100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst anatomie en fysiologie: Cellen en Weefsels $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst anatomie en fysiologie: Cellen en Weefsels

 0 purchase
  • Course
  • Institution

Verpleegkundige opleiding leerjaar 3. Anatomie en fysiologie periode 1 In dit document vind je de begrippenlijst over cellen en weefsels wat zal helpen om je toets te kunnen maken.

Preview 2 out of 8  pages

  • December 6, 2021
  • 8
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Cellen en weefsels

1.1 Kenmerken van het leven
- Stofwisseling (metabolisme): bepaalde stoffen om zetten in andere stoffen
met als doel het verrichten van een of andere vorm van arbeid (lichamelijk en
elektrische in de hersenen). Het bestaat uit 2 afzonderlijke deelprocessen,
weefselafbraak (katabolisme) en weefselopbouw (anabolisme).
- Weefselafbraak: het uiteenvallen van grote moleculen in kleinere
moleculen. Bijv. de spijsvertering maar ook de
verbrandingsprocessen in de cellen.
- Weefselopbouw: het totaal van alle opbouwreacties. Als grondstoffen
voor de weefselopbouw worden tussenproducten van
de weefselafbraak gebruikt.
- Groei: een volumevergroting van het lichaam op doordat in het lichaam zelf
nieuwe bouwstenen worden gevormd. Dit vindt plaats na opname met behulp
van bepaald stofwisselingsprocessen.
- Voortplanting:
- Aanpassing (adaptatie): het vermogen om zich aan te passen aan veranderde
levensomstandigheden. Bijv. toename van het aantal rode bloedcellen
(erytrocyten) bij een verblijf in een omgeving met een relatief lage
zuurstofspanning (hooggebergte).
- Prikkelbaarheid: te reageren op prikkels vanuit de buitenwereld of het
menselijk lichaam zelf.
- Prikkelverwerking: inwendige reacties kunnen door het gehele lichaam
worden doorgegeven en verwerkt.
- Beweging: het lichaam en de lichaamsonderdelen veranderen van vorm en
plaats.

Er bestaan bij deze functies ook nog een onderscheid in animale en
vegetatieve functies.
- Animale: functies die in staat stellen te reageren op plotselinge
verandering van de
omgeving. Prikkelbaarheid, prikkelverwerkingen en beweging.
- Vegetatieve: functies die de groei, ontwikkeling en het voortbestaan
van het individu en
de soort mogelijk maken. Opname van voedsel en zuurstof,
celstofwisseling, uitscheiding, groei en voortplanting.

1.2 Hiërarchische opbouw
- De cel: kleinste levende zelfstandige eenheid waaruit het organisme is
opgebouwd.
- Weefsel: een groep cellen met dezelfde vorm en functie, bijv. spierweefsel en
zenuwweefsel
- Orgaan: verschillende, samenwerkende weefsels, waardoor het geheel een
bepaalde functie uitoefent.
- Orgaanstelsel: een groep samenwerkende organen belast met het uitvoeren
van een bepaalde functie.
- Organisme: het menselijk lichaam, dat uit verschillende samenwerkende
orgaanstelsels is opgebouwd.

1.3 Het menselijk lichaam als eenheid
Transport en besturing (regulatie) is nodig voor onderlinge samenhang en
coördinatie van functies van verschillende organen en orgaanstelsels. Het
reguleren wordt door het zenuwstelsel en het hormoonstelsel geregeld. Hun

, zorgen voor de samenhang van de verrichtingen van de organen en de
orgaanstelsels; deze stelsels laten alle organen en orgaanstelsel op de juiste
wijze samenwerken. Het zenuwstelsel kan signalen met hoge snelheid door het
lichaam sturen waardoor de werking van organen plotseling versneld of
vertraagd wordt. Het hormoonstelsel werkt langzamer, wat verklaard kan worden
door het feit dat de hormonen, die door speciale hormoonklieren of bepaalde
weefsels worden afgescheiden, via het bloed elders in het lichaam hun regelende
werking uitoefenen. Hormonen hebben vaak een stimulerende werking op
bepaalde organen.
1.3.1 Homeostase ( gelijk blijven)
Het wordt aangeduid met het streven van het lichaam naar het constant houden
van het inwendige milieu van ons lichaam, waartoe ook het bloed behoort. Alle
systemen in ons lichaam veroorzaken veranderingen in dit inwendig milieu. Het
zenuwstelsel en het hormoonstelsel spelen hierbij een belangrijke rol. Voorbeeld:
- Na een maaltijd wordt er veel glucose in het bloed opgenomen. Vrijwel
direct reageert
het lichaam op deze verandering met de productie van insuline. Dit
hormoon stimuleert
de opname van glucose in cellen, waardoor de concentratie in het bloed
weer
normaliseert.
Vochtbalans: de opgenomen hoeveelheid moet gelijk zijn aan de hoeveelheid
vocht die dagelijks met urine, zweet, ontlasting en via uitademing het lichaam
verlaat.
Binnen het celmembraan (intracellulair)
Buiten het celmembraan (extracellulair)
Elektrolytenbalans: mineralen (zouten) balans. De term elektrolyten wordt
liever gebruikt omdat de zouten in oplossingen altijd in ionen (geladen deeltjes)
zijn gesplitst.
- Positieve ionen: H+ (waterstofion), Na+ (natrium), K+ (kalium) en Ca2+
(calcium)
- Negatieve ionen: Cl- (chloride) en HCO3- (bicarbonaat).
pH: van alle deeltjes in het bloed is het waterstofion het kleinste en het meest
agressief. Ze kunnen met alle weefselverbindingen reageren, waarbij veel
schade kan worden aangericht. Onder een zuur verstaan ze: een stof die
waterstofionen kan afstaan. Een base is een stof die H+-ionen kan binden.
Acidose: verstoring van het zuurbasenevenwicht
Alkalose: ontregeling van de pH in het bloed.
Bij verbrandingsprocessen in ons lichaam ontstaan voortdurend zuren. De
belangrijkste zijn koolzuur en melkzuur. Factoren die voorkomen dat de pH van
het bloed, ondanks de vorming van deze zuren, te veel gaat veranderen zijn:
- pH-buffers: dit zijn stoffen die bij een verandering van de concentratie
waterstofionen in
het bloed de pH constant houden. De belangrijkste buffers in
het bloed zijn
fosfaat, bicarbonaat, plasma-eiwitten en hemoglobine.
- Ademhaling: bij uitademing wordt CO2 weer uit het bloed verwijderd
- Urineproductie: een overschot aan H+ -ionen kan met de urine geloosd
worden. De
nieren zijn bovendien in staat om bij een acidose extra
bicarbonaat te
vormen en aan het bloed af te geven. Dit bicarbonaat bindt
het
overschot aan H+ -ionen en vormt als het ware een buffer.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisajacoba. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

65507 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
Add to cart
Added