05 Centraal zenuwstelsel
Anatomie Fysiologie Hoofdstuk 8 het zenuwstelsel
Er zijn 2 orgaanstelsels:
Zenuwstelsel -> reageert snel, maar kort op prikkels
Hormoonstelsel -> langzamer ontstaan, maar duren langer.
Het zenuwstelsel:
Meet interne en externe milieu
Integreert informatie van zintuigen
Coördineert gewilde en ongewilde reacties van andere orgaanstelsels.
Zenuwstelsel onderverdelen in:
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg. Ook hogere functies zoals intelligentie,
geheugen en emoties.
Perifere zenuwstelsel: alles buiten CZS.
Zenuwweefsel bestaat uit twee soorten cellen:
Neuronen -> basiseenheid van zenuwstelsel.
Neuroglia -> steunweefsel van zenuwstelsel bestaande uit een fijn ondersteund reticulum of
netwerk waarin zich typisch vertakte cellen, neurogliacellen, bevinden.
Een representatief neuron heeft een cellichaam, verschillende vertakte dendrieten (signalen
opvangen) en een lange axon die signalen geleid richting synapsknopen.
Het cellichaam van een typisch neuron bevat een grote ronde celkern met opvallend kernlichaampje.
De meeste neuronen kunnen niet delen, als ze verloren gaan door bv een wond kunnen ze niet
worden vervangen.
Cellichaam bevatten organellen -> energie leveren en organische verbindingen vormen.
Neuronen onderverdeeld in 3 typen:
1. multipolair neuron: twee of meer dendrieten en een axon. Komen CZS meest voor. Alle motorische
zenuwcellen die skeletspieren aansturen zijn multipolair.
2. unipolair neuron: dendrieten en axon lopen in elkaar over en het cellichaam ligt aan een zijde. De
meeste sensibele neuronen van het perifeer zenuwstelsel zijn unpolair.
3. bipolaire neuronen: twee uitlopers, een dendriet en een axon met het cellichaam daartussen. Zijn
zeldzaam.
Sensibele neuronen of afferente neuronen -> ontvangen informatie van zintuigcellen en daarna
informatie naar andere neuronen in het CZS doorgeven.
Motorische neuronen -> efferente gedeelte geleiden impulsen vanuit CZS naar andere
weefsels/organen. De doelcellen waarmee ze in verbinding staan worden effectoren genoemd.
Schakelcellen -> bevinden zich in de hersenen en in het ruggenmerg. Verbinden andere neuronen.
Er zijn vier typen neuroglia cellen (zowel CZS als PZS)
,1. astrocyten -> grootste en meest talrijke. Geven chemische stoffen die noodzakelijk zijn voor het
handhaven van de bloed-hersenbarriere.
2. oligodendrocyten -> verantwoordelijk voor de myelinisatie van axonen van CZS. Myeline dient als
elektrische isolator en verhoogt de snelheid waarmee een actiepotential zich langs het axon
voortplant.
3. microgliacellen -> kleinste en minst talrijke neurogliacellen in CZS. Ontstaan uit witte bloedcellen.
Verrichten beschermende functies.
4. ependymcellen -> bekleden het centrale kanaal van het ruggenmerg en de compartimenten van de
hersenen.
In PZS zijn twee typen neurogliacellen aanwezig.
1. satellietcellen -> omgeven en ondersteunen cellichamen in het perifere zenuwstelsel.
2. schwann-cellen -> omgeven elk axon buiten het CZS.
PZS:
Cellichamen en neuronen (grijze stof) bevinden zich in ganglia.
De witte stof bevat axonen die samengebundeld zijn in zenuwen.
CZS:
Verzameling cellichamen van zenuwcellen met zelfde functie wordt centrum genoemd.
De witte stof bevat bundels van axonen die op een gezamenlijke plek ontspringen en een
gezamenlijke bestemming en functie hebben. Zo een bundel wordt baan genoemd. Sensibele
banen geleiden informatie van zintuigen naar verwerkingscentra hersenen. Motorische
banen beginnen in centra en eindigen bij skeletspieren.
