100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding Sociologie Samenvatting $8.05
Add to cart

Summary

Inleiding Sociologie Samenvatting

 63 views  7 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting geeft een helder en compleet beeld van het boek Introduction to Sociology van Frank van Tubergen en daarom ook van het vak Inleiding Sociologie. De samenvatting is op een beschrijvende manier geschreven zodat het makeklijk te lezen is.

Preview 4 out of 37  pages

  • Yes
  • November 26, 2021
  • 37
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Van Tubergen, Frank. 2020. Introduction to Sociology: Samenvatting.

Hoofdstuk 1 Questions

Sociologen bestuderen sociologische perspectieven in plaats van individuele perspectieven.
Sociologen ontkennen de individuele perspectieven echter niet.

Sociaal fenomeen: collectief menselijk gedrag.
Een social probleem speelt in de maatschappij, wanneer sociologen er mee bezig gaan wordt het een
sociaal fenomeen. Mensen in de maatschappij zien een onderwerp als een probleem (het is
normatief), sociologen vormen het door wetenschappelijk onderzoek in een sociaal fenomeen.

Proximate causes: factoren die dichtbij het te verklaren fenomeen liggen, individuele oorzaken van
menselijke gedragingen
Ultimate causes: factoren die de proximate causes verklaren

Proximate causes zijn wat de sociologen willen uitleggen/ontdekken, de ultimate causes liggen wat
dieper, de ultimate causes leggen de proximate causes uit. (bijvoorbeeld: proximate cause is negatief
zelfbeeld, ultimate cause is pesten op school).
(Proximate causes = individual cases & ultimate causes = social cases)

Sociologen kijken naar micro, meso- en macrolevel. Vaak gebruiken sociologen de term macro als
algemene term voor zowel meso als macroniveau.

Een sociaal probleem:
1. Gaat verder dan het individu (het betrekt meerdere mensen)
2. Is een onderwerp waar veel mensen zich zorgen om maken (het staat in conflict met
bepaalde waarden)

Sociale fenomenen zijn normatief: mensen hebben er meningen en normen over. Sociologen
proberen deze fenomenen naar sociale problemen te buigen zodat het niet langer normatief is maar
wetenschappelijk. Uiteindelijk kan de socioloog dan het sociale fenomeen uitleggen.
Sociologen proberen sociale problemen met drie stappen aan te pakken:
1. Describe (descriptive questions)
2. Explain (theoretical questions)
3. Apply (application questions)

Sociologen kunnen sociale interventies (beleidsaanpakken) onderzoeken en deze eventueel
veranderen.

Drie soorten sociologische vragen:
De volgende drie soorten vragen zijn allemaal wetenschappelijke vragen (het normatieve aspect
wordt dus aan de kant gezet)
1. Descriptive questions: proberen sociale fenomenen te beschrijven. Hoe vaak, hoe veel?
Bijvoorbeeld: hoe hoog is het criminaliteitsniveau in Mexico?
2. Theoretical questions: proberen sociale fenomenen uit te leggen. Waarom?
Bijvoorbeeld: waarom is het criminaliteitsniveau in Mexico hoger dan in Canada?
3. Application questions: proberen de opgedane kennis toe te passen. Wat gebeurt er in de
toekomst? Wat zijn de consequenties?
Bijvoorbeeld: hoe zal het criminaliteitsniveau zich ontwikkelen in de komende vijf jaar?
Vier ingrediënten om een goede sociologische vraag te formuleren:

, 1. Het menselijk gedrag waar je geïnteresseerd in bent
2. De sociale context
3. De periode
4. De populatie
Een sociologische vraagstuk moet niet alleen sociaal relevant zijn maar ook wetenschappelijk
relevant. Een bepaald sociaal probleem kan bijvoorbeeld erg relevant zijn maar als het al volledig
onderzocht is door andere onderzoeken is het niet meer relevant. Het is dus de kunst om een vraag
te formuleren waar nog geen (volledig) onderzoek over is gedaan in de wetenschap, hiervoor moet je
literair onderzoek doen.

Iedereen kan een private socioloog zijn: iedereen vormt een mening over sociale fenomenen gevoed
door het nieuws, de media enzovoort. Het verschil hierin met academische sociologen is dat
academische sociologen systematische onderzoeken doen over de sociale fenomenen, dit bekend
maken voor het publiek om te bekritiseren, empirisch te werk gaan en het staat open voor
tegenbewijs.

Sociologie is een cummulatieve wetenschap: je neemt theorieën, observaties en onderzoeken uit
het verleden mee in jouw onderzoeken. Je kunt als socioloog bijvoorbeeld niet alleen de theorieën
van Marx meenemen omdat deze door de jaren heen zijn veranderd en beïnvloed door andere
sociologen.

