Samenvatting deel 2 klinische psychologie 1: persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie + YOULearn opdrachten
18 views 1 purchase
Course
Klinische Psychologie 1 (PB0104202134)
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische psychologie
Deze samenvatting bevat de volledige leerstof van deel 2 incl. de YOULearn zelftoetsen. Het is een beknopte samenvatting, zodat er efficiënt geleerd kan worden zonder al teveel leeswerk.
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en
psychopathologie
Thema 3, 4 + boek Cervone en Pervin H7 t/m 9 en zelftoetsen
Verwerkingsopdrachten niet bijgevoegd omdat de antwoorden op de vragen een herhaling van de informatie in de
samenvatting betreft.
Thema 3 Psychopathologie bij volwassenen
3.1 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
H11 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij volwassenen
Vaak in vroege ontwikkeling. Meestal voor 6e jr gebrek ontwikkeling, beperking persoonlijke, sociale,
academische of werk gerelateerd functioneren.
11.1 Autismespectrumstoornis bij volwassenen
11.1.1 Klinisch beeld van de autismespectrumstoornis
Pervasieve (diep doordringend in verschillende aspecten functioneren: voelen, waarnemen, denken,
handelen) ontwikkelingsstoornis. Gebrek sociaal-communicatieve vaardigheden en stereotiepe
gedragingen en interesses. Intelligentie en goed gestructureerd sociaal steunsysteem verhullende
werking.
Diagnose: symptomen in twee kerndomeinen. Min. 5 van de criteria.
1. Sociale communicatie en interactie: afwijkende sociale wederkerigheid, afwijkende non-verbale
communicatie en moeilijkheden relaties.
2. Repetitieve gedragingen en interesses: stereotiepe bewegingen, gedragingen of spraak
(wiegen/dwangmatig herhalen woorden/zinnen), moeite veranderingen, stereotiepe interesses
en sensorische overgevoeligheid.
Repetitief gedrag en specifieke interesse afwezig? sociale communicatiestoornis overwogen.
Aanhoudende problemen (non-)verbale communicatie. Beperkingen omgang met anderen. ASS vaak
comorbide met o.a. OCD, sociale-angststoornis en ADHD.
11.1.2 Etiologie van autismespectrumstoornis
- 30-60% erfelijk bepaald, 40-65% omgevingsfactoren.
- Vrouwen erfelijke component met 13-16% groter.
- 10-15% fragiele x-syndroom gedragsstoornissen en lichte/matige verstandelijke beperking.
- Anatomisch: één genetische mutatie als oorzaak, verdubbeling of afwezig bepaalde DNA ASS
met genetische aandoening.
- Verschillende zwangerschapscomplicaties verhoogde kans ASS. Ook leeftijd ouders,
stress/infectie tijdens zwangerschap, chemicaliën en medicatie. Foliumzuur (600-1200microgram)
3mnd voorafgaand conceptie tot 1mnd tijdens zwangerschap verminderde kans.
11.1.3 Prevalentie van de autismespectrumstoornis
0.6%, diagnose voor 5e jr. 1.12% tot 14jr. Vaker bij mannen. Laatste jaren toename diagnosen
verruiming criteria en samenleving hogere eisen.
11.1.4 Historisch perspectief op de autismespectrumstoornis
Bleuler verlies werkelijkheid, in zichzelf terugtrekkend gedrag.
Kanner infantiel/vroegkinderlijk autisme.
Autisme en schizofrenie lang niet als afzonderlijk beschouwd. Sinds DSM 3 aparte diagnose. Subtypen
(PDD-NOS, Asperger, ASS) moeilijk te onderscheiden DSM 5 samengevoegd.
11.1.5 Diagnostische methoden bij de autismespectrumstoornis
Te veel variatie in genafwijkingen en omgevingsfactoren. Neurocognitief niveau: beperkingen theory of
mind (sociaal inzicht), centrale coherentie (gedetailleerde informatieverwerking) en executieve functies
,(uitvoerende functies). Ook bij andere stoornissen voorkomen. Bij adolescenten heteroanamnese
afgenomen. Bij volwassenen niet altijd mogelijk. Bij aantonen gedragingen sinds kindertijd, maar later tot
uiting, diagnose mogelijk. Handelingsgerichte diagnose: onderzoeker inschatting van sterke en zwakke
kanten.
11.1.6 Interventies en behandelmogelijkheden en -effecten bij de autismespectrumstoornis
- CGT: effectief reduceren comorbide angststoornis bij normaal tot hoogbegaafde kinderen.
- Gedragstherapie + medicatie: impulscontroleproblemen.
- Psycho-educatie: volwassenen normale tot hoge intelligentie.
- Mindfulness-based stress reduction (MBRS): reduceren comorbide klachten volwassenen en
adolescentie.
- Medicatie: bij dwangmatig gedrag en stemmingsklachten risperdon 1e keus.
