Uitgebreide samenvatting van het handboek 'Kwalitatieve onderzoeksmethoden', geschreven door Dimitri Mortelmans. Omvat alle leerstof voor het tentamen van het vak 'kwalitatief onderzoek' (gezondheidswetenschappen, jaar 2).
SAMENVATTING HANDBOEK
KWALITATIEVE
ONDERZOEKSMETHODEN
HOOFDSTUK 1: WAT IS KWALITATIEF ONDERZOEK?
1.1 DE FAMILIE FOTO
Voorbeeld 1: observeren in de sociologie
Observeren= een kwalitatieve techniek waarbij de onderzoeker gedurende langere tijd aanwezig is in
de sociale omgeving die hij wil bestuderen
Veldnota= hier schrijft een onderzoeker wat hij ziet, hoort en meemaakt citaten worden vervolgens
in de analyse gebruikt
Voorbeeld 2: diepte interviews in het sociaal werk
Diepte interview= hierin wordt aan respondenten gevraag om langdurig en diepgaand te vertellen over
hun leven in zoverre dit betrekking heeft op het onderzoeksonderwerp
Het leven van de respondent staat hierin centraal (dus ook de natuurlijke taal)
Voorbeeld 3: focusgroepen in de communicatiewetenschappen
Focusgroep= een groepsgesprek waarbij een kleine groep mensen onder leiding van een moderator
discussieert over de onderwerpen die door de moderator worden aangereikt. De interactie tussen de
deelnemers is een essentieel onderdeel van de focusgroep.
Voorbeeld 4: casestudie in de politieke wetenschappen en de onderwijswetenschappen
Case studie= één specifiek geval (de case) in diepte bestudeerd wordt
1.2 GEMEENSCHAPPELIJK GENEN IN DE FAMILIE
Kwalitatief onderzoek= centraal staat de onderzoeker die op een interpretatieve wijze naar de wereld
kijkt. Daarnaast staat de natuurlijk, dagelijkse omgeving in het onderzoek centraal en gaat de
onderzoeker op zoek naar processen van betekenisgeving.
Deze definitie wordt vervolgens aangevuld met de nadruk op de methodologische eigenheid maakt
duidelijk dat de kwalitatieve onderzoeker vaak zal teruggrijpen naar een combinatie van
onderzoekstechnieken om een onderzoeksvraag te beantwoorden
Kenmerken van een kwalitatief onderzoek
1. De vraagstelling en het doel van het onderzoek
2. Het onderzoeksdesign
3. De dataverzamelingsmethode
4. De analyse
5. Rapportering
1
,1.2.1 VRAAGSTELLING
De dagelijkse werkelijkheid van de onderzochten staat centraal. De onderzoeker wilt daarnaast
begrijpen hoe sociale betekenisgeving tot stand komt en hoe sociale processen verlopen
(niet hoe vaak iets voorkomt)
Deductief perspectief= gaat uit van een onderzoeker die door literatuurstudie en voorgaande
resultaten met een vooraf bepaald schema (bijv. gesloten vragenlijst) zijn studieobject tegemoet trekt
Inductief perspectief= zoeken van de schema’s bij de onderzochten zelf, niet van te voren de
hypothesen testen
1.2.2 HET ONDERZOEKSDESIGN
Transcendentale realisten= we gaan ervan uit dat sociale fenomenen bestaan (niet alleen in ons
eigen brein meer ook daarbuiten) en dat de wetenschapper in staat is om wetmatige en redelijk
stabiele relaties in die objectieve wereld te ontdekken. hierdoor kunnen concepten worden
ontwikkeld en theorieën worden gemaakt
Het onderzoeksdesign is
- Flexibel
- Gericht op studie in een natuurlijke omgeving je bekijkt de sociale processen vanuit de
leefwereld van de betrokkenen zelf
- Gericht op een holistisch begrijpen van de context
o Onderzoeksdesign= de manier waarop een onderzoeker vooraf een onderzoek
uitdenkt en organiseert werkplan
o Holistisch= het onderzoeksdesign moet in staat zijn om het onderzoeksonderwerp op
een systematische, alomvattende en geïntegreerde manier te benaderen
Onderzoekers zetten dus niet alles van te voren vast en houden de mogelijkheden open
1.2.3 DE DATAVERZAMELINGSMETHODE
In kwalitatief onderzoek gebruik je niet één dataverzamelingsmethode, er is er wel één dominant
aanwezig het gebruik van methoden is dus flexibel en zijn er vee mogelijkheden
Een kenmerk van vele kwalitatieve methoden is wel dat er langdurig contact is met het
onderzoeksveld en dat dit contact ook diepgaand is
1.2.4 DE ANALYSE
De analyse die wordt gedaan gebeurd eerder op basis van teksten dan op basis van cijfers. Cijfers
kunnen wel verhelderend werken
- Kwalitatieve onderzoekers lezen, coderen en interpreteren de data
- Ze maken concepten en construeren vervolgens een theorie
Het doel van de analyse is de betekenisgeving van mensen te achterhalen en inzicht te verwerven in
sociale processen daarom is flexibiliteit nodig en zit er geen voorgeprogrammeerde routines in
kwalitatieve software programma’s (zoals dit bij kwantitatief onderzoek wel het geval is
Het doel van de analyse is ook om in de diepte te begrijpen en niet representatief te beschrijven.
