Inleiding Privaatrecht I, antwoordindicaties deeltoets 10 december 2018
Vraag 1 (16 punten)
a. (8 punten)
Sandor kan Houtman aanspreken op grond van wanprestatie (art. 6:74 BW). Er is sprake van een tekortkoming
in de nakoming van de verbintenis, aangezien Houtman geen omheining heeft geplaatst (resultaatsverplichting)
en er als gevolg van het ontbreken van de nieuwe omheining een situatie ontstaat waardoor Sandor schade lijdt.
De schade bestaat uit het bedrag dat gemoeid is met het verlies van de drie karpers (€ 1500). De tekortkoming
kan aan Houtman worden toegerekend op grond van art. 6:75 BW, aangezien het niet op tijd geleverd worden
van de speciale planken volgens verkeersopvattingen voor rekening van Houtman behoort te komen. Ook te
verdedigen valt dat de tekortkoming kan worden toegerekend krachtens schuld omdat Houtman al met de
afbraak van de oude omheining was begonnen voordat de nieuwe planken binnen waren en het hem dus te
verwijten is dat er geen omheining stond. Ook is sprake van causaal verband: indien de omheining wel op tijd
was geplaatst, dan waren de karpers naar alle waarschijnlijkheid niet gestolen. Verzuim is niet vereist omdat
nakoming blijvend onmogelijk is, art. 6:74 lid 2 BW. Sandor heeft aldus recht op schadevergoeding op grond
van wanprestatie.
b. (8 punten)
Tussen Sandor en Houtman is een overeenkomst tot stand gekomen (art. 6:217 BW). Sandor kan deze
overeenkomst ontbinden op grond van art. 6:265 BW. Er is sprake van een tekortkoming die van voldoende
omvang is om de ontbinding te rechtvaardigen, Houtman houdt zich niet aan zijn belofte om te zorgen dat de
hele klus in één dag klaar is met als gevolg dat de tuin er onbeschermd bijligt en er drie kostbare karpers van
Sandor worden gestolen. Verzuim is niet vereist aangezien nakoming blijvend onmogelijk is (art. 6:265 lid 2
BW). Het gevolg van een geslaagd beroep op ontbinding is dat partijen bevrijd worden van hun verplichtingen,
in dit geval het bouwen van een nieuwe omheining en het betalen daarvoor van het afgesproken bedrag. Wat al is
gepresteerd moet ongedaan worden gemaakt, voor zover dat mogelijk is, art. 6:271 en 272 BW. Dat zal lastig
worden voor wat betreft de afbraak van de oude omheining en daarvoor moet dan mogelijk een
waardevergoeding worden betaald. De ontbinding vindt plaats door een schriftelijke verklaring of op vordering
door de rechter, art. 6:267 BW.
Vraag 2 (10 punten)
a. (6 punten)
In het arrest Goudse Bouwmeester had de Bouwmeester 35.000 guldens in de Gemeentekas gestort in de hoop
dat hij zodoende eervol zou worden ontslagen. Toen toch oneervol ontslag volgde, wilde hij de 35.000 guldens
terug op grond van onverschuldigde betaling. De HR kwam echter – op grond van de wetshistorische
interpretatiemethode – tot de conclusie dat het voldoen aan een dringende morele (fatsoens-) verplichting, moet
worden aangemerkt als natuurlijke verbintenis in de zin van art. 1395 lid 2 OBW. Echter was deze categorie niet
met zoveel woorden opgenomen in de wet. De HR ontleende deze categorie aan de geschiedenis (Pothier).
Pothiers’ werk heeft mede ten grondslag gelegen aan de Code Civil. Ons huidige art. 6:3 BW (natuurlijke
verbintenis) is ontleend aan art. 1235 lid 2 Code Civil. Opzoomer was daarentegen van mening dat alles wat niet
geschreven is, ook geen plaats mag hebben in de rechtszaal. Deze manier van denken werd ook wel legisme
genoemd. Deze uitspraak inzake Goudse bouwmeester bracht met zich mee dat niet (langer) werd vastgehouden
aan de legistische denkwijze die in die tijd heerste (Opzoomer) en zo kon de natuurlijke verbintenis voortvloeien
uit het ongeschreven recht (zie AA bundel Van Dongen, p. 19). De stelling is dus onjuist.
b. (4 punten)
In beginsel is ieder natuurlijk persoon bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen. Dat is slechts anders
als de wet dat bepaalt (art. 3:32 lid 1 BW). De wet doet dat voor personen die onder curatele staan (art. 1:378
BW). Meerderjarigen die onder curatele staan, zijn in beginsel handelingsonbekwaam (art. 1:381 lid 2 BW). De
wet bepaalt ook dat minderjarigen in beginsel bekwaam zijn tot het verrichten van rechtshandelingen, mits zij
toestemming hebben van hun wettelijk vertegenwoordiger (art. 1:234 lid 1 BW). Zij zijn onder die voorwaarde
dus wel handelingsbekwaam. De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien
het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat
minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten (art. 1:234 lid 3 BW). In geval van het verlenen van
handlichting kan een minderjarige ook zelfstandig (bepaalde) rechtshandelingen verrichten (art. 1:235 BW). De
stelling is dus onjuist: niet alle meerderjarigen zijn handelingsbekwaam en niet alle minderjarigen zijn
handelingsonbekwaam.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jascha1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.