Week 1
College 1.1 – Introductie ziekte en gezondheid
Gezondheid = A state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence
of disease or infirmity. (WHO 1948)
Met deze definitie waren veel problemen;
- Het woord complete
- Acute chronische ziekten
- Operationalisatie van de definitie
Daarom nu: “Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren in het
licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.” (Huber 2011)
Worried well = Mensen die zich zorgen maken over of ze ziek zullen worden of niet. Zij gaan dus veel
sneller naar een arts.
Vroeger werden mensen met een psychische ziekte gezien als krankzinnig. Hippocrates was de eerste
die een natuurlijke oorzaak toekende aan lichamelijke en psychische ziekten. “Krankzinnigheid is
evenzeer een lichamelijke ziekte als de jicht of astma.”
Eind 18e eeuw Opkomst dualisme, twee substanties: mentaal en materiaal. Daarnaast de opkomst
van de termen ‘disease of the mind’ en ‘mental illnes’.
York treatment = Een andere manier van mentale ziekten aanpakken, bijv. met geestelijken, geloof of
filosofen.
Begin 19e eeuw Artsen vochten terug, pathologie van ‘disease of the mind’ wel lichamelijk
(somatisch). Mentale stoornissen zijn ziekten van het brein.
Nu Lichamelijke en psychische ziekten zijn niet strikt gescheiden. Er is een wisselwerking tussen
lichamelijke en psychische aspecten, bijv. het placebo-effect. We maken het onderscheid nog, omdat
de waarneembaarheid van psychische ziekten moeilijk is, psychische ziekten zouden beter te
beheersen zijn en symptomen psychische ziekten minder ‘waar’ door onduidelijkheid pathologie.
International Classification of Diseases = In het ICD is weinig aandacht voor psychische ziekten.
Diagnostic and Statical Manual of Mental Disorders = DSM is het handboek voor mentale ziekten.
Epidemiologie = Onder het volk voorkomend. Deze term is nauw verwant aan epidemieën. Vragen
binnen de epidemiologie zijn; ‘Hoe vaak komt het voor?’, ‘Wie treft het in het bijzonder?’ en ‘Wat is
de invloed van determinanten?’.
Gezondheidspsychologie = Biopsychosociale benadering. Kijkt naar menselijk gedrag ten aanzien van
ziekte en gezondheid. Vaak stress als oorzaak en gevolg van ziekte.
Fig. 1: Stress-coping model
,Medische sociologie = Sociologie toegepast op gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. Hier wordt
ziekte gezien als een sociaal (-cultureel) proces. Veel druk van de sociale omgeving, je moet het op
alle facetten goed doen. Situatie wordt niet serieus genomen door omgeving. Er zit een groot verschil
in acceptatie van fysieke versus psychische aandoeningen.
Wetenschapsfilosofie = Hoe we bepalen wanneer iets tot de wetenschap wordt gerekend. Deze
vragen zijn belangrijk, omdat we het label wetenschap associëren met het produceren van harde
feiten, terwijl we niet-wetenschap associëren met meningen en overtuigingen.
College 1.2 – Introductie wetenschapsfilosofie (AVV)
Taak van wetenschapsfilosofen = Een karakterisering van wetenschappen te geven, te onderzoeken
in hoeverre de bijzondere aanspraken van de wetenschappen gerechtvaardigd zijn en inzicht te
geven in de plaats van de wetenschappen in cultuur en samenleving. Filosofen kunnen objectieve
feiten anders bekijken, hun kennis licht dichter bij de waarheid.
Demarcatie = Afbakenen van een bepaald deel.
Demarcatievraagstuk = Vraagstuk afbakenen binnen bepaalde domeinen, bijv. van wetenschap.
De wetenschap heeft meer autoriteit.
Ontologische vraag = Vragen als; wanneer bestaat iets in de wereld?, wat is de aard van het object?
- Zintuigelijk waarneembaar of niet?
- Algemeen verschijnsel of unieke gebeurtenis?
- Constant door de tijd heen of veranderlijk?
Voorbeelden: Wat is de kleur van het gras? Bestaat zoiets als kanker? Is dit een tafel? Zijn we
eigenlijk hier?
Epistemologische vraag = Kentheoretisch; hoe kunnen we het object van onderzoek leren kennen?
Onder welke voorwaarden kunnen we kennis krijgen?
- Isoleren in laboratorium of in context bestuderen?
- Ingrijpen of observeren op afstand?
- Meepraten of alleen meten?
Voorbeelden: Hoe weten we dat? Hoe weten we dat we hier zitten?
Methodologische vraag = Praktische uitwerking / concrete manier van werken
- Hoe gaan we daarbij te werk?
Voorbeelden: Hoe doen we onderzoek naar het concrete probleem? Op welke manier kan ik het
toetsen?
Natuurwetenschap; Kijkt naar bacteriën
Sociale wetenschap; Kijkt naar de mens en zijn gedrag. Zij beïnvloeden hun eigen gedrag.
Verhouding natuurwetenschap en sociale wetenschap;
- Emile Durkheim; Universele criteria voor beide wetenschappen. Hij verdiepte zich in algemene
,problemen
- Max Weber; Verschillende criteria voor beide wetenschappen. Hij ging niet op zoek naar patronen,
maar ging in de diepte van het begrijpen van dingen.