11.1 ADHD bij volwassenen
11.2.1 Klinisch beeld van ADHD
Externaliserende psychische stoornis: onoplettendheid, impulsiviteit en hyperactiviteit.
- Onoplettendheid: gebrek concentratie
- Impulsiviteit: overhaast gedrag, opwelling
- Hyperactiviteit: overmatige en ongepaste motorische activiteit
Subtypen: overwegend onoplettende type, overwegend hyperactieve-impulsieve type en gecombineerde
type. Gecombineerde vaakst voorkomend. Bij volwassenen hyperactiviteit en impulsiviteit minder
prominent aanwezig. Vaker gevoel rusteloosheid en vermijden activiteiten. Moeite aangaan sociale
contacten en onderhouden relaties. Comorbide: angststoornissen, stemmingsstoornissen en verslaving.
ADHD = ontwikkelstoornis. Symptomen moet gedurende kindertijd aanwezig zijn.
Box 11.2 Kenmerken van ADHD
Patroon onoplettendheid en/of hyperactiviteit functioneren of ontwikkeling belemmert en tot uiting
komt in volgende subtypen:
o Onoplettendheid: min. 6mnd, 6 kenmerken; onvoldoende aandacht details, achteloze fouten
maken in (school)werk of activiteiten, moeilijk aandacht behouden, lijkt niet te luisteren op
aanspraak, krijgt (school)werk vaak niet af, moeite organiseren, raakt vaak dingen kwijt,
vergeetachtig
o Hyperactiviteit en impulsiviteit: min. 6mnd, 6 kenmerken; fysiek onrustig, moeilijk blijven
zitten, ongepaste situaties rondrennen of klimmen, moeilijk rustig spelen of ontspannen, druk
bezig, veel praten, antwoordt voordat een vraag wordt gesteld, moeite met wachten,
opdringerig
Verschillende kenmerken voor 12e jr aanwezig
Verschillende kenmerken op min. 2 terreinen aanwezig
Bij volwassenen min. 5 symptomen aanwezig
11.2.2 Etiologie van ADHD
Erfelijkheid 76%. Complexe gen-geninteracties en gen-omgevingsinteracties.
- Biologische factoren: roken moeder tijdens zwangerschap, geboortecomplicaties
(prematiriteit/laag geboortegewicht). Causale relatie vroege negatieve ervaringen door
institutionele deprivatie.
- Psychosociale factor: conflicten, stress, ouderlijke psychopathologie, opvoedingsgedrag, lager
opleidingsniveau, gescheiden status en mannelijk geslacht.
Persistentie volwassenheid: ook comorbide depressieve stoornis of comorbide angststoornis voor 16e jr.
persistentie sterkst voor onoplettende subtype en gecombineerde type.
11.2.3 Prevalentie van ADHD
5.3%, c.a. 50% tot volwassenheid.
,11.2.4 Historisch perspectief op ADHD
Oorspronkelijk alleen bij kinderen. DSM-5 criteria gewijzigd. Aanvangsleeftijd van voor 7jr naar voor 12jr
verplaatst, volwassenen dienen aan 5 symptomen te voldoen.
11.2.5 Diagnostische methoden bij ADHD
Volwassenen moeilijker. Ernst symptomen onder rapporteren. Moet voor 12jr aanwezig zijn. Hoge
comorbiditeit andere stoornissen. Drie stappen tot valide uitkomst:
- Eventuele symptomen vaststellen screeningsformulieren en vragenlijsten.
- Bepalen oorsprong symptomen en sluit alternatieve verklaringen uit semigestructureerde
interviews.
- Bepalen aan- of afwezigheid comorbide problemen en in welke mate meegenomen bij
behandeling.
11.2.6 Interventies en behandelingsmogelijkheden en -effecten
Slechts 11% behandeld.
- Non-medicamenteuze behandeling: beperkt beschikbaar of beperkt odnerzocht.
- Gedragsmatige behandeling: kinderen via ouders en leerkracht juiste structuur en ondersteuning
aangebracht
- Gedragsmatige behandeling: volwassenen zelf structuur en praktische voorzorgsmaatregelen
leren gebruiken.
- Medicatie:
o Stimulantia (methylfenidaat, amfetaminen en pemoline) verhogen aanwezigheid
catecholamminen (dopamine) in synaptische spleet door presynaptische catecholaminen
vrij te geven en tegengaan presynaptische heropname.
o Onvoldoende effect of naar ADHD angstklachten, depressieve klachten, oppositioneel
gedrag/tics TCA invloed op dopamine en noradrenaline bijv. impiramine.
o Anti hypertensiva (clonidine) om symptomen hyperactiviteit en impulsiviteit te
behandelen.
