Internationaal ondernemen = de ontwikkeling van internationale economische
activiteiten en/of handelingen om zaken te doen met het buitenland via handel, het
sluiten internationale samenwerkingsverbanden, uitbesteding van activiteiten,
buitenlandse investeringen, voor het realiseren van onder andere loonkostvoordeel,
schaalvoordelen, kennisverwerving en synergiën.
Globalisering = ver doorgedreven internationalisering met wereldwijde spreiding van
arbeid, kapitaal, kennis binnen de global value chains waardoor de landgrenzen steeds
meer vervagen.
Voordelen van globalisering:
- Draagt bij aan hoger economische groei en welvaart: lagere prijzen wegens
toename van concurrentie
- Deelt technologische en andere kennis
- Leidt tot wijdverspreide culturele integratie
- De klant heeft alle keuze en kan prijzen wereldwijd gaan vergelijken
- Lager productiekosten voor bedrijven (maar dit kan eveneens ook een nadeel
zijn omdat men wegtrekt uit het oorspronkelijke moederland en men de lonen
van de lageloonlanden zal misbruiken)
Nadelen van globalisering
- Grotere kans op ondermijning van lonen in ontwikkelingslanden
- Toename uitbuiting arbeiders uit lageloonlanden
- Geeft multinationals veel macht
- Pandemieën krijgen gemakkelijk de kans om zich te verspreiden
1.1.1 Bruto nationaal product
De mate waarin een land deelneemt in de internationale economie, hangt vooral af van
hun bruto nationaal product. Het bruto nationaal product is het totaal van wat er in een
land geproduceerd wordt aan goederen en diensten, plus de uit het buitenland
afkomstige inkomens die men ontvangt als beloning voor het ter beschikking stellen
van de productiefactoren. Het BNP is een belangrijke maatstaf voor de economische
prestaties van een land.
Als de groei van het BNP van alle landen ter wereld bekijken dan zien we vooral dat
meer dan de helft van deze groei afkomstig is van opkomende industrielanden
(emerging markets). Denk maar aan de BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China,
en Zuid-Afrika. Of de N11-landen: Bangladesh Egypte, Filipijnen, Indonesië, Iran,
Mexico, Nigeria, Pakistan, Turkije, Vietnam en Zuid-Korea.
,1.1.2 Voorbeeld Flying Tiger
De Deense keten van designwinkels probeert zijn internationale business uit te bouwen
doormiddel van het internationaal partnermodel. Hierbij proberen ze telkens in een
nieuw land of nieuwe stad een 50/50 partnership op te zetten. Door deze
samenwerking breiden ze hun macht op een nieuwe markt uit, maar houden ze de
risico’s beperkt. De beide partners delen de investeringen, kosten en winsten. Ze
werken dus nauw samen en werken niet onder de vorm van franchising.
1.1.3 Fortune 500
Fortune 500 publiceert jaarlijks een lijst met de 500 grootste bedrijven in termen van
omzet. In 2020 stonden volgende bedrijven in de top 10:
1) Walmart
2) Sinopec group
3) State Grid
4) China National Petroleum
5) Royal Dutch Shell
6) Saudi Aramco
7) Volkswagen
8) BP
9) Amazon.com
10)Toyota Motor
1.1.4 België en globalisering
1.1.5 Duurzaam internationaal ondernemen
Bedrijven moeten een goede balans vinden tussen de 3 pijlers voor alle betrokken
stakeholders.
- People: de menselijke kant van ondernemen. Dit kan zowel gaan over zaken
binnen de onderneming als buiten de onderneming. Denk aan de aspecten:
gezondheid, veiligheid, lonen, scholing, diversiteit, …
, - Planet: efficiënt, zuinig en bewust omgaan met grondstoffen, energie, milieu en
natuur.
- Profit: winst maken is een belangrijke voorwaarden voor de voortzetting van
een bedrijf. Men moet denken aan zaken zoals nieuwe investeringen,
dividenduitkeringen, sponsoring, goede doelenbeleid, ethische waarden, …
1.2 Waarom doen bedrijven aan import en export?
Volgens de klassieke modellen kiezen bedrijven voor internationale handel aan de hand
van macro-economische condities: arbeid, kapitaal, werkgelegenheid, bruto nationaal
product.
Volgens moderne handelstheorieën kiest men eerder aan de hand van onderstaande
voordelen voor internationale handel:
- Schaalvoordelen
- Leercurven
- Technologische ontwikkeling en kennisdeling
- Markt- en vraagcondities
- Productdifferentiatie mogelijk via kwaliteit, service, …
Porter sloeg een brug tussen bovenstaande theorieën en richtte zich op het verklaren
van nationale concurrentievermogen aan de hand van verschillende factoren op
mesoniveau (bedrijfstakniveau) en niet op één factor op macroniveau. Volgens hem
spelen volgende factoren een belangrijke rol:
- Factorcondities van de thuismarkt: arbeid, kapitaal, infrastructuur,
technologie, ...
- Vraagcondities: koopkracht, binnenlandse concurrenten, …
- Mate en aard van binnenlandse concurrentie en markt
- Aanwezigheid van voldoende toeleverende bedrijven
, 1.2.1 Import
Importeren is het kopen van producten en diensten in het buitenland. Importeren doen
doen bedrijven vanuit twee oogpunten:
- Het produceren van goederen is in andere landen goedkoper. Oorzaken hiervan
kunnen zijn:
o In het land van herkomst zijn de arbeidskosten lager
o De grondstof is voorhanden in het land van herkomst
- Het product of dienst is nog niet aanwezig op de binnenlandse markt
1.2.2 Export
Exporteren is het uitvoeren van goederen en diensten naar het buitenland. Een bedrijf
kan verschillende motieven hebben om te exporteren:
- Nieuwe technieken en producten vormen een uitdaging. Op een minder
ontwikkelde markt zal de vraag naar het product groter zijn dan op een reeds
ontwikkelde markt.
- De binnenlandse markt is te klein voor het product: er is een te kleine vraag of
een te groot aanbod van eenzelfde product.
- Om de voortzetting van het bedrijf te waarborgen moet er steeds naar een
nieuwe afzetmarkt gezocht worden.
- Het product dat een bedrijf aanbiedt, heeft een zodanige kostprijs dat men op
de buitenlandse markt concurrerend kan werken.
- Als een bedrijf te maken heeft met een overcapaciteit, is het aantrekkelijk om
op een buitenlandse markt te verkopen.
Voor Vlaamse KMO’s zijn volgende landen de belangrijkste exportlanden binnen de EU:
- Nederland
- Frankrijk
- Duistland
- VK
- Italië
Voor Vlaamse KMO’s zijn volgende landen de belanggrijkste exportlanden buiten de EU:
- VS
- China
- Japan
- Zwitserland
- Canada
Wanneer we de globale import- en exportcijfers bekijken dan kunnen volgende zaken
besluiten:
- Landen als India, China, Afrika en Brazilië zullen waarschijnlijk de grootste groei
kennen van zowel hun import als export.
- De sterkst groeiende exportmarkten voor onze landen zijn India en China maar
ook Afrika.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CharlotteLy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.