100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Tentamenvragen 2020 - Inleiding Privaatrecht: verbintenissenrecht $10.89   Add to cart

Exam (elaborations)

Tentamenvragen 2020 - Inleiding Privaatrecht: verbintenissenrecht

 67 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Inleiding Privaatrecht I: verbintenissenrecht Bevat oude tentamenvragen voor de deeltoets en de eindtoets. Zie de eerste pagina voor meer informatie. In ieder geval bevat het document de vragen en antwoorden van 2020 - 2o21, zowel de deeltoets als eindtoets.

Preview 3 out of 27  pages

  • December 4, 2021
  • 27
  • 2020/2021
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Inleiding Privaatrecht I, deeltoets 2020-2021 W1-W4

Inleiding Privaatrecht I, deeltoets 2018-2019 W1-W4

Inleiding Privaatrecht I, eindtoets 2017-2018 W1-W8

Inleiding Privaatrecht I, reparatietoets 2018-2019 W1-W8

Inleiding Privaatrecht I, eindtoets 2020-2021 W1-W8

Inleiding Privaatrecht I, reparatietoets 2020-2021 W1-W8


Inleiding Privaatrecht I, deeltoets 2020-2021 W1-W4
Vraag 1 (15 punten) – juist of onjuist

Vraag a (5 punten)

Variant 1
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
Jan vraagt Simone een tuinhek te bouwen rondom de tuin. Achteraf blijkt dat het tuinhek twee
centimeter hoger is dan Jan wilde. Jan kan geheel vrij kiezen tussen nakoming of schadevergoeding.
In beginsel staat het de crediteur, Jan, vrij om te kiezen tussen nakoming en het vorderen van
schadevergoeding, als aan de daartoe geldende eisen (art. 6:74 BW) is voldaan. In HR Multi
Vastgoed/Nethou wordt de keuzevrijheid van de schuldeiser tussen nakoming en schadevergoeding
vooropgesteld. De crediteur is echter niet geheel vrij in deze keuze, maar is daarbij gebonden aan de
eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij
een rol spelen. De keuzevrijheid zal met name worden beperkt indien de debiteur een respectabel
belang heeft om de overeengekomen prestatie te verrichten.
Daarom is de stelling onjuist: het staat Jan – in geval van niet-nakoming – niet geheel vrij om te
kiezen tussen nakoming en het vorderen van schadevergoeding.

Variant 2  niet mijn vraag
Uit het arrest HR Spruijt/Tigchelaar Autoverhuur blijkt dat wanneer een zaak voor betrekkelijk korte
tijd is gehuurd van een professionele verhuurder en de huurder niet in staat is de zaak op het
overeengekomen tijdstip weer aan de verhuurder af te geven omdat hij is gestolen zonder dat te dier
zake sprake is van schuld van de huurder, deze tekortkoming van de huurder naar in het verkeer
geldende opvattingen in beginsel niet voor zijn rekening komt.
De stelling is daarom onjuist: indien de huurder de afvalcontainer niet kan terugbrengen zou deze
tekortkoming op grond van de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening kunnen komen
(6:75 BW), maar volgens de Hoge Raad is dit beginsel niet het geval.

Variant 3  niet mijn vraag
In het arrest Oerlemans/Driessen oordeelde de Hoge Raad dat de verkeersopvattingen meebrengen dat
een tekortkoming bestaande in een productiegebrek in beginsel voor rekening van de verkoper komt,
ook als deze het gebrek niet kende en ook niet behoorde te kennen (dus geen schuld kan hebben
gehad). Dit is volgens de Hoge Raad slechts anders onder bijzonder omstandigheden.
Een productiegebrek zoals bij de ontplofte laptop zal dus niet alleen voor rekening van verkoper PC
Direct komen als hij schuld heeft, maar zal in beginsel ook aan hem worden toegerekend indien hij
geen schuld heeft, namelijk op grond van de in het verkeer geldende opvattingen (art. 6:75 BW). Deze
stelling is onjuist.

