Samenvatting Economie, Arbeidsmarkt en Organisatie Reader H1 t/m H7
21 views 1 purchase
Course
Economie, Arbeidsmarkt En Organisatie (T.49376)
Institution
Saxion Hogeschool (Saxion)
In deze samenvatting wordt H1 t/m H7 van de reader op blackboard behandeld. Zelf heb ik met deze samenvatting een 8 gehaald. Deze samenvatting is gebaseerd op de online reader en de lessen.
,Samenvatting economie
hoofdstuk 1
Wat is economie?
Economie is de wetenschap die zich bezig houdt met de invulling van de menselijke behoefte naar
goederen en diensten.
Denk hierbij aan eten, drinken, dak boven je hoofd en studeren.
Omzettingsproces (Natuur, arbeid en kapitaal)
In principe bestaat alles, volgens economische inzichten, uit stromen goederen die ergens
getransformeerd worden tot eindproduct of dienst. Er spelen altijd drie factoren een rol bij het
transformeren. Deze drie factoren zijn arbeid, kapitaal en natuur.
Natuur- dit zijn de grondstoffen en materialen die nodig zijn om dit product of dienst te maken.
Kapitaal- dit zijn de machines die gebruikt worden om het product of dienst te maken.
Arbeid- dit is de menselijke aanwezigheid die bij de stroom met goederen en bij het transformeren
aanwezig is om de producten of diensten te kunnen leveren
De totale capaciteit van produceren door een bedrijf wordt dus in wezen bepaald/beperkt door de
hoeveelheid aanwezige arbeid, materialen en kapitaal binnen de organisatie.
Als HRM-er is het goed om te weten dat arbeid een van deze drie productiefactoren is. Dit omdat we
als HRM-er mee werken aan de kwaliteit van de medewerker
Algemene economie (bedrijfseconomie en macro, meso en micro)
De economie analyseert de relatie tussen verschillende economische onderwerpen, deze kan je
onderverdelen in twee invalshoeken. Namelijk de schaarste en beslismomenten in algemene zin (de
algemene economie) en de schaarste en beslismomenten heel specifiek voor organisaties
(bedrijfseconomie).
De macro-economie onderzoekt economische activiteiten voor wat betreft het totale aanbod en de
totale vraag zoals onderwerpen als werkgelegenheid, de totale productie door een land, de
bestedingen van consumenten etc.
De meso-economie onderzoekt de economische activiteiten op het niveau van sectoren en
bedrijfstakken
De micro-economie houdt zich bezig met allerlei theorieën omtrent het ontstaan van de uiteindelijke
prijs voor een product of dienst. Soms komen prijzen tot stand door marktwerking en soms worden
prijzen door de organisatie zelf bedacht.
Bedrijfseconomie
Zoals eerder is gezegd gaat bedrijfseconomie over schaarste en beslismomenten in een organisatie.
Bedrijfseconomie wordt meestal ingedeeld in financiering en accounting.
Financiering -> Wat kost het en wat levert het op
Accounting is opgedeeld in 2 delen.
1. Management accounting (interne verslaggeving)
- Doel: financiële informatieverschaffing aan de organisatie.
- Voor het beheersen van de organisatie hebben deze financials vaak een planning and
control cyclus waardoor onderzocht kan worden of de organisatie naar verwachting
presteert.
2. Financial accounting (externe verslaggeving)
- financiële informatieverschaffing aan andere belanghebbende
- Belanghebbende: Aandeelhouders, kredietverstrekkers en overheid
- Vooral een jaarverslag -> belangrijk onderdeel is de jaarrekening (balans en
resultatenrekening)
Belangrijkste verschil voor HRM:
2
, - Toepassing van de wetgeving ->
i. Bij management accounting zijn er geen wettelijke regels, organisatie mag dit
zelf inrichten
ii. De inrichting van financial accounting is wettelijk bepaald.
De bedrijfseconomische cyclus
1. Plan ontwikkelen (Doel en activiteiten)
2. Analyseren van de beginsituatie (waar staan we)
3. Activiteiten plannen
4. Activiteiten uitvoeren
5. Afrekenen (wat heb ik behaald)
6. Eindsituatie (start van nieuw periode)
De jaarrekening
Een onderdeel van het verplichte jaarverslag is de jaarrekening.
De jaarrekening bestaat uit:
1. De balans
2. De resultatenrekening (winst- en verliesrekening)
3. Een toelichting op deze beide onderdelen
De balans:
- Overzicht van al het vermogen op een bepaald moment (31-12-2020).
- Op de balans staan de activa en passiva
- Activa is onderverdeeld in vaste en vlotte activa
i. Vaste activa word weer verdeeld in immateriële en materiële activa
1. Immateriële activa -> octrooien en uitgeefrechten
2. Matteriele activa -> gebouwen, kantoren, productiemachines.
3. Vaste activa heb je meerdere jaren
ii. Vlottende activa
1. Binnen een jaar weer weg
2. Zoals: voorraad van een kleding winkel, geld waar je direct bij kan
- Passiva word onderverdeeld in eigen vermogen en vreemd vermogen.
i. Eigen vermogen: Eigen ingebrachte middelen en geld, aandelenkapitaal en
reserves
ii. Vreemd vermogen bestaat uit kort en lang vreemd vermogen
1. Kort vreemd vermogen: zoals een rekening courant (kaskrediet
(bankrekening)) of leverancierskrediet.