De sensorische, integrerende en motorische functies van het zenuwstelsel zijn dynamisch en
veranderen voortdurend.
Alle levende cellen zijn gekenmerkt door een gepolariseerde plasmamembraan. Een cel in rust heeft
een gepolariseerde plasmamembraan, doordat aan de buitenkant van de membraan een overmaat
positieve lading aanwezig is en aan de binnenkant een overmaat negatieve ladingen.
Wanneer positieve en negatieve lading gescheiden worden gehouden -> potentiaal verschil. Omdat
de ladingen door een plasmamembraan worden gescheiden wordt dit potentiaalverschil ->
membraanpotentiaal genoemd, weergegeven in Volt.
Membraanpotentiaal in rust = rustpotentiaal = -70mV. het minteken geeft aan dat de binnenkant van
de cel een overmaat negatief geladen ionen bevat in vergelijking tot de buitenkant.
De verschillen tussen vloeistoffen buiten en binnen de cel worden gehandhaafd door de selectieve
doorlaatbaarheid van de plasmamembraan.
Passieve krachten zijn chemisch en elektrisch.
Elke verandering waardoor de doorlaatbaarheid van de membraan voor natrium of kalium word
gewijzigd of waardoor de activiteit van de natrium-kaliumpomp word gewijzigd zal de rustpotentiaal
van een cel verstoren.
,Bij informatieoverdracht tussen neuronen en andere cellen spelen plaatselijke potentialen en
actiepotentialen een belangrijke rol.
Plaatselijke potentiaal = veranderingen van de membraanpotentieel die zich slechts over een kleine
afstand vanaf de plaats va prikkeling kunnen verplaatsen. Komen voor in de plasmamembranen van
alle cellen in reactie op prikkels uit de omgeving. Activeren vaak specifieke celfuncties.
Een actiepotentiaal = een voortgeleide verandering van de membraanpotentiaal van de gehele
plasmamembraan. Worden opgewekt via het openen en sluiten van ionenkanalen voor natrium en
kalium in reactie op een plaatselijke potentiaal.
Actiepotentiaal zal alleen ontstaan wanneer de membraan depolariseert tot een niveau dat de
drempelwaarde wordt genoemd. Elke stimulus die de membraan tot de drempelwaarde brengt, zal
een identieke actiepotentiaal teweegbrengen -> alles-of-niets-principe.
De refractaire periode beperkt de snelheid waarmee actiepotentialen in een exciteerbare membraan
kunnen worden opgewekt.
In het zenuwstelsel verplaatst informatie zich va de ene naar de andere plaats in de vorm van
actiepotentialen langs axonen. Deze elektrische geleiding word -> impulsen genoemd. De
informatiedracht vind plaats doordat de synapsknop, chemische stoffen -> neurotransmitters afgeeft.
Synapsen tussen een neuron en een ander celtype worden neuro-effectorverbindingen genoemd.
Bij een synaps tussen twee neuronen passeert de impuls vanaf de synapsknop van het
presynaptische neuron naar het postsynaptische neuron. De plasmamembranen zijn van beide
neuronen zijn gescheiden door een kleine ruimte -> synapsspleet.
Er zijn vele verschillende neurotransmitters, de neurotransmitter acetylcholine (ACh) word
vrijgemaakt bij cholinerge synapsen.
Stappen bij een cholinerge synaps:
Stap 1: de aankomst van een actiepotentiaal bij de synapsknop.
Stap 2: het vrijmaken van de neurotransmitter ACh.
Stap 3: de binding van ACh en de depolarisatie van de postsynaptische membraan.
Stap 4: de verwijdering van ACh door AChE.
Een veel voorkomend neurotransmitter -> norepinefrine NA is belangrijk in de hersenen en in
gedeelten van het autonome zenuwstelsel. Ook wel noradrenaline genoemd.