,Vraag b (5 punten)

Variant 1  niet mijn vraag
Deze stelling is onjuist. In het Romeinse recht werd dwaling niet gezien als een wilsgebrek, maar als
een vorm van wilsontbreken. Dwaling betekende onder het Romeinse recht dat er geen
wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoofdpunten (corpus) van de overeenkomst.
Volgens Lokin leidt dit tot nietigheid van de overeenkomst, maar als het systeem van ons wetboek
gevolgd zou worden zou de Romeinsrechtelijke visie op dwaling ertoe leiden dat er géén
overeenkomst tot stand zou komen. Op beide punten is de stelling t.a.v. het Romeinse recht dus
onjuist. In het huidige Nederlandse recht wordt dwaling wél gezien als een wilsgebrek. Een
overeenkomst die onder invloed van dwaling tot stand komt is volgens de wet echter vernietigbaar
(artikel 6:228 lid 1 BW), in plaats van nietig. Ook op dit punt is de stelling dus onjuist.

Variant 2  niet mijn vraag
In het huidige Nederlandse recht wordt dwaling wél gezien als een wilsgebrek. Ook is een
overeenkomst die onder invloed van dwaling tot stand komt volgens de wet vernietigbaar (artikel
6:228 lid 1 BW). In het Romeinse recht werd dwaling echter niet gezien als een wilsgebrek, maar als
een vorm van wilsontbreken. Dwaling betekende onder het Romeinse recht dat er geen
wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoofdpunten (corpus) van de overeenkomst.
Daarnaast leidde dwaling onder het Romeinse recht niet tot vernietigbaarheid van de overeenkomst.
Volgens Lokin leidde dwaling tot nietigheid van de overeenkomst, maar als het systeem van ons
wetboek gevolgd zou worden zou de Romeinsrechtelijke visie op dwaling ertoe leiden dat er géén
overeenkomst tot stand zou komen. Op beide punten is de stelling t.a.v. het Romeinse recht dus
onjuist.

Variant 3
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
Zowel in het Romeinse recht als in het huidige Nederlandse recht wordt dwaling gezien als een
wilsontbreken, waardoor geen overeenkomst tot stand komt.
In het Romeinse recht werd dwaling wel gezien als een vorm van wilsontbreken. Dwaling betekende
onder het Romeinse recht dat er geen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoofdpunten
(corpus) van de overeenkomst. Volgens Lokin leidt dit tot nietigheid van de overeenkomst, maar als
het systeem van ons wetboek gevolgd zou worden zou de Romeinsrechtelijke visie op dwaling ertoe
leiden dat er géén overeenkomst tot stand zou komen. In het huidige Nederlandse recht wordt dwaling
echter niet gezien als wilsontbreken maar als een wilsgebrek. Daarnaast is een overeenkomst die onder
invloed van dwaling tot stand komt volgens het huidige Nederlandse recht vernietigbaar (artikel 6:228
lid 1 BW). Het is dus onjuist dat er in geval van dwaling géén overeenkomst tot stand komt; de
overeenkomst komt wel tot stand maar kan door de dwalende worden vernietigd. Op beide punten is
de stelling t.a.v. het huidige Nederlandse recht dus onjuist.

Vraag c (5 punten)
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
In de zaak Van Geest/Nederlof wordt door alle rechterlijke instanties geoordeeld dat de
mededelingsplicht van de verkoper zwaarder weegt dan de onderzoeksplicht van de koper. De
deskundigheid van de koper is daarbij niet van belang.
In de zaak Van Geest/Nederlof wordt niet door alle rechterlijke instanties geoordeeld dat de
mededelingsplicht van de verkoper zwaarder weegt dan de onderzoeksplicht van de koper. Het hof
oordeelt immers dat de koper meer te verwijten viel dan de verkoper; het stilzwijgen van de verkoper
werd minder ernstig geacht. De rechtbank en Hoge Raad oordelen dat de verkoper inlichtingen had
behoren te geven om te voorkomen dat de koper een onjuiste voorstelling zou hebben. In dat geval,
oordeelt de Hoge Raad, verzet de goede trouw zich er in het algemeen tegen dat de verkoper zich
verweert door te stellen dat de koper de dwaling aan zichzelf te wijten heeft. Het enkele feit dat de
koper ondeskundig is brengt niet mee dat hij op straffe van verlies van een beroep op dwaling
verplicht is een dergelijk onderzoek te verrichten. Variant 1 is onjuist (hof oordeelde anders –

, deskundigheid een van de elementen voor bestaan onderzoeksplicht maar niet doorslaggevend).
Variant 2 is onjuist (enkel hof oordeelt op deze wijze - deskundigheid een van de elementen voor
bestaan onderzoeksplicht maar niet doorslaggevend). Variant 3 is onjuist (geen bepalende rol, wel een
van de elementen die relevant is voor onderzoeksplicht; mededelingsplicht weegt hier echter zwaarder
m.u.v. bij hof).