Hoofdstuk 2 Theories

Theory schema / deductive nomological explanation
Het theory schema is een manier waarop sociologen sociale fenomenen proberen te behandelen.
Het schema bestaat uit een observation, een condition en een proposition. Je werkt deze in het
schema uit vanaf O, naar C naar P (blz. 42).
Observation: hetgene wat er speelt, het sociale fenomeen
Condition: specifieke uitspraak over wat er speelt in de context van het sociale fenomeen
Proposition: een (universeel) statement over het sociale fenomeen
Als je een condition en een proposition kunt formuleren, kun je de observation (het sociale
fenomeen) uitleggen. De P en de C zijn dus eigenlijk de verklaring van O.
Je kunt vervolgens de proposition gebruiken om andere vraagstukken aan te pakken. Als je
proposition bijvoorbeeld is “hoe ouder de individuen zijn, hoe eerder ze gekozen worden voor een
sport team”, kun je deze proposition vervolgens gebruiken bij andere sporten om een hypothese te
vormen. (een hypothese is een meetbare voorspelling wat uit theorie voorvloeit).

Er is een bepaalde modus tollens bij de proposition, namelijk dat als je de proposition bij een nieuw
vraagstuk gebruikt en de proposition blijkt niet te kloppen, dan kan de condition ook niet kloppen.
De modus tollens is dus een logische regel dat als A tot B leidt, als B dan fout is dat A dan ook fout is.

Onthouden voor in de toets: Je krijgt waarschijnlijk een stuk tekst waar je een theory schema uit moet
halen (een O, C en P). Er staat vaak bij de tekst “hoe verklaren we dit?”, dat is de observatie. Vanuit
deze observatie moet je uit de tekst je condition en de proposition halen. Daarna kan er een vraag
komen om vanuit je opgestelde theory schema een nieuwe voorspelling te maken met een nieuwe
theory schema (die van boven naar onder gaat). Je gebruikt dan je opgestelde proposition opnieuw
als proposition in het nieuwe schema. Wanneer je een nieuwe hypothese en condition moet maken
uit je opgestelde proposition, probeer het dan zo simpel mogelijk te houden door je condition te
formuleren met dingen die in je proposition staan! (zie afbeelding)

Wanneer is een sociologische theorie nuttig?

,Een sociologische theorie moet zowel waar als informatief zijn.
Een theorie die alleen waarheid bevat is niet nuttig genoeg: je kunt dan op een tautologie uitkomen
omdat je een theorie beschrijft waarvan het logisch is wat je beschrijft, de uitkomst is
vanzelfsprekend (bijvoorbeeld: mensen die in januari geboren zijn hebben kans om een betere
sporter te worden). Daarom is het belangrijk dat een theorie ook informatief is, het geeft
aanvullende en juiste informatie.
Als een theorie te veel waarheid bevat, wordt het te gedetailleerd. Als een theorie te informatief is,
wordt het te breed. De kunst van een sociologische theorie is dus om het simpel te houden maar om
alsnog zo veel mogelijk informatie te geven. Sociologen zouden eerder voor een theorie over alle
Westerse landen kiezen dan eentje over alleen de Verenigde Staten. De theoretical scope wordt dan
verbreed, je kunt dan meer halen uit de sociologische theorie.

Een sociologische theorie streeft ernaar om empirisch succesvol te zijn: de onderliggende
hypotheses van de theorie zijn in lijn met de observaties. De voorspelling afgeleid uit de theorie komt
overeen met de werkelijkheid, hoe meer dit overeenkomt hoe meer empirisch succes. (voorbeeld
van een sociologische theorie die aan al deze dingen voldoet: Suicide van Durkheim op blz. 53)

Een sociologische theorie is opgebouwd vanuit concepten. Concepten zijn hypothetische abstracties
die bepaalde categorieën bevatten (bijvoorbeeld cultuur, leeftijd, religie). Wanneer je een concept
gebruikt in een theorie is het verstandig om een definitie van dat concept te geven. Mensen kunnen
een concept zoals suïcide andere betekenissen geven, daarom gaf Durkheim in zijn werk ook een
definitie voor het woord.

Hypotheses zijn causaal.
Causaliteit betekent dat hetgene wat de socioloog voorspelt invloed heeft op iets anders in het
proces (bijvoorbeeld: mensen die naar school gaan hebben minder kans om het criminele circuit in te
gaan). De independent variable heeft effect op de dependent variable. Causaliteit bevat drie
ingrediënten:
1. Association: de variabelen zijn geassocieerd met elkaar
2. Time order: de independent variable speelt zich af voor de dependent variable
3. Non-spuriousness: er mag geen andere variabele zijn die de uitkomsten kan beïnvloeden. Er
moet uitgesloten zijn dat alleen X tot Y kan leiden.
Een spurious relationship is bijvoorbeeld dat mensen met een grotere schoenmaat beter zijn in
wiskunde. In deze hypothese is het niet zo dat je beter wordt in wiskunde omdat je een grotere
schoonmaat krijgt. Grotere schoonmaten komen met leeftijd, daarom wordt je beter in wiskunde.
Leeftijd is dus een andere variabele wat er voor zorgt dat het spurious is.

