De onrechtmatigheid van een gedraging
a. is een van de vereisten die uiteindelijk leiden tot een
schadevergoedingsverbintenis
b. kan pas worden vastgesteld als de daad is gepleegd.
c. staat los van de schuld van de dader
d. wordt door een rechtsvaardigingsgrond weggenomen.
2. Tijdens de vakantie van zijn buurman geeft Jeroen een schildersbedrijf de
opdracht het in zijn ogen haveloos ogende huis van buurman Olivier te
schilderen. Teruggekomen van zijn vakantie krijgt Olivier de rekening
gepresenteerd. Welke opmerking is juist?
a. Olivier moet de rekening betalen omdat hier sprake is van zaakwaarneming;
b. Olivier moet de rekening betalen omdat Jeroen voor hem als
vertegenwoordiger de opdracht aan het schildersbedrijf heeft gegeven.
c. Olivier hoeft de rekening niet te betalen omdat hier geen sprake is van
zaakwaarneming
d. Olivier hoeft de rekening niet te betalen omdat hij ontevreden is over de
kwaliteit van het schilderswerk
3. Jansen bouwt voor Harry Bovens een woonboerderij op een perceel land. Bovens
en Jansen krijgen onenigheid en Jansen weigert de aanneemsom te betalen.
Ten einde raad wendt Jansen zich tot een rechter die Bovens veroordeelt tot
betaling. De deurwaarder die beslag wenst te leggen op het perceel constateert
dat niet Harry Bovens eigenaar is van de grond maar de broer van Harry Hendrik
Bovens. Jansen vordert nu schadevergoeding van Hendrik Bovens. Indien de
rechter deze vordering toewijst, is dit gebaseerd op:
a. onverschuldigde betaling
b. wanprestatie
c. ongerechtvaardigde verrijking
d. zaakwaarneming.
4. Met het woord ‘fout’ in art. 6:170 BW wordt bedoeld
a. een gedraging die de dader als onrechtmatige daad kan worden
toegerekend.
b. een onrechtmatige daad
c. omstandigheden die voor rekening van de dader komen
d. toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een of meer verbintenissen.
5. Het 3-jarig zoontje van de familie van Putten zwenkt met zijn loopfiets
onverhoeds de rijweg op, waardoor een op de fiets passerende oude dame in
, een slip raakt en tegen de bestelbus van TNT tot stilstand komt. De schade
blijkt niet gering te zijn. Welk argument tegen aansprakelijkheid van de 3-jarige
jongeman (wie toevallig vorig een royaal erfdeel van een tante is toegevallen)
is doorslaggevend.
a. Hij is handelingsonbekwaam
a. Zijn ouders zijn aansprakelijk
b. Hij handelde niet in strijd met de zorgvuldigheid die het maatschappelijk
verkeer betaamt.
c. Hij had geen schuld.
6. In slechts één van de onderstaande gevallen is sprake van een verbintenis tot
schadevergoeding uit de wet. In welk geval?
a. Aannemer Jansen heeft een theater te laat opgeleverd. Hij moet de
opdrachtgever vertragingsschade betalen.
b. Een stier van boer Pietersen breekt uit en verwondt een voorbijganger.
Pietersen moet de schade vergoeden;
c. Mevrouw van Zon boekt een vakantie. Het Spaanse hotel blijkt nog in
aanbouw wat overlast bezorgt aan mevrouw Zon. De reisorganisatie moet
haar schadeloosstellen.
d. Broodfabriek De Wit kan niet meer bakken omdat groothandel De Laat de
tarwe te laat aflevert. De Laat is reeds in verzuim. De Laat zal de schade
moeten vergoeden.
7. De schade die een producent moet vergoeden, betreft altijd
a. Gevolgschade
b. Materiële schade
c. Vermogensschade
d. Vervangende schade
8. Werkgever Snelklaar laat al zijn werknemers, aan wie hij een auto van zijn bedrijf
ter beschikking stelt, een verklaring ondertekenen, dat zij na gebruik van
alcoholische dranken deze auto niet zullen gebruiken. Snelklaar is all-risk
verzekerd voor zijn auto’s. Arbeider Lip, in dienst van Snelklaar, veroorzaakt
tijdens zijn werk onder invloed van alcohol met ‘zijn’ bedrijfsauto een ongeval. De
auto is total-loss en een andere automobilist heeft door het ongeval schade
opgelopen.
Welke stelling is juist?
a. Snelkaar is geheel niet aansprakelijk voor de schade van de andere
automobilist vanwege zijn afspraak met Lip.
b. Alleen Lip is aansprakelijk, want hij heeft het ongeval veroorzaakt.
c. Snelklaar is alleen aansprakelijk voor de schade van de andere automobilist
ondanks de afspraak met Lip, omdat hij werkgever is.
d. Beiden zijn aansprakelijk.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laniamohamed. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.24. You're not tied to anything after your purchase.