Samenvatting van de lessen professor Calders-neurofysiologie-Neurowetenschappen
70 views 1 purchase
Course
Neurowetenschappen
Institution
Universiteit Gent (UGent)
In dit document vind je een gestructureerde weergave van de lessen neurofysiologie van professor Calders voor het vak "neurowetenschappen" Dit vak wordt in e bachelor revalidatiewetenschappen en kinesitherapie gegeven aan de Universiteit van Gent
Hoofdstuk 8 : uitleg van de basis + anatomie (les 1)
Hoofdstuk 9 : sensoriek (les 2,3,…) alles kennen!
Hoofdstuk 10 : motoriek, alles kennen!
Hoofdstuk 11: hogere centra (minder belangrijk, maar goed om de neuropsycho te begrijpen)
Les 1
BASIS
In het sensorische gedeelte hebben we een receptor en die ontwikkeld een receptorpotentiaal. Deze
moet worden omgezet in een frequentie van actiepotentialen. Dit is een beetje zoals een barosensor
en afhankelijk van de intensiteit, dus de mate dat de bloeddruk stijgt, ga je een receptorpotentiaal
ontwikkelen en hoe hoger deze is, hoe hoger de frequentie van actiepotentialen zal zijn. En dit zal
leiden tot snellere en langere effecten op je hart en bloedvaten.
Herhaling van eerder aangehaalde onderwerpen:
1. Rustmembraanpotentiaal
Potentiaal over een celmembraan bij een cel in rust. Het spanningsverschil wordt veroorzaakt door
een verschil in ladingen. Buitenzijde bevat veel meer + ladingen, de binnenzijde eerder – ladingen.
2 belangrijke mechanismen zorgen voor deze positieve ladingen aan de buitenzijde:
- Na/K-ATPase pomp
- Lekkanalen (3 keer meer K-lekkanalen dan Na-lekkanalen)
De negatieve ladingen aan de binnenzijde komen doordat:
- Er veel positieve ladingen naar buiten zijn gestroomd
- Veel Cl, HCO3-, en negatief geladen aminozuren aan de binnenzijde zijn gelokaliseerd
2. Actiepotentiaal
Als een cel een normaal mechanisme wil hebben dan moet deze af en toe verstoord worden, dit via
een actiepotentiaal. Deze kan enkel ontstaan door excitatie. We moeten dus een elektrische prikkel
1
,Elise Huysman 2e bach REVAKI 2018-2019
toedienen of via chemische synapsen een neurotransmitter toedienen die exciterend is. Deze kan
dan een EPSP (exciterende post synaptische potentiaal) veroorzaken.
Actiepotentiaal
EM= rustmembraanpotentiaal
potentiaalverschil
Oranje=drempelwaarde
EM
tijd
Er komen verschillende ladingen toe en dit zorgt voor een summatief effect. Vanaf we de
drempelwaarde bereiken krijgen we het alles of niets fenomeen
De drempelwaarde is geen constant gegeven, dit kunnen we wijzigen. BV.: we dienen een
exciterende neurotransmitter toe. Deze zal een EPSP induceren.
Synaptische transmissie
Pre- en postsynaptisch deel met
een synaptische spleet. In de
actiepotentiaal van het
presynaptische deel krijgen we een
depolarisatie aan het eindvoetje.
De spanningsafhankelijke- Ca
kanalen gaan zich openstellen. Ca
gaat van buiten naar binnen en
bindt op calmoduline, maar ook
rechtstreeks bindt op het
cytoskelet. Het Ca-calmoduline
complex zal ook binden op het
cytoskelet, met als resultaat dat dit zal contraheren. De vesikels worden in de richting van de
membraan geduwd en gaan ermee versmelten waardoor de NT wordt vrijgesteld. Dan komt deze in
de synaptische spleet terecht. Er komt een “treintje” van actiepotentialen aan (oranje kruisjes op
prent) het is de frequentie van die actiepotentialen die zullen beslissen hoeveel vesikels er per
tijdseenheid worden vrijgesteld. De vesikels binden op de receptor in de synaptische spleet en dat zal
ervoor zorgen dat de actiepotentiaal wordt gegenereerd. De membraanpotentiaal zal hierdoor
stijgen en leiden tot bovenstaande grafiek.