2. Lang vreemd vermogen: Zoals hypotheek, lang lopende lening.
Winst en verliesrekening
- Welke opbrengsten en kosten er gemaakt zijn in een periode (2020)
- Opbrengsten (omzet) hoeven niet samen te vallen met ontvangsten -> Opbrengsten
zijn de prestaties voor klanten van de onderneming in een bepaalde periode ongeacht
deze hebben geleid tot een betaling van die klant in die periode.
- Kosten hoeven ook niet gelijk zijn met de uitgaven in die periode. (aanschaf van een
machine om iets te produceren is een uitgave in het jaar waarin de machine is
aangekocht, de kosten (afschrijving) worden geboekt in de jaren dat de machine
wordt gebruikt.
- Uitgaven en ontvangsten zijn uit- en ingaande geldstromen. -> worden geboekt op het
moment dat ze daadwerkelijk de onderneming verlaten
- Kosten en opbrengsten hebben betrekking op het resultaat in een bepaalde periode
- Het positieve verschil tussen de totale verkoop en totale kosten is de winst
Bedrijfseconomische ratio’s
Het is belangrijk om te weten voor een onderneming of zij aan de verplichtingen op korte en lange
termijn kunnen voldoen.
Solvabiliteit: In hoeverre is de onderneming in staat aan zijn verplichting op lange termijn te voldoen.
Hierbij kijk je naar de verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen.
3
, Liquiditeit: In hoeverre is de onderneming in staat aan zijn verplichtingen op korte termijn te voldoen.
Hierbij kijk je naar de verhouding tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn
Rentabiliteit: In hoeverre is de investering winstgevend. Hierbij kijk je naar de verhouding tussen de
winst en het vermogen wat nodig is geweest om deze winst te realiseren.
Participanten en omgeving
Een bedrijf heeft te maken met belanghebbende. Het bedrijf bestaat uit werknemers en management.
Daarnaast heeft het bedrijf; leveranciers en afnemers. Het bedrijf kan ook vermogen nodig hebben om
te produceren. Dat kan de eigenaar zijn maar ook banken of investeerders. In ruil daarvoor hebben ze
dan wat te zeggen en krijgen de vermogensverschaffers geld uitgekeerd. De overheid heft onder
andere belasting en heeft dus direct bemoeienis met het bedrijf. De overheid is mede verantwoordelijk
voor het ondernemingsklimaat in een land.
Het ondernemingsklimaat in een land is afhankelijk van de relatie tussen participanten, de
concurrentieverhoudingen, hoe open de economie is en de economische situatie in relatie met het
buitenland en op welke wijze de overheid invloed uitoefent op de genoemde aspecten. Er zijn ook
factoren die economisch niet verklaard worden, terwijl deze wel invloed hebben op het bedrijf:
demografische factoren, de ontwikkeling van techniek en het gebruik van techniek, set aan waarden
en normen, de rechtsorde en het politieke systeem hebben invloed
Bedrijfskolommen
Voordat het product bij de consument terecht komt doorloopt het vaak diverse
transformaties/processen. De schakels die een grondstof naar een definitieve eindproduct passeert
heet een bedrijfskolom. Een bedrijf kan kiezen activiteiten van een leverancier zelf te gaan doen
waardoor de leverancier niet meer nodig is, dit heet integratie. De bedrijfskolom wordt korter. Een
bedrijf kan er ook voor kiezen om zaken niet meer zelf uit te voeren. Dit heet differentiatie. Het
uitbesteden van activiteiten kan zowel naar leverancier als naar afnemers. Hierdoor wordt de
bedrijfskolom langer. Een organisatie kan ook kiezen voor een vergaande specialisatie waardoor het
assortiment wordt versmalt. Een bedrijf kan er ook voor kiezen om juist het assortiment te vergroten,
dit heet parallellisatie. Samenvattend: door integratie wordt de bedrijfskolom korter, door differentiatie
wordt de bedrijfskolom langer, specialisatie leidt tot versmalling van de bedrijfskolom en parallellisatie
leidt tot verbreding van de bedrijfskolom.
Marktvormen
De prijs wordt ook bepaald door de prijs van andere producten, individuele voorkeuren en het
beschikbare budget. Organisaties concurreren met elkaar op onder andere prijs en/of kwaliteit en/of
imago. Die concurrentie [concurrentieverhouding] is erg afhankelijk van de marktvorm [de
omstandigheden waaronder organisaties met elkaar concurreren]. De marktvorm wordt onder andere
bepaald door de aard van het product of dienst, het aantal aanbieders , het aantal afnemers, hoe
doorzichtig de markt is en de toetredingsmogelijkheden. De aard van het product is voor consumenten
erg belangrijk. Het belangrijkste is om te onthouden er producten zijn die aan de hand van heel weinig
kwaliteitseisen kunnen worden beschreven en daarnaast in grote hoeveelheden door meerdere
aanbieders aangeboden worden [dat zijn homogene producten: met het grootste gemak wisselt een
consument het product van producent 1 in voor het product van producent 2: denk maar aan suiker of
elektriciteit]. Er zijn ook producten die op erg veel kwaliteitsonderdelen enorm verschillen in de ogen
van de consument [zogenaamde heterogene producten: denk maar aan kleding of auto’s. In de
verkoopmarkt kunnen drie verschillende situaties voorkomen, namelijk dat er maar een aanbieder is
[dat heet een monopolie]. Er kunnen ook weinig aanbieders zijn [dat heet een oligopolie] en er kunnen
zeer veel aanbieders zijn [polypolie. Van de oligopolie en de polypolie is het interessant of de
producent nu een homogeen product of een heterogeen product aanbiedt. Een verkoopmarkt met
homogene producten heeft nog steeds een polypolie maar voor een heterogeen product heet dit een
monopolistische concurrentie.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller taraherrewijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.