Hoofdstuk 1:
Internationaal recht is het recht dat geld tussen staten onderling.
Bij het internationale privaatrecht gaat het om de geschillen tussen
natuurlijke/rechtspersonen onderling. Bij internationaal publiekrecht gaat het om het
openbaar gezag en de regelgeving om internationalen problemen op te lossen.
Staten zijn (juridisch) gelijk aan elkaar, en zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekkingen
met elkaar aan te gaan. Deze staten zijn dus soeverein. Omdat staten soeverein zijn op eigen
grondgebied, willen ze ook dat die soevereiniteit door andere staten wordt erkend, dus
willen staten vreedzaam naast elkaar bestaan. Dit noemen we vreedzame co-existentie.
Staten zijn wel interdependent van elkaar, ze zijn afhankelijk van elkaar als het aankomt op
afspraken maken voor bijvoorbeeld grensoverschrijdende milieuproblemen.
Het internationale recht kan doorwerken in de nationale rechtsorde.
- Monistische stelsel; het internationaal recht is automatisch deel van de nationale
rechtsorde.
- Dualistische stelsel; het internationaal recht wordt omgezet of getransformeerd naar
nationaal recht via een aparte wet.
Eenieder verbindende bepalingen zijn regels waaruit duidelijk een recht of plicht, een
moeten handelen of een nalaten kan worden afgeleid. De rechter bepaald uiteindelijk of de
regel eenieder bindt.
De rechter beoordeeld niet of het verdrag in overeenstemming is met de Nederlandse
grondwet, maar of de Nederlandse wet in overeenstemming is met het verdrag. Dit noemen
we het toetsingsverbod. Op grond van deze bepaling mag de rechter evenmin wetten in
formele zin toetsen aan de grondwet.
Hoofdstuk 2:
Bij recht hebben we te maken met rechtssubjecten. Het gaat hierbij om de mensen die zijn
onderworpen aan het recht, zij zijn de zelfstandige dragers van rechten en plichten. Het zijn
alle actoren die een rechtsbevoegdheid bezitten.
We spreken van een staat als er sprake is van: grondgebied, bevolking, soevereiniteit; de
regering oefent het hoogste gezag uit.
Het ius soli-beginsel is ook wel het territorialiteitsbeginsel, de nationaliteit ontstaat doordat
men op het grondgebied van de staat is geboren.
Het ius sanguinis-beginsel is ook wel het afstammingsbeginsel, de nationaliteit is van
rechtswegen verkregen door dat de ouders de nationaliteit van de staat bezaten.
Erkenning is geen vereiste voor een staat. Het is een eenzijdige rechtshandeling naar
internationaal recht, dat wil zeggen dat zij op rechtgevolg is gericht, namelijk dat de staat
erkent, aangeeft relaties aan te willen gaan. Erkenning is dus een declaratoir element.
Wanneer een entiteit aan de drie criteria voldoet en dus feitelijk een staat is, heeft het er
niets aan wanneer andere staten haar niet erkennen en er geen relaties mee aangaan. Het
zelfstandig aangaan van relaties met andere staten duidt op de onafhankelijkheid van een
staat.
Erkenning hoeft niet uitdrukkelijk (de iure) te gebeuren, maar kan ook stilzwijgend (de facto)
gebeuren.
Totstandkoming van staten kan door:
1. Bestaande staten voegen zich samen.
2. Afscheiding
, 3. Ontbinding van bestaande staten
Staten hebben recht op: vreedzame co-existentie, onafhankelijkheid, gelijkwaardigheid.
We spreken van interdependentie als we het hebben over de onderlinge afhankelijkheid van
de staten. Dat heeft ervoor gezorgd dat men de gezamenlijke belangen steeds vaker via
speciale instellingen is gaan aanpakken.
We spreken van internationale organisaties wanneer we het hebben over organisaties die
door de overheden van staten zijn opgericht. Omdat de verdragen die worden gesloten
tussen de staten, zijn internationale organisaties per definitie intergouvernementele
organisaties.
We spreken van een supranationaal karakter, wanneer de internationale organisaties staan
voor wat betreft bepaalde thema’s boven de staten.
De theorie van implied powers houdt in dat de internationale organisatie VN werd opgericht
met de bedoeling haar functies te geven met daarbij ook rechten en plichten om te kunnen
uitoefenen.
Onder internationale misdrijven vallen misdrijven tegen fundamentele belangen en rechten
van de wereldgemeenschap. Zoals gonocide, oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de
menselijkheid. De verboden om deze misdrijven te begaan, zijn dwingend van aard (staan
boven de andere normen) en hebben daardoor een absolute werking (ze kunnen niet
worden beperkt).
Met volk bedoeldt men een gemeenschap, een groep mensen die in een bepaald land
wonen en die geschiedenis, taal en cultuur met elkaar delen. De volken hebben
zelfbeschikking, wat inhoudt dat volken het recht hebben om zelf te bepalen hoe de staat
wordt ingericht.
Een multinationale onderneming heeft een hoofdvestiging in 1 land en nevenvestigingen in
andere landen. Een transnationale onderneming heeft niet een moederland, maar
verspreidt haar activiteiten over meerdere landen.
Wanneer staten geen controle meer hebben over een deel van hun grondgebied, omdat
opstandige groepering zich verzeten tegen de het staatgezag van de centrale overheid.
Spreken we van de-factoregeringen, omdat die groeperingen in feite de daadwerkelijke
zeggenschap hebben in die gebieden.
We spreken van bevrijdingsbewegingen wanneer we het hebben over groeperingen die
strijden tegen kolonialisme, racisme en bezetting door een vreemde machthebber.
Internationale non-gouvernementele organisaties (ngo’s) zijn privaatrechtelijke organisaties
die grensoverschrijdende doelen nastreven. Het behartigen van een gezamenlijk belang
berust vooral op particulier initiatief en niet op dat van de staten.
Hoofdstuk 4:
De hoofdbronnen van het internationaal recht zijn: verdragen en internationaal gewoonte
recht. De aanvullende bronnen van het internationaal recht zijn: algemene
rechtsbeginselen, rechterlijke beslissingen, doctrines, eenzijdige handelingen en verklaringen,
bindende besluiten van internationale organisaties.
Bij het gewoonterecht moet het gaan om een internationale gewoonte, als blijkt van een als
recht aanvaarde algemene praktijk. Het gewoonte recht bestaat uit twee elementen, de
internationale gewoonte en als recht aanvaarde algemene praktijk. Internationale gewoonte
wordt aangeduid als het materiële element (het is gedurende een bepaalde tijd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evygroenenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.20. You're not tied to anything after your purchase.