vaste activa en werkkapitaal ⇒
2) Werkmiddelen (passiefposten)
❖ Bank: deposito’s (= vreemd vermogen)
➢ lage verhouding eigen / vreemd vermogen
❖ Gewoon: deels eigen vermogen, deels uit schulden aan banken…
➢ hogere verhouding eigen / vreemd vermogen
★ Opmerking: deposito’s behoort voor de bank tot het vreemd vermogen omdat de
bank die ten allen tijde moet kunnen terugbetalen aan de houders.
Buitenbalansactiviteiten = nieuwe ontwikkelde activiteiten die niet in de balans staan van de
onderneming maar wel winst opbrengen.
➢ Voorbeeld: advies verlenen, effectisering, beheer van beleggingsfondsen…
Verzekeringsondernemingen = geïntegreerde financiële conglomeraten die zowel traditionele
bankdiensten als verzekeringsdiensten verlenen (zoals KBC, ING… ).
2
, Amélie VD
2. Kennismaking met methoden van
interestberekening en diverse financiële
producten
2.1 Inleiding
2.1.1 Kapitaal, interest en interestvoet
Kapitaal = dient productief te zijn, de aanwending ervan moet vergoed worden (interest).
➢ Grootte van de interestvergoeding I
1) “Hoe groter het uitgeleend kapitaal C, hoe groter de gewenste vergoeding.”
𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 𝑣𝑎𝑛 𝑒𝑒𝑛 𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑜𝑣𝑒𝑟 𝑒𝑒𝑛 𝑏𝑒𝑝𝑎𝑎𝑙𝑑𝑒 𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒
2) Interestvoet i = ℎ𝑒𝑡 𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑧𝑒𝑙𝑓
3) “Hoe langer de beleggingsperiode n, hoe groter de gewenste vergoeding.”
4) Vorm van interestberekening: enkelvoudige of samengestelde
2.1.2 Tijdswaarde van het geld
Tijdswaarde = het tijdstip waarop men over een bepaalde som kan beschikken is bepalend voor
de waarde van die som.
➢ “Een euro in de toekomst is minder waard dan vandaag”.
Inflatie = met een bepaalde geldsom in de toekomst kan men minder goederen of diensten
aanschaffen dan met diezelfde som vandaag (koopkracht is gedaald).
Waarom een positieve interestvoet?
1) Compensatie voor koopkrachtverlies door inflatie
2) Compensatie voor het afgestane kapitaal dat niet aanwendbaar is voor consumptie
3) Reële interest = vergoeding van beleggers voor de derving / gemis van onmiddelijke
consumptie en van opbrengsten op alternatieve investeringen.
2.1.3 Actuele waarde en slotwaarde
Slotwaarde CN = de waarde op een bepaald tijdstip in de toekomst (na n perioden) van een
bedrag belegd tegen een interestvoet i.
Actuele waarde C = de waarde van een bedrag op dit ogenblik wanneer de waarde van dit bedrag
op een bepaald tijdstip in de toekomst gekend is.
➢ Vooral als vergelijkingsbasis gebruikt door te actualiseren.
Actualiseren = geldstromen converteren naar het huidige ogenblik of een actuele waard
berekenen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amelie_vd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.