Beperkingen toepassen natuurwetenschappelijke methode binnen sociale wetenschap;
- Aard van het object
- Ethische bewaren tegen bepaalde experimenten
- Complexiteit & veranderlijkheid
- Reflexiviteit: resultaten van wetenschap veranderen object van onderzoek.
Er kunnen niet dezelfde onderzoeken worden uitgevoerd, maar mensen zijn onvoorspelbaar en
onstabiel. Mensen interpreteren onszelf en gaan ons daar ook naar gedragen.
Wetenschapsfilosofische stromingen:
- Logisch positivisme (Wiener Kreis school);
- Wetenschap gericht op waarheidsbeving (geen vooroordelen of intuïties)
- Identificeren van onderzoeksvraag
- Empirische en theoretische achtergrondinformatie verzamelen
- Achtergrondinformatie gebruiken om hypothese op te stellen
- Toetsen van hypothese door middel van specifiek ontworpen experiment
- Goede wetenschap volgens het standaardbeeld:
- Empirische achtergrondinformatie moet correct zijn
- Persoonlijke bias van onderzoeker mag geen rol spelen
- Experiment moet onberispelijk zijn
- Theoretische/conceptuele uitgangspunten moeten deugen
- Neemt standaardbeeld en ideaal natuurwetenschap als ijkpunt
- Antimetafysische houding; niet toetsbaar = geen wetenschap
- Empirische grondslag; alleen waarneming, d.m.v. observatie/experiment, is een
legitieme bron van kennis
- Verificatiecriterium; betekenis uitspraak bestaat uit haar methode van verificatie
(experiment of observatie). Later werd dit het confirmatiecriterium (de mate waarin een
theorie door gedane observaties wordt bevestigd)
- Inductieve redeneervorm
- Eenheid van wetenschappen
- Standaardbeeld van wetenschap;
- Wetenschap begint bij waarnemingen
- Vanuit die waarnemingen wordt een theorie opgesteld (inductie)
- Deze theorie wordt vervolgens getest door hypothese te toetsen
- Verwerpen, bevestigen of bijstellen theorie
Positivisme = Positivisme “gaat uit van een positieve ontwikkeling in de wetenschap: wetenschap
wordt gaandeweg ontdaan van theologische, speculatieve en normatieve opvattingen en steeds
meer gebaseerd op ‘harde’ kennis: feiten waarvan de juistheid kan worden nagegaan”
- Kennis kan enkel verworven worden door het correct toepassen van de wetenschappelijke
methoden
- Enkel op waarneembare feiten gebaseerd (empirisme); alle kennis die niet zintuigelijk
controleerbaar is, wordt verworpen
- Wortels in sterk vooruitgangsgeloof
, Transparant raam; “window to the world”; aannames zijn
ongemedieerde kennis, geen bias van onderzoeker want die mag
resultaten niet “vertroebelen”
Waarnemingen zijn niet gekleurd door eerdere kennis of theorieën.
Wanneer de juiste wetenschappelijke methode correct wordt
toegepast, leidt dat tot “ware kennis” die voorheen onzichtbaar bleef.
Door juiste experimenten geeft natuur zijn ware geheimen bloot.
Metafoor van het opgraven; assumptie dat “ware kennis” of “ware
betekenis” als het ware “begraven” ligt in de natuur; oude metafoor is
book of nature, nature revealing its secrets. Je moet dus de juiste
middelen hebben om voorbij de oppervlakte te kijken, dan kun je tot
ware kennis komen. Soortgelijk beeld zien we vaak in populaire beschrijvingen van wetenschap, denk
bv aan “coding life” bij DNA
Stijgende lijn; uiteindelijk waarheid steeds dichter benaderen.
(Beeld dat eenheid uitstraalt): uiteindelijk is er één waarheid, één feit,
dat wij soms fout zitten komt ofwel door bias van wetenschappers
ofwel omdat we nog niet alle kennis hebben ontgonnen
Rock-bottom of knowledge = Je hebt nog geen kennis waar je je theorie op kunt toepassen. Het is de
basis en iets wat altijd waar is. Deze bepaalde kennis is sowieso waar/niet waar, iedereen vertrouwt
erop.
Voorbeeld: Je hebt zuurstof nodig om te ademen.
- Kritisch rationalisme (Karl popper);
- Vanuit specifieke bevindingen kan je nooit één grote conclusie trekken
- Verificatiecriterium – principieel onmogelijk vanwege probleem van inductie
- Confirmatie (bevestiging) – vaak te makkelijk. Maakt theorie hoogstens waarschijnlijk
nooit bewezen
- Alternatief principe: falsificatie = je benadert de waarheid, maar is niet 100% de waarheid
- Falsificatie volgens Popper de juiste manier om wetenschap te onderscheiden van
pseudowetenschap
- Pseudowetenschap lijkt op wetenschap maar is het niet: gekenmerkt door
dogmatisme (alles verklaren a.d.h.v. eigen theorie)
- Goede wetenschap durft eigen theorie ter discussie te stellen
- Streef naar zo groot mogelijke empirische inhoud (verzameling basisuitspraken die tot
falsificatie kunnen leiden)
- Universeler
- Nauwkeuriger
- Eenvoudiger (minder variabelen)
- Geen waarheid: hogere corroboratiegraad = (bevestigingsgraad) hoe dichter je bij de
waarheid komt, hoe hoger de graad. Als die laag is dan is de hypothese niet goed.
- Alle uitspraken zijn theoriegeladen, dus geen ‘rock bottom of knowledge
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RivdP. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.