Mijn samenvattingen zijn op een verhalende manier uitgeschreven. Hierdoor begrijp je de leerstof veel beter en kan je het na een paar keer te lezen al uitleggen aan iemand anders.
MEDIABEDRIJF EN MEDIAKENNIS
1: MASSAMEDIA ALGEMEEN
VAN ORALE TRADITIE NAAR LETTERSCHRIFT
Mensen moesten vroeger alles onthouden en oraal doorgeven. Hierdoor veranderde verhalen vaak doorheen de tijd. Met
de komst van het schrift stond een verhaal vast en kon je iets meermaals produceren, zodat meerdere mensen er toegang
tot hebben. Het koste toen nog heel veel tijd om het te produceren (bijtellen,…)
Zo gingen de romeinen Manuscripten en epigrafieën produceren.
BOEKDRUKKUNST EN TYPOGRAFIE ( CA. 1500)
(Chinese) blokboeken 🡪 waren de eerste die gingen drukken met behulp van blokboeken (soort van stempel)
Drukken met losse letters: Johannes Gutenberg 🡪 aparte lettertjes op een plakkaat en zo blad per blad opnieuw formuleren
Nog steeds heel tijdrovend en de elite wouden de kennis (en dus macht) niet delen met o.a. de boeren, want dit zagen ze als
een gevaar (zeker als het tegen hun eigen principes gaat).
ONTSTAAN VAN DE KRANT (17 EEUW) E
Vlugschriften (=pamfletten), ondanks dat mensen eerst het tijdrovend proces van drukken niet wouden gebruiken voor
vluchtig nieuws ontstonden er pamfletten. Dit voor het delen van nieuwe wetten,…
Pamflet druk je enkel als er iets te vertellen is en het echt nodig is, maar op die manier ontstond dan een periodiciteit van
maandelijks ging dat naar dagelijks en ontstond uiteindelijk de krant (1850)
Abraham Verhoeven: drukte de eerste Vlaamse krant, nml: Nieuwe Tijdinghe (Antwerpen, 1620), maar er was nog geen
vrijheid van informatie, want de baas besliste wat er in mocht komen en wat niet (en deze zat vaak in kerkelijke groepen)
INDUSTRIALISATIE (19 EEUW) DE
Er komt een nieuwe klasse bij, een liberale middenklasse die fabrieken gaan opbouwen en deze hebben hiervoor mensen nodig
Mechanica:
o Telegraaf = medium om taal om te zetten naar schrift en het zo over verre afstand te verspreiden. Was ook heel
belangrijk voor de journalistiek. Daardoor konden namelijk journalisten nieuws van een ander land de dag erna al in
de krant zetten.
o Telefoon
o Mechanische drukpers
o Camera/Film
19DE EEUW: KRANT ALS ‘MASSAMEDIUM’
Redenen dat de krant een massamedium wordt:
o Persvrijheid (in de grondwet)
o Stijgende alfabetisering en scholing
o Verstedelijking
o Industrialisatie(drukproces)
o Technologische vernieuwing (telegrafie)
o Advertentiemarkt halveert krantenprijs 🡪 adverteerders betalen veel geld om in de krant te komen, waardoor ze de
krant goedkoper kunnen aanbieden
o Afschaffing dagbladzegel(1848) 🡪 Ze hielden vroeger de krant vrij duur zodat de kennis niet te hard werd verspreid.
Hiervoor zorgde de overheid voor een taks op de krant zodat hij duur genoeg blijft. Vandaag de dag is de krant
taksvrij.
BLOEITIJD OPINIE-EN SENSATIEPERS (19DE/20STE EEUW)
Kranten willen informatie verstrekken, maar is toch vooral sensatiegericht, omdat de mensen vooral dat kunnen smaken. Ze willen
niet veel moeite doen om informatie te verwerken (veel lezen,..)
, De prijs van de journalistiek in Amerika is vernoemd naar een van de grote uitgeverijen van yellowpress (sensatiepers) , nml
Pulitzer. 🡪 in Amerika kregen ze vooral sensatiepers en weinig echt kwalitatief nieuws.