De neurotransmitters dopamine, gamma-aminoboterzuur (GABA) en serotine werken in het CZS. Er
zijn daarnaast twee andere belangrijke gassen bekend bij neurotransmitters: stikstofoxide en
koolmonoxide.
De neurotransmitters kunnen een stimulerend of remmend effect hebben. Vaak hebben ACh en NA
een stimulerend effect, doordat deze stoffen de postsynaptische neuronen depolariseren.
Een neuronale groep is een groep onderling verbonden schakelcellen met specifieke functies. Elke
neuronale groep heeft een beperkt aantal invoerbronnen en uitvoerbestemmingen en elke groep kan
activerende en remmende neuronen bevatten.
, Neuronen en neuronale groepen communiceren met elkaar in verschillende schakeldiagrammen of
neurale circuits. De twee envoudigste schakelpatronen zijn divergentie en convergentie.
Divergentie = verspreid informatie vanuit één neuron zich naar verschillende andere neuronen of
vanuit één neuronale groep naar verschillende neuronale groepen.
Convergentie = verschillende neuronen met één enkel postsynaptisch neuron verbonden.
De meningen geven het CZS fysieke stabiliteit en absorberen schokken: dit zijn drie lagen
gespecialiseerde vliezen die de hersenen en het ruggenmerg omgeven.
De drie vliezen zijn:
Dura mater
Arachnoidea
Pia mater
Dura mater: vormt buitenste laag van het centrale zenuwstelsel. Bestaat uit twee vezelige lagen.
Tussen de dura mater van het ruggenmerg en de wanden van het wervelkanaal ligt de epidurale
ruimte, die losmazig bindweefsel, bloedvaten en vetweefsel bevat. Door in de epidurale ruimte een
verdovende stof te injecteren, onstaat een tijdelijke sensibele blokkade en motorische verlamming
die een epiduraalblok word genoemd.
Arachnoidea: een smalle subdurale ruimte scheid het binnenste oppervlak van de duramater van het
tweede hersenvlies de arachnoidea. Bevat een kleine hoeveelheid lymfevocht, voor wrijving.de
arachnoidea bestaat uit een laag plaveiselepitheelcellen: diep onder de epitheellaag ligt de
subarachnoidale ruimte, die een fijn web van collagene en elastische vezels bevat.
Pia mater: de subarachnoidale ruimte scheid de arachnoidea van het binnenste hersenvlies, de pia
mater. Is stevig en met het ondergelegen zenuwweefsel verbonden. Is sterk doorbloed en grote
bloedvaten vertakken zich over het oppervlak van de hersenen.
Het ruggenmerg dienst als belangrijkste route voor het doorgeven van sensibele impulsen naar de
hersenen en van motorische impulsen uit de hersenen. Ruggenmergreflexen zijn automatisch,
motorische reacties die uiteenlopen van het terugtrekken bij pijn tot complexe reflexpatronen die
een rol spelen bij zitten, staan, lopen en hardlopen.
Volwassenruggenmerg is ongeveer 45cm lang en max breedte van 14mm. Het ruggenmerg heeft een
centraal kanaal, een smalle interne doorgang die met cerebrospinale vloeistof is gevuld.
Het gehele ruggenmerg bestaat uit 31 segmenten die met een letter en cijfer worden aangeduid. Elk
ruggenmergsegment is verbonden met een paar dorsale wortelganglia die de cellichamen van de
sensibele neuronen bevatten en sensorische informatie naar het ruggenmerg geleiden. Twee
ventrale wortels bevatten de axonen van de motorische neuronen van het CZS, die spieren en klieren
aansturen.
De mediane fissuur en de mediane sulcus vormen de grens tussen de linker- en rechterzijde van het
ruggenmerg. De grijze stof bevat cellichamen van neuronen en gliacellen. Grijze stof vorm een H of
een vlindervorm rond het smalle centrale kanaal. De witte stof bevat grote aantallen gemyeliniseerde
en ongemyeliniseerde axonen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller beauvlok. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.13. You're not tied to anything after your purchase.