Vraag 2 (12 punten)

Variant 1
Nouria kan zich beroepen op de rechtsgrond misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 1 jo lid 4
BW).
 Hiervoor dient zij allereerst aan te tonen dat zij in bijzondere omstandigheden verkeerde.
Nouria kan hiertoe aandragen dat zij aanhoudende fysieke klachten ondervond, veel stress
ervaarde van de combinatie van de zorg voor de kinderen en de vraag of zij haar baan kon
behouden en dat zij zorgen had op financieel vlak. Dit zorgde ervoor dat zij in een zwakkere
mentale en fysieke toestand verkeerde dan Sergio.
 Daarnaast is er sprake van een causaal verband: zonder de bijzondere omstandigheden zou de
rechtshandeling niet zijn gesloten, althans niet onder dezelfde omstandigheden (iemand moet
de ander bewegen tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling). Het is
aannemelijk dat Nouria – indien zij niet in deze financieel lastige toestand zou verkeren – de
koopovereenkomst niet zou hebben gesloten. Ze wilde aanvankelijk immers niet van het huis
af en besefte na een goede nachtrust meteen dat ze het huis toch niet wilde verkopen. Daarbij
is het aannemelijk dat – als ze al van het huis af wilde – ze dit niet zou hebben gewild voor de
helft van de marktwaarde.
 De wederpartij, Sergio, wist of moest weten dat Nouria door bijzondere omstandigheden werd
bewogen tot het aangaan van de overeenkomst (kenbaarheid). De casus geeft aan dat Sergio
op de hoogte is van de situatie van Nouria. Daarnaast wilde Nouria het huis voorheen niet aan
Sergio verkopen en behoort Sergio te begrijpen dat ze dit in ieder geval niet voor slechts de
helft van de marktwaarde zou willen doen. De wederpartij had moeten begrijpen dat de
ander in een bijzondere situatie verkeerde, en had zich (daardoor) van de stimulering
moeten weerhouden.
Ook is er sprake van misbruik: gezien het feit dat Sergio wist van de situatie van Nouria en gezien het
feit dat zij het huis voorheen niet aan hem wilde verkopen had hij Nouria behoren te weerhouden van
de verkoop. In plaats daarvan stelde hij ter plekke een koopovereenkomst op en haalde hij Nouria over
om het huis voor de helft van de marktwaarde te verkopen. Hoewel nadeel aan de zijde van Nouria
geen vereiste is, zou dit wel kunnen wijzen op kenbaarheid van het misbruik en een verplichting tot
het weerhouden van het aangaan van de overeenkomst (HR Van Venrooij/Ameva).
Geconcludeerd kan dus worden dat het beroep van Nouria op misbruik van omstandigheden (art. 3:44
lid 1 jo lid 4 BW) succesvol zal zijn. Nouria kan de overeenkomst vernietigen. Vernietiging heeft
terugwerkende kracht (art. 3:53 BW) en geschiedt middels een buitengerechtelijke verklaring of
rechterlijke uitspraak (art. 3: 49 BW).

Variant 2
Nouria kan zich beroepen op de rechtsgrond bedreiging (art. 3:44 lid 1 jo lid 2 BW).
 Er is sprake van bedreiging met enig nadeel in persoon of goed: Sergio dreigt dat hij aan de
vader van Nouria zal vertellen dat zij weer rookt, wat volgens hem tot gevolg kan hebben dat
haar vader de financiële steun zal opzeggen. Nouria vreest hierdoor nadeel te zullen leiden,
omdat zij zonder de financiële steun van haar vader niet rond kan komen.
Daarnaast dient de bedreiging onrechtmatig te zijn. Ook al is het op zichzelf wellicht niet
onrechtmatig om Nouria voor te houden om haar vader te vertellen dat zij af en toe rookt, het
dreigen is in ieder geval onrechtmatig vanwege de wijze waarop Sergio hiermee dreigt en het
daarmee beoogde doel, ongeoorloofd middel om een ongeoorloofd doel te bereiken. Hij houdt
haar immers voor dat haar vader de financiële steun zal opzeggen, terwijl hij weet dat dit niet
het geval is (nu haar vader al weet dat zij af en toe rookt).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller UUrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.89  3x  sold
  • (0)
  Add to cart