Zelftoets H11
- Beoordeel juistheid volgende twee stellingen over ASS. I. Door gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie wordt ASS vaak
pas op latere leeftijd zichtbaar. II. Door verstoorde hechtingsrelatie ASS vaak pas op latere leeftijd zichtbaar alleen I
- Welke van de volgende kenmerken van ASS behoort niet tot criterium ‘afwijkende sociale wederkerigheid’? moeite hebben
met maken oogcontact
- Welke van de volgende methoden op dit moment vooral gebruikt bij classificerende diagnostiek ASS? semigestructureerd
interview
- Beoordeel de juistheid van volgende twee stellingen over ADHD. I. bij volwassenen is hyperactiviteit minder prominent
aanwezig dan bij kinderen. II. In klassieke beeld volwassenen ADHD valt verhoogde afleidbaarheid, en onoplettendheid op
beiden juist
- Bij het vaststellen van ADHD veelal drie stappen in diagnostisch proces gevolg. Welke van de volgende uitspraken niet juist?
door gebruikte instrumentarium in verschillende stappen speelt inzicht van clinicus nauwelijks een rol bij diagnosticeren
- Welke behandeling wordt het meest toegepast bij volwassenen met ADHD? medicatie
3.2 Depressieve en bipolaire stoornissen
H12 Depressieve- en bipolaire stemmingsstoornissen
12.1 De DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen
Depressieve-stemmingsstoornissen en bipolaire en aanverwante stemmingsstoornissen.
- Depressieve episode: onafgebroken periode min. 2wkn symptomen depressieve stemming/verlies
interesse en plezier.
- Manische episode: onafgebroken periode min. 1wk overdreven uitgelaten of uiterst prikkelbare
stemming, toename activiteiten or energie, dagelijks functioneren aanzienlijk beperkt.
- Hypomane episode: zelfde als manie, min. 4dgn, geen grote beperkingen dagelijks functioneren.
Box 12.1 Stemmingsstoornissen
Depressieve stemmingsstoornissen:
- Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis
, - Depressieve stoornis
- Persisterende depressieve stoornis
- Premenstruele stemmingsstoornis
- Depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie
- Depressieve-stemmingsstoornis door een somatische aandoening
Bipolaire stoornissen:
- Bipolaire I-stoornis
- Bipolaire II-stoornis
- Cyclothyme stoornis
- Bipolaire-stemmingsstoornis door een middel/medicatie
- Bipolaire-stemmingsstoornis door een somatische aandoening
12.2.2 Depressieve stoornis
Depressieve stemming, verlies interesse en plezier (anhedonie). Geen manische/hypomane episoden in
voorgeschiedenis. Ontstaan op alle leeftijden. Na 1e episode kans op 2e 50% en meer episoden 70-80%
recidiverend. Afzonderlijke depressieve episoden: tussen 2 episoden, periode min. 2mnd.
Box 12.2 Kenmerken depressieve stoornis
Periode 2wkn, 5 of meer symptomen (bijna) dagelijks aanwezig terwijl het daarvoor niet het geval was.
Minstens 1 v/d symptomen sombere stemming, ofwel verlies interesse of plezier. Niet toegeschreven aan
somatische aandoeningen.
- Sombere stemming grootste deel van de dag
- Minder interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten grootste deel van de dag
- Gewichtsverlies of -toename zonder dieet of duidelijke verandering eetlust
- Insomnia of hypersomnia
- Gevoelens rusteloosheid of geremd worden (ook door anderen waarneembaar)
- Vermoeid/minder energiek
12.2.3 Persisterende depressieve stoornis (PSD)
Chronische stoornis min. 2jr. meeste dagen aanwezig (criterium A), min. 2 symptomen (criterium B).
Tijdelijk verdwijnen: niet langer dan 2mnd.
Dythyme stoornis: niet voldoende symptomen diagnose.
Depressieve stoornis: persisterende depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode met
huidige episode (chronische klachten nu) of persisterende depressieve stoornis met intermitterende
depressieve episode zonder huidige episode (chronische klachten verleden).
Box 12.3 Kenmerken persisterende depressieve stoornis (dysthemie)
- Sombere stemming min. 2 jr, merendeel van dagen
- Tijdens depressiviteit min. 2wkn kenmerken: slechte eetlust of te veel eten; insomnia of hypersomnia;
weinig energie of vermoeid, gering gevoel eigenwaarde; slechte concentratie of moeite met nemen
beslissingen, gevoelens hopeloosheid
- Gedurende 2jr kenmerken nooit langer dan 2mnd afwezig
12.2.4 Premenstruele dysfore stoornis
Week voor menstruatie en verdwijnen binnen enkele dagen na optreden menstruatie. Diagnose:
gedurende 2 symptomatische cycli dagelijks klachtenlijst bijhouden, afgelopen jr aanwezig tijdens meeste
cycli.
Box 12.4 Kenmerken premenstruele stemmingsstoornis
Min. 5 v/d symptomen aanwezig.
- Affectieve labiliteit; prikkelbaarheid of boosheid; sombere stemming, gevoelens hopeloosheid; angst,
spanning en/of gevoel opgedraaid te zijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YingChoi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.