- Absoluut refractaire periode = prikkel toedienen, zonder respons
- Relatief refractaire periode = prikkel toedienen, je krijgt respons afhankelijk van de mate van
repolarisatie (vrij groot op het einde)
- Niet-refractaire periode = prikkel toedienen, normale respons
3 soorten prikkels:
- Subliminale prikkel: blijft onder de drempelwaarde
- Liminale prikkel: genereert voldoende actiepotentialen en komt net aan de drempelwaarde
- Supraliminale prikkel: komt boven de drempelwaarde
Bv.: bij de spier, acetylcholine die bindt op een musculaire nicotine receptor. NT die eerder
inhiberend zijn, zoals gamma-aminoboterzuur, endorfines, die zorgen ervoor dat de
rustmembraanpotentiaal gaat zakken, ze zorgen voor een hyperpolarisatie, je creëert een grotere
afstand tussen de rustmembraanpotentiaal en de drempelwaarde. (gele boogjes op bovenstaande
grafiek) Zodanig dat je veel meer energie erin moet steken om de drempelwaarde te overstijgen.
3. Drempelwaarde
Zoals eerder gemeld is de drempelwaarde niet stabiel. Dagdagelijks vb.: je draagt een horloge en na
een tijdje voel je deze niet meer. Dit betekent dat de drempelwaarde naar boven is verschoven
zodanig dat je receptoren geen prikkel meer gaan geven.
Je kan de drempelwaarde bepalen op 3 verschillende methodes:
- Gelijkstroom
- Driehoekstroom
- Wisselstroom
2 belangrijke begrippen:
Reobase: verwijst naar de intensiteit, de
minimale intensiteit, energie om de
drempelwaarde te bereiken (stippellijn)
Chronaxie: verwijst naar de tijd nodig om de
drempelwaarde te bereiken bij 2x de
minimale intensiteit. ( de min intenstiteit om
2x de reobase te bereiken)
Op deze grafiek zien we de stimulus duur en de stimulus kracht. Hoe korter de duur is, hoe groter de
kracht moet zijn om de drempelwaarde te bereiken. We zien op de grafiek de perfecte liminale
prikkel, dwz de perfecte intensiteit om net de drempelwaarde te bereiken en een actiepotentiaal te
genereren.
Neuromusculaire transmissie (= overdracht tussen zenuwcel en effectororgaan)
3
, Elise Huysman 2e bach REVAKI 2018-2019
Voorbeeld: neuropathie bij diabetes patiënten of patiënten met oncologische problemen, deze
krijgen heel gemakkelijk neuropathie. Dit is een beschadiging van het zenuwweefsel en dit kan op 2
manieren:
- Myelineschade: belangrijk voor de snelheid van doorgave van de prikkel
- Schade aan de axonen: de prikkel wordt niet meer geleid.
Hebben beide enorm negatieve impact. De curve verschuift naar rechts en boven en dat betekent
dat je een veel grotere minimale intensiteit nodig hebt om de drempelwaarde te bereiken. Je gaat er
veel meer energie moeten insteken. Verschuiving naar rechts is vooral een invloed op de chronaxie.
Als je 2 x de reobase neemt gaat je tijd ook veel langer zijn tot de drempelwaarde. Je gaat dus meer
energie moeten investeren en het zal langer duren.
We hebben nu het standaard voorbeeld gezien van 2 zenuwvezels die contact maken en de
actiepotentiaal geleiden. In werkelijkheid is dit niet altijd zo. Een vezel heeft meestal meerdere
eindvoetjes. Je hand vb heeft een fijne motoriek, dit betekent dat je weinig contacten zal hebben
omdat je heel fijne sturingen wil veroorzaken. In de quadriceps zal je dan weer heel veel eindvoetjes
hebben omdat dit een vrij lompe sturing is. Er zullen dan eindvoetjes contact maken met meerdere
andere eindvoetjes, en dit noemen we dan het stimulatieveld. In het midden is deze altijd meer
geconcentreerd dan in de periferie.
2 zenuwen met hun stimulatievelden die
overlappen. Wanneer nu een actiepotentiaal door
dezelfde vezel zal geleiden dan krijgen we een
summatie. Dit is een convergentie, 2 vezels die bij
1 terechtkomen. Dit is een spatiële summatie, het
gaat over een ruimte. Dit staat recht tegenover een
divergerend systeem waarbij de prikkel uit elkaar
zou worden gedreven.
Voorbeeld van convergentie: maag, keel ligt overhoop na een nachtje te veel drinken. In de maag en
keel zijn er subliminale prikkels. Deze van de maag worden doorgegeven naar de keel en als deze
samenvalt met deze van de keel, dan vindt er een summatie plaats = overgeven = convergentie ten
gevolge van het samenkomen van 2 subliminale prikkels.
4. Neurotransmitters
3 belangrijke klassen:
- Aminozuren (glycine)
- Peptiden (dipeptiden, serotonine,…)
- Amines (catecholamines,…) kunnen ook verwerkte AZ zijn zoals dopamine
Kunnen exciterend en inhiberend zijn en moeten binden op receptoren:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisehuysman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $17.67. You're not tied to anything after your purchase.