100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting fysiologie 1e Ba Gen UA $8.13   Add to cart

Summary

Samenvatting fysiologie 1e Ba Gen UA

 63 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van alles wat te kennen is voor fysiologie in de 1e Ba geneeskunde aan de uantwerpen. Ik haalde hiermee een 17/20.

Preview 3 out of 25  pages

  • No
  • Wat te kennen is voor 1e ba geneeskunde ua
  • December 1, 2021
  • 25
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
CELBIOLOGIE PARTIM FYSIOLOGIE
EVOLUTIEBIOLOGIE
LEVEN OP AARDE
Menselijk lichaam  40 000 000 000 000 cellen
Nog steeds celdeling bij volwassenen  hoge “turn-over”

Kalium-Natrium pomp  altijd 3x natrium met 2x kalium + ATP nodig (P afgesplitst)

Hoe wordt het bestudeert?  observatie  vraagstelling  hypothese  voorspelling 
experiment/observatie  conclusie
als dan de hypothese klopt  perfect  kijk naar voorspelling
als de hypothese niet klopt  kijk voor een nieuwe hypothese

Wetenschappelijk onderzoek is toevallig! Meestal ander experiment  conclusie gevonden over iets

Karakteristieken v. leven:
- Complex, georganiseerd, bestaande uit cellen
- Homeostase
- Reactie op prikkels
- Energie nodig (fotosynthese/autotroof/heterotroof)
- Groeit
- Kan delen
- Kan evolueren

Domeinen en rijken




PRINCIPES VAN EVOLUTIE
Evolutie = verandering (over lange tijd) van karakteristieken van populaties

Voor Darwin  pre-Darwinisme, theologie
Bv. Lamarck, “overerving v verworven eigenschappen”  giraffen altijd langere nek om hogere bladeren te
eten, nakomelingen erven dit over (kan niet natuurlijk!!!)

,Dan ontdekking van nieuwe werelden en species (= soorten) + invloed van fossielen
 William Smith (verschillende soorten leefden op verschillende tijden  hij zag dat hoe dieper graven hoe
ouder de fossielen)
 George Cuvier (alles samen gecreëerd, maar sommige al uitgestorven door catastrofen)
 James Hutton + Charles Lyell (aarde bestond lang genoeg zodat evolutie normaal en natuurlijk)

 Darwin en Wallace, 1e publicatie 1842, 1858 in Linnaean Society London, 1859 “On the origin of Species”


BEWIJS?
1. Fossielen (sommige fossielen zelfs evolutie v land naar zee)
2. Vergelijkende anatomie: Homologe structuren (zelfde opbouw  zelfde voorouder)
Structuren zonder aanwijsbare functie (ooit gebruikt maar nu niet meer)
Analoge structuren (zelfde functie, andere opbouw  convergente evolutie.)
3. Vergelijkende embryologie (ontologie (= ontwikkeling) is weerspiegeling fylogenie (= verwantschap organismen.))
4. Genetica (nucliden sequentie kan sterk gelijkend zijn, universele biochemische processen)


EVOLUTIETHEORIE DARWIN EN WALLACE  4 VOORWAARDEN VOOR NATUURLIJKE SELECTIE:
1. Variatie binnen populatie (door mutatie is er variatie)
2. Eigenschappen overgeërfd
3. Sommige individuen kunnen beter overleven (hebben meer nakomelingen)
4. Reproductief succes is willekeurig

Vb. Mannetjes Guppie kleurrijker in meren zonder predatoren dan in meren met veel predatoren

<--> Artificiële selectie


EVOLUTIE VAN INDIVIDUEN EN POPULATIES
 Evolutie vindt plaats op populatieniveau: “gene pool” = som van alle genen in en populatie
“Allelfrequentie” = bv. 30 dominanten B en 20 recessieve b
 evolutie = verandering van allel frequenties binnen een populatie
 oorzaken? Mutaties (gunstige mutaties dan leven deze dieren langer, zeldzaam, toevallig)
“Gene flow” (er ontsnapt een soort in een populatie en gaat nr een andere populatie)
“Genetic drift” (veroorzaak random verandering in allelfrequentie bv. Niet alle leden ve
populatie planten voort, extreem, gebeurt niet vaak )
 “population bottleneck” (bv. Ijstijd, catastrofe --> bep. allelen)
 “founder effect” (klein deel scheurt zich af v populatie --> bep allelen)


