kaders
PKG (!)
Theorie van Guido Bonnet
Wat is een levensvraag?
Levensbeschouwing als worstelen met vragen
Godsbegrip
Geloofsontwikkeling van het kind
Hoofdstuk 1 Wat is de (on)zin van levensbeschouwing?
Metafoor is ‘een beeldspraak die berust op een vergelijking. Bv. ‘het schip van de woestijn’ is een
metafoor voor ‘kameel’
Wat zijn (levens)vragen of existentiële vragen?
praktische vragen
levens(beschouwelijke) vragen of zingevingsvragen. Levensbeschouwelijke vragen - we zullen
ze kortweg ‘levensvragen’ noemen - hebben een heel eigen interesse. Deze vragen naar de
bestaansgrond (‘existentie’) of de uiteindelijke zin van ons leven.
Drie kenmerken van levensvragen.
1. Raken: het zijn vragen die je bezig houden en je (fundamenteel) raken
2. Verschillende antwoorden: er is geen eenduidig en universeel antwoord mogelijk (maar dat
betekent niet dat alle antwoorden persoonlijk zijn!!).
3. Zin, grotere geheel: het zijn vragen die zoeken naar de uiteindelijke zin, het grotere geheel.
Het gaat niet over kleine (praktische) aspecten van het bestaan.
Soorten levensvragen?
Een poging om levensvragen in te delen in 6 groepen:
1. Wie ben ik? (Vragen over de aard/wezen van de mens)
2. Wie is de ander? (Vragen naar de relatie tussen mensen onderling)
3. Wat betekent de natuur voor mij? (Vragen naar de relatie van de mens met de natuur)
4. Wat betekent tijd voor mij? (Vragen naar de relatie van de mens met de tijd)
5. Waarom handel ik zo? (Vragen naar de aard van het menselijke handelen)
6. Wat is de zin van het lijden? (Vragen naar de zin van het lijden)
Omgaan met levensvragen van kinderen
Guido Debonnet heeft in het boek ‘Kijk mama, de tenen van God’ (1993, uitgeverij Lannoo) enkele
aandachtspunten genoemd, die je helpen om op verschillende factoren te letten als een kind een
levensvraag stelt.
Het gaat om de volgende zeven aandachtspunten als levensvragen onbewust door kinderen gesteld
worden en jij als leerkracht eerder spontaan dient te reageren.
1. Wat zit er achter de vraag van het kind? Wat wil het kind eigenlijk te weten komen? Ga na
waarom het kind de vraag op dat moment stelt. Misschien heeft het een vervelende of juist
prettige gebeurtenis meegemaakt. Vanuit welke optiek wil het kind antwoord hebben?
, 2. In welke emotionele situatie vindt het gesprek plaats? Als een kind net een verdrietige
gebeurtenis heeft meegemaakt, dan is een veilige, vertrouwelijke sfeer waarin het gesprek
zich afspeelt erg belangrijk.
3. Hoe stel ik mij op tegenover deze vraag? Wees eerlijk in het omgaan met moeilijke vragen.
Geef toe dat voor jou ook niet alles duidelijk is. Je zult niet op alle vragen een antwoord
kunnen geven.
4. Vraag aan kinderen: "Wat denk je zelf ?”,"Waarom vraag je dat?" Kinderen kunnen zelf vaak
met waardevolle opmerkingen komen bij de vraag die ze stellen, ze geven zelf hun eigen
antwoord. Een kind merkt zo, dat het zelf ook over dit soort vragen kan en mag nadenken.
5. Welk antwoord past bij het kind? Je hoeft niet altijd alles te zeggen. Naarmate het kind in zijn
denken en vragen vooruitgaat, gaan we met hem mee, Geef antwoorden die bij de
ontwikkeling van het kind passen. Het antwoord aan een vierjarige is anders dan het
antwoord aan een twaalfjarige. De laatste is al lang de fase van vermenging tussen fantasie
en werkelijkheid ontgroeid.
6. Niet moraliseren. Haal uit vragen van kinderen geen morele beschouwingen of levenslessen.
Uit een vraag hoeft geen belangrijke les voor een kind te komen. Een kind moet zelf op zoek
naar antwoorden.
7. Gebruik vergelijkingen en beelden. Als je steeds maar oorzaken blijft geven als antwoorden
op vragen, dan blijft het kind doorgaan met "waarom"-vragen. Maak duidelijk, dat je soms
een vergelijking gebruikt omdat je het op de 'gewone’ manier moeilijk kunt zeggen. Je kunt
bijvoorbeeld een verhaal of een gedichtje voorlezen om dingen duidelijk te maken. Juist in
poëzie en proza wordt gebruik gemaakt van vergelijkingen en beelden.
Bijbelverhaal: worsteling van Jakob
Zie bijlage 1
Bijbelverhaal: Hosanna’
Zie bijlage 2
HOOFDSTUK 2 Wat is (zinvol) geloven?
1. Geloven: Wat is zinvol geloven?
1.1. Een verhaal: An en het horloge van oma
Zie bijlage 3
De Post-Kritische Geloofsschaal (PKG)
Hij onderscheidt twee assen en vier velden of kwadranten.
De twee assen zijn:
De horizontale as tussen geloof (inclusie van transcendentie) versus ongeloof in een
(persoonlijke) God (uiterst rechts op de lijn: er is geen God, geen transcendent beginsel).
De verticale as tussen ‘denk ik letterlijk’ (geen afstand tussen de woorden) versus ‘denk ik
metaforisch’ (vermogen tot abstract en symbolisch denken)?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leentjenoels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.25. You're not tied to anything after your purchase.