(West-)Europa: verzuiling
ELEKTRONISCH TIJDVAK
Radio 🡪 ontstaan in GB. In het begin via grote machines om te communiceren over de zee. Na de tweede wereldoorlog wordt
dit pas betaalbaar voor iedereen. Daarvoor ook al enkele uitzendingen, maar enkel voor de rijke elite die al een toestel had
staan. De overheid wil dit gaan reguleren, omdat er op die manier anders verkeerd nieuws zou kunnen verspreid worden.
Dus de overheid neemt de radio Belgique en de Vlaamse versie over en maakt er in 1930 een openbare omroep van
namelijk NIR (nationale instituut voor radio-omroep).
Televisie 🡪 ook ontstaan in GB in 1930. NIR wordt BRT, omdat er naast radio ook tv bij komt. Deze splitsen later op in een
Waalse (RTBF) en Vlaamse (VRT)
Mainframe computer: eerst grote kasten vol die bepaalde dingen konden opslaan.
= Analoge technologieën
NIEUWE, DIGITALE TECHNOLOGIEËN EN (ONLINE) NETWERKEN
Het internet (onder de naam WWW) ontstond in 1983 (geboomd in 1993), uitgevonden door een Brit, met hyperlinks,…) . Na de
tweede wereldoorlog ontstond het eerste primitieve internet, ten tijde van de koude oorlog. Was oorspronkelijk een deel van het
Amerikaanse veiligheidssysteem.
Technologische voordelen
o Geen kwaliteitsverlies (bij het bewaren kan er niks verloren gaan door brand, vocht,…) , exacte kopieën
o Content is makkelijker te bewerken
o Compacter: minder bandbreedte/opslagruimte nodig
o Interactiviteit zender-ontvanger mogelijk
TOEKOMST?
Er zullen nog nieuwe technologieën komen aangezien er steeds vraag naar verbetering/ verandering blijft. Media zullen vervlochten
worden met nieuwe technologieën en zullen evolueren naar nieuwe vormen.
HET BEGRIP ‘MASSAMEDIA’
We zitten in een regelrechte mediarevolutie. De digitalisering van het informatieaanbod leidde tot het ontstaan van nieuwe
platformen die op hun beurt zorgen voor de komst van nieuwe spelers, zoals Netflix.
Massamedia zijn technische hulpmiddelen om het aanbieden van boodschappen sneller te laten verlopen. Er zijn wel twee vragen
waartegen men dan botst.
1. Hoe overbrugt men de afstand in de ruimte?
2. Hoe overwint men tijdsverschil?
Ontwikkelingen in de massamedia hebben dus telkens een antwoord gegeven op deze twee technische problemen.
Afstand in de ruimte
Vroeger gebruikte men ‘lopers’ die de boodschap zo goed mogelijk in hun kop duwde om het te kunnen verspreiden. Of
rooksignalen om ver wegge plaatsen te laten weten dat er iets staat te wachten. Later gebruikte men postduiven. Op de dag van
vandaag is dat allemaal vervangen door elektriciteit en kabels, waardoor de brug van afstand is overwonnen.
Tijdsverschil
Vroeger legde men de boodschap vast in tekens en moest men de boodschap dan coderen. Dit waren tekens als rooksignalen,
lichtsignalen, alarmklokken, … Toen de tekens in woorden vastgelegd konden worden was dat een hele vooruitgang en aldus werd
er gebruik gemaakt van de postduif. Met de komst van de drukpers konden heel veel boodschappen in een snel tempo over de hele
wereld verspreid worden. Later maakten satellietverbindingen het mogelijk om in real-time te communiceren.
Het begrip massa
Vroeger werd er een onderscheid gemaakt tussen elitecultuur en massacultuur. De massa werd vaak als gevaar gezien voor de elite.
Er werd ervan uitgegaan dat de massa een politieke machtsfactor is waarmee je rekening moest houden. Begin 20ste eeuw was er
, voor het eerst sprake van een massamaatschappij, massapolitiek en massacultuur. Hierbij ontstonden ook de massamedia.