Het theory schema is een manier om een sociologische theorie weer te geven, het helpt je om een
theorie overzichtelijk te maken. Het theory schema is echter niet de enige theory tool die je kunt
gebruiken. Wanneer een theorie veel concepten en relaties tussen deze concepten heeft, is het
handiger om een conceptual model te gebruiken.

Conceptual model

Een conceptual model (zie voorbeeld op blz. 65) wordt weergegeven met + en soms met een -. Een +
weergeeft dat X positief invloed heeft op Y, dus hoe meer X hoe meer Y. Bij een – heeft dit een
negatief effect, dus hoe meer X hoe minder Y.
Een conceptual model kan een mediator hebben, een extra variabele Y die er voor zorgt dat Z meer
wordt door X.
Complete mediation: wanneer de mediator het effect compleet verklaart.
Partial mediation: wanneer de mediator het effect gedeeltelijk verklaart.

, Een bidirectional relation komt voor wanneer Y positief beïnvloedt wordt door X, maar X ook door Y.
Het gaat dus beide kanten op. Het effect van variabele Y (mensen die minder het criminaliteitscircuit
ingaan) kan uiteindelijk ook weer effect hebben op de oorspronkelijke variabele X (mensen die naar
school gaan).
Moderation/interactie effect: ontstaat als de relatie tussen X en Y afhankelijk is van andere
variabelen (meer info: blz. 67).

Een conceptual model laat het verschil niet zien tussen een proposition en een hypothese, een
theory schema doet dit wel.

Een derde theory tool is een formal model. Een formal model gebruikt geen taal. Het maakt het
makkelijker om hypothetische relaties te weergeven omdat de barriere van taal weg is. Een formal
model gebruikt abstracte tekens en cijfers (zoals x-5xy + 6y = 0). Een formal model wordt vooral
gebruikt in algebra en economie. Echter, wanneer een sociologische theorie te ingewikkeld wordt om
in een theory schema of conceptual model uit te leggen, wordt een formal model gebruikt.

Hoofdstuk 3 Methods

Wat zijn de drie doelen van empirisch onderzoek in de sociologie?:
1. Sociale fenomenen nauwkeurig omschrijven
2. Hypotheses testen
3. Verkennen

Descriptive research: onderzoek met het doel om nauwkeurige beschrijvingen van sociale
fenomenen te geven. Je geeft antwoord op descriptive questions (bijvoorbeeld: hoe frequent is
smartphone gebruik onder jongeren tussen de 15-20 in Nederland?).
Explanatory research: onderzoek met het doel om hypotheses te testen. Er worden empirische tests
gedaan om te onderzoeken of een hypothese klopt. (bijvoorbeeld: er worden empirische testen
gedaan over de gemaakte hypothese dat smartphone gebruik een negatief effect heeft op de
schoolprestaties van jongeren tussen de 15-20 in Nederland).
Exploratory research: onderzoek met het doel om nieuwe fenomenen te ontdekken en om nieuwe
theorieën te vormen. Je gaat testen of de gemaakte conclusies van andere onderzoeken kloppen.

Met de volgende drie criteria kan je evalueren of een argument in een gemaakt onderzoek
overeenkomt en genoeg bewijs levert met betrekking tot het empirische onderzoek:
Concept (measurement quality)
Population (external validity)
Effect (internal validity)
Deze drie criteria en de bijbehorende termen worden hieronder gedetailleerd uitgelegd.

Measurement quality (concept)
Measurement quality wordt afgeleid uit twee termen: measurement validity en measurement
reliability.
Measurement validity test in hoeverre een empirische studie de geformuleerde concepten
representeert.
Een bepaalde studie formuleert bijvoorbeeld een concept over smartphone gebruik, zij gaan dit
vervolgens testen door studenten te vragen of zij tevreden zijn met hoeveel zij hun smartphone
gebruiken. Vanuit deze vraag hebben zij een conclusie geformuleerd. Als socioloog kun je dan stellen
dat de onderzoekers geen measurement validity hebben omdat het empirische onderzoek het
concept niet representeert. De onderzoekers hebben namelijk gevraagd naar de tevredenheid van de
studenten, niet naar de hoeveelheid van het gebruik van de smartphone. Hetgene wat zij hoorde te

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elihaafkens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.05  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added