Great summary, I was able to pass the test with it. As may be typical of a summary, the context is sometimes missing, and I had to do some Google work to understand the content. But otherwise an excellent format for quickly gaining the necessary factual knowledge.
By: jacharju • 2 year ago
By: jolandavanrumpt1 • 2 year ago
By: dionediemers1 • 7 months ago
By: jessievanderbeek • 2 year ago
By: kwegman • 2 year ago
By: sarahvreeburg-groen • 2 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
lisannebex
Reviews received
Content preview
Samenvatting Landelijke Kennisbasistoets Nederlands Tweedegraads
1 Vakdidactiek
Professionele context (10 vragen)
5 vuistregels voor effectieve didactiek die leiden tot taalbewust beroepsonderwijs:
1. Werk doelgericht
2. Zorg voor een leerzaam taalaanbod
3. Werk aan woordenschat
4. Stimuleer toepassing en interactie
5. Geef feedback
Kerndoelen heb je bij de onderbouw, eindtermen bij de bovenbouw en kwalificatiedossiers bij het mbo.
Referentiekaders heb je bij alle en komen uit het ERK (Europees Referentiekader)
Referentiekaders (het fundamenteel niveau):
1. 1F en IS = PO, SO en BS
2. 2F = vmbo, mbo1,2,3
3. 3F = havo, mbo4
4. 4F = vwo
Taalontwikkelend lesgeven (20 vragen)
Cognitieve taalfuncties/strategieën = rapporteren, redeneren, analyseren, kritisch denken, toepassen,
structureren, relateren en projecteren.
Halo-effect = de neiging om een persoon positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect.
Pygmalion-effect = iemand gaat presteren naar de verwachting van anderen.
VUT-model = model die verder helpt iets goed te maken: Vooruitkijken Uitvoeren Terugkijken.
Automatisering algemeen =snel informatie uit het geheugen ophalen.
Automatisering leesproces = snel decoderen, of te wel; snel en correct visuele woordvormen lezen.
Modelleren/modeling = iets voordoen aan de leerlingen.
Leesproces/verwerking van taal:
1. Bottom-up (verwerking van taal) = de elementaire leeshandeling wordt altijd toegepast. Gaat
snel bij vlotte lezers.
2. Top-down (verwerking transfer) = het lezen wordt gezien als een vaardigheid waarbij woorden
worden herkend op grond van voorkennis over de tekst, op grond van het waarnemen van
vluchtige kenmerken van een woord, enzovoort. In dit model is lezen m.b.v. de context de
belangrijkste leesstrategie.
Soorten tekstkenmerken bij het schrijven:
1. Doel
2. Vorm (taalgebruik en structuur)
3. Inhoud (thema)
Schrijfstrategieën (aanpak van het schrijfproces):
1. Vertellend schrijven = deze aanpak is kenmerkend voor beginnende schrijvers. Schrijven is voor
hen vooral praten op papier. Ze beginnen na de schrijfopdracht onmiddellijk te schrijven.
2. Denkend schrijven = deze aanpak is kenmerkend voor de ervaren schrijver, die niet alleen schrijft
om te communiceren, maar ook om greep te krijgen op een bepaald onderwerp. De schrijver
analyseert zijn schrijftaak en vertaalt die in een of meer problemen.
Werkvorm voor oefenen strategisch luisteren = leerlingen het verloop of de afloop laten voorspellen na
het beluisteren van een deel van een tekst.
Close Reading (nauwkeurig lezen) = een verbeterde aanpak van begrijpend leesonderwijs. Hierbij staan
o.a. de volgende studievaardigheden centraal: herlezen, aantekeningen maken, samenvatten,
monitoren, samenwerken, redeneren, discussiëren en reflecteren.
Een formatieve schrijftoets is handig voor het geven van inzicht in de schrijfvaardigheidsontwikkeling.
, Taalgericht vakonderwijs
Het doel van taalgericht vakonderwijs is om de leerlingen ook tijdens zaakvakken bezig te laten zijn met
hun taalontwikkeling, omdat leerlingen dan met school- en vaktaalwoorden in aanraking komen.
3 pijlers tijdens de les bij taalgericht vakonderwijs/TVO/taalontwikkelend onderwijs:
1. Interactie = tussen docent en leerling (bv. luisteren) en tussen leerlingen (bv. samenwerken)
2. Context = aansluiten bij de belevingswereld (bv. actualiteit/rijke taalomgeving creëren)
3. Taalsteun = taalgebruik aanpassen aan het leerlingniveau, schrijftips geven, etc.
TOL = taalontwikkelend lesgeven. DAT, CAT en scaffolding horen ook bij taalgericht vakonderwijs.
DAT = Dagelijks Algemeen Taalgebruik = dagelijkse situaties, meer concrete taal.
CAT = Cognitieve Academische Taalvaardigheid = schoolse situaties, meer abstracte taal met weinig
contextuele steun.
Scaffolding = een manier van instructie waardoor leerlingen zelfstandig leren leren en steeds een stapje
verder komen in hun leerproces. Door scaffolding kun je een communicatieve taak die cognitief
veeleisend is gemakkelijker maken. Hierbij gebruik je de volgende strategie:
1. Diagnose van het probleem
2. Check van de diagnose
3. Hulpstrategieën geven
4. Het begrip checken
Drieslag op mbo`s:
1. Taalontwikkeling in de vaklessen en op stage
2. Ondersteunend taalonderwijs
3. Persoonlijke oefening en remediëring
Woordenschatdidactiek
Woordenschatuitbreiding:
1. in de breedte = meer nieuwe woorden verwerven (algemene woorden)
2. in de diepte = diepe woordkennis verwerven (vaktaalwoorden)
Receptieve woordkennis = de taalgebruiker herkent de betekenis van woorden wanneer hij ze hoort of
leest. Een leerling beschikt receptief over een woord als hij bv. bij ‘cavia’ het juiste plaatje kan aanwijzen.
Productieve woordkennis = de taalgebruiker kent de woorden zodanig, dat hij ze niet alleen begrijpt
maar ook zelf kan gebruiken als hij spreekt of schrijft. Bv. bij het zien van een cavia, dit dier benoemen.
4 Woordleerstrategieën/vierfasemodel/viertakt:
1. Voorbewerken
2. Semantiseren
3. Consolideren
4. Controleren (bv. een toets)
Mentale lexicon = de systematische representatie van woordkennis in het geheugen. Het maakt deel uit
van het langetermijngeheugen. Alle woorden vanaf baby af aan, worden erin opgeslagen.
Lemma = (tref)woord in een register of index van bv. een naslagwerk. 90% kennen om tekst te begrijpen.
Manieren om te leren:
1. Impliciet leren = onbewust bezig met het uitbreiden van woordenschat
2. Expliciet leren = bewust leren van woorden
3. Intentioneel leren = werken met een leerlijn
4. Incidenteel leren = woorden toevallig tegenkomen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannebex. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.10. You're not tied to anything after your purchase.