Dagbladen en televisie speelde een grote rol als bijvoorbeeld doorgeefluik van democratische opvattingen.
Socioloog Blumer zegt dat de massa geen zelfbewustzijn, zelfidentiteit heeft en niet op een georganiseerde manier een bepaalde
doelstelling kan realiseren, maar dat ze wel een min of meer homogeen gedrag vertoont. Zoals het kijken naar bepaalde soorten Tv-
programma’s. Hij onderscheid naast het massa fenomeen ook de groep, menigte en het publiek.
Massa in de zin van ‘publiek’, verwijst nu naar de neutrale verzameling voor alle individuele leden van verschillende soorten
publieksgroepen. Het begrip ‘massa’ in massamaatschappij, verwijst dan naar het feit dat de boodschap voor iedereen
toegankelijk of openbaar is.
Groep Menigte Publiek Massa
Graad van interactie Hoog Vrij hoog Matig: leden zijn Laag
verspreid
Oorzaak of voorwerp van Gemeenschappelijke Tijdelijk onderwerp dat ter Van buitenaf
belangstelling doelstellingen en waarden gegeven discussie wordt gesteld georganiseerd
Controle/ organisatie Hoog, maar informeel Laag/ extern Matig/ formeel en Extern/
informeel manipuleerbaar
Bewustzijnsniveau Hoog Hoor, maar Veranderlijk, matig tot Laag
vluchtig hoog
Het moderne publiek bestaat uit mensen die:
Via media gelijktijdig of ongelijktijdig worden bereikt
Niet bij een sociale groep of bevolkingsgroep horen (zakenlui, ambtenaren, arbeiders, winkeliers, studenten, …)
Bron en gebruiker kunnen zijn van media (politici komen in het nieuws maar zijn zelf ook krantlezers)
Verbonden kunnen zijn met elkaar door dezelfde doelen en belangen (op zoek naar info, entertainment, …)
Bekend of onbekend zijn voor de zender
Van wie de groepskenmerken ongelijksoortig zijn
Injectienaald- of stimulustheorie
Deze theorieën gaan ervan uit dat het waarnemen van een televisieboodschap een direct effect heeft op de ontvanger (passieve
ontvanger).
Uses & Gratifications theorie
Geleidelijk aan besteden communicatiewetenschappers meer manier aan de manier waarop de kijker de boodschap actief verwerkt
(actieve ontvanger). Mediagebruik wordt dan gezien als een bewuste selectie die individuen maken op basis van een persoonlijke
behoefte
Toch blijven volgende vragen over de actieve en passieve ontvangers van mediaboodschappen nog steeds brandend actueel:
In hoeverre wordt het publiek als onafhankelijke groep mediagebruikers serieus genomen? Is deze massa niet makkelijk te
manipuleren?
In hoeverre is het publiek zelfstandig in haar gebruik van de media? Van welke mediumtypen? Bepalen de media de agenda
van de ontvanger of omgekeerd?
In hoeverre staat een concentratie van mediaorganisaties het democratisch gebruik van deze mediaorganisaties in de weg?
HET BEGRIP ‘MEDIUM’
Bij het begrip ‘medium’ staat het gebruik door zender en ontvanger centraal. Het gaat meer om het overbrengen van betekenis. Het
mediabegrip verwijst dus naar een mediumorganisatie of naar de drager van mediacontent (boeken, films, blogs, …)
Een medium maakt gebruik van een kanaal, maar valt er niet geheel mee samen.
Het begrip ‘kanaal’ verwijst naar de fysieke, materiele en technische vorm van de drager van de boodschap. Het kanaal is het
doorgeefluik van de communicatiestroom, bijvoorbeeld lichtgolven, telefoonkabels, beeldschermen, krantenpapier.
Massamedia zijn alle mogelijke communicatiemiddelen die bij openbare communicatieprocessen voor het doorgeven en
overbrengen van de boodschap noodzakelijk zijn.
FUNCTIES VAN DE MASSAMEDIA
De massamedia vervullen verschillende functies:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anissaharraq. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.72. You're not tied to anything after your purchase.