Hoe werkt natuurlijke selectie?
- Overleving en reproductie (survival of the fittest  kan gewoon de snelste, beste of meeste nakomelingen)
- Fenotype (nat. selectie speelt in op fenotype en zo onrechtstreeks genotype en genetische samenst. popu.)
- Adaptatie (beste fenotypes zijn met beste adaptatie aan milieu (= niet-levende zaken en andere organismen) )
- Co-evolutie (predator en prooi kunnen beiden aanpassen)
- Seksuele selectie (mannetjes laten zien dat er een hoog reproductief succes is als je paart met hem)

 Soorten selectie
- Directionele selectie: als heel koud ijsberen met toevallige dikkere vacht beter overleven, na jaren alleen
maar zo een ijsberen
- Stabiliserende selectie: Als de omgeving al perfect is aangepast aan de dieren
- Disruptieve selectie: Als er bv. 2 soorten eten is dan gaat het ene deel zich aanpassen aan dat ene eten en
de andere aan het andere eten en zo uiteindelijk 2 verschillende soorten

, THE ORIGIN OF SPECIES
Species = groep v. “interbreeding” populaties, reproductief geïsoleerd van andere groepen

Isolatie tussen species:
1. Geografische isolatie (fysisch afgescheiden leefgebieden)
2. Habitatisolatie (andere voedselbronnen in zelfde gebied, in andere planten wonen  ecologische isolatie)
3. Temporele isolatie (verschillende broedseizoenen)
4. Gedragsisolatie (andere paargedragingen en -signalen bv. Vrouwtjes horen enkel roep v bepaalde soort)
5. Mechanische incompatibiliteiten (Bv. L en R gedraaide slakken paren genitaliën komen niet overeen)

6. Gametische incompatibiliteiten (onmogelijk contact gameten, sperma andere species gaat dood,
chemische of enzymatische incompatibiliteit)
7. Lage overlevingskans voor hybriden (korte levensverwachting voor sommige species die paren)
8. Onvruchtbare hybriden (bv. Liar of muilezel)

Ontstaan van nieuwe species:
- Allopatrische speciatie (geografische scheiding bv. Bergketen komt er door of rivier stroomt er door)
- Sympatrische speciatie (ecologische scheiding bv. Andere voedingsbronnen, fruitvlieg probeert nieuwe
vrucht en blijft daar en zo ontstaat nieuwe soort)

Extinctie:
- Geografische distributie (bv. Een vis leeft in 1 bron op de wereld  als die uitdroogt vis soort weg)
- Ecologische distributie (bv. Een vlinder eet alleen van een soort plant  als die weg gaat vlinder weg)
- Competitie (2 species met zelfde voedingsbronnen  1 evolueert beter  andere sterft uit)
- Habitatverandering of -destructie (bv. Meteoriet inslag, branden/kappen regenwoud, …)


DIVERSITEIT VAN HET LEVEN
Classificatie  ‘tree of life’ (zie hier boven)
Wetenschappelijke naamgeving  gelijkaardige soorten hebben gelijkaardige naam (bv. Eerste woord zelfde)
Indeling  basis v evolutionaire relaties of op basis van anatomische en genetische overeenkomsten
Heel veel verschillende species  1,5 miljoen maar ze denken in totaal 7 – 10 miljoen


PROKARYOTEN, BACTERIËN EN VIRUSSEN
Verschillen Archaea (oerbacteriën) en Bacteria:
- grote verschil is structuur en compositie membraan bact. hebben peptidoglycaan archaea niet
- een beetje verschil tussen ribosomen, RNA polymerase en processen zoals transcriptie en translatie
- ze zijn beiden prokaryoot en heel klein t.o.v. eukaryoten
- celwand geeft de typische vormen

Eigenschappen:
- mobiliteit  Bij prok. is flagel soort wiel met bochtje, als wiel draait gaat flagel spiraalvormig draaien
 Bij euk. Zit de flagellum vast aan cytoskelet, als dit beweegt, beweegt flagel ook
- Biofilms polysachariden/proteïne, beschermd bacterie tegen Bv antibiotica, hecht zich vast aan materiaal
 een voorbeeld is tandplak
- Endosporen Vormt zich in bac. en kapselt erfelijk materiaal en enzymen in
resistent tegen hoge T, droogte, … extreme omstandigheden dus
 ”overlevingspakket”, overleven bijna alles zodat bacterie niet dood gaat

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geneeskundesamenvatting. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80796 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.13  2x  sold
  • (0)
  Add to cart