Centraal in de analyse staan de processen
2
,1.2.5 DE RAPPORTAGE
In de rapportage geef je een uitgebreide beschrijving van het materiaal dat je verzamelde dus niet
compact weergeven van de resultaten maar uitgebreide contextschets
Het accent ligt wel op het toegankelijk een leesbaar weergeven van de resultaten
Bij kwalitatief onderzoek wordt feedback gevraagd aan de respondenten over de resultaten
Hierdoor kan worden gekeken of de onderzoeker de bevindingen zo heeft opgeschreven zoals
de respondent deze bedoelde
1.3 KWANTITATIEF ONDERZOEK: VERRE FAMILIE OF AANGETROUWD?
Er is veel kritiek over kwalitatief onderzoek. Verschillende aanvallen zijn:
1: Is kwalitatief onderzoek wetenschappelijk?
Het doel van kwalitatief onderzoek is niet om studieresultaten te repliceren of representatief te zijn
voor de populatie. Kwalitatief onderzoek probeert te begrijpen en diep door te dringen in de leefwereld
van mensen kan wetenschappelijke kennis bereiken
2: Kwalitatieve onderzoeksresultaten zijn niets meer dan de persoonlijke opinies van de
onderzoeker of zijn respondent
De opinies van de respondent staan centraal. De onderzoeker is zich ook bewust dat hij niet zomaar
de mening moet overnemen of zijn eigen mening mag meenemen in het onderzoek hier zijn veel
systematische analyseprocedures en controles voor
3: Kwalitatief onderzoek is ‘soft’ onderzoek
Het woord soft verwijst naar onnauwkeurig en onzorgvuldigheid. Het woord hard naar cijfers en
kwantificering. De softe data kan interessante resultaten opleveren die je met cijfers niet kunt
uitdrukken
4: Kwalitatief onderzoek is niet gebaseerd op een toeval steekproef (random sample) en
bovendien zijn de steekproeven nogal klein
Door de steekproef op basis van theorie te selecteren worden de hypothesen grondig getest en zorgt
juist voor generaliseerbaarheid van de resultaten.
De steekproef is daarnaast klein omdat de werkwijze van kwalitatief onderzoek geen grote steekproef
vereist. Wanneer je toch een grotere steekproef interviewt, krijg je een herhaling van dezelfde
resultaten verspilling van tijd en geld
De resultaten hoeven niet representatief te zijn voor de populatie maar moeten in theoretisch kader
kunnen worden geplaatst
Je moet nauwkeurig volgens procedures werken
3
,HOOFDSTUK 3: PARADIGMA’S IN HET KWALITATIEF ONDERZOEK
3.1 DE KLASSIEKE TWEEDELING: POSITIVISME (KWANTITATIEF) OF
INTERPRETIVISME (KWALITATIEF)
POSITIVISME
August Comte
August Comte wordt als aartsvader van het positivisme gezien hij ziet het menselijk denken als
vooruitgangsdenken
Ontwikkeling van het menselijk denken volgens Comte= een overgang van de teleologische fase
(wereld wordt verklaard vanuit bovennatuurlijke krachten), over een metafysische fase (de wereld
wordt verklaard vanuit abstracte filosofische concepten), tot een positieve fase hierin wordt
verklaring gegeven door de wetenschappelijke methode, oftewel het verklaren van in de wereld
aanwezige relaties
- Daarbij wordt de maatschappij gezien als een organisch wezen dat met behulp van sociale
fysica geanalyseerd kan worden
Emile Durkheim
Durkheim beschouwd sociale feiten als dinge die een externe en dwingende invloed op mensen
uitoefenen
Als je een sociaal feit wilt verklaren, kan dit alleen met behulp van een ander sociaal feit
INTERPRETIVISME
Dilthey
Sociale wetenschappen: het enige dat objectief vast te stellen is, zijn individuen binnen sociale
relaties. Algemene wetten in de sociale wetenschappen zijn onmogelijk
Weber
Sociologie moet vertrekken van het menselijk handelen zelf en meer bepaald vanuit de
betekenisgeving bij de sociale actoren de socioloog moet hierbij de zin begrijpen van het menselijk
handelen dit leidt tot het kernbegrip van de wetenschappelijk activiteit: Verstehen
Verstehen: de kwalitatieve onderzoeker identificeert een proces waarmee een individu betekenis
geeft aan iets verstehen bestaat uit drie stappen:
1. Internaliseren van de stimulus (de onderzoeker probeert zich in te beelden wat de stimulus
doet voor het individu)
2. Internaliseren van de respons (de onderzoeker probeert zich dan in te beelden wat het motief
kan zijn voor het gedrag dat een individu stelt)
3. Identificeren van gedragsregels (de onderzoeker maakt een verbinding tussen de stimulus en
de respons en probeert de logische connectie tussen beide te identificeren)
Na verstehen moet de socioloog komen tot algemene modellen beter begrijpen van de
samenleving
4
,3.2 VIER PARADIGMA’S
MORGAN EN SMIRNICH
Tweedeling (positivisme en interpretatieve) naar continuüm. Dit continuüm loopt van de
objectivistische benadering tot de subjectivistische benadering, met allerlei tussenposities
Objectivistische benadering= gaat ervan uit dat de wereld buiten de mens bestaat en op een
objectieve wijze (door de wetenschap) gekend kan worden)
Subjectivistische benadering= betwijfelt het reële bestaat van de wereld en stelst dat dit enkel de
projectie is van menselijke verbeelding
HET CONTINUÜM BESTAAT UIT DRIE CENTRALE BEGRIPPEN
Deze begrippen zijn bepalend voor hoe elke sociale wetenschapper kijkt naar zijn onderzoeksobject.
De vragen worden op onderstaande volgorde gesteld
Ontologische vraag: wat is de realiteit? Hoe ziet de realiteit eruit? Bestaat er een realiteit extern aan
de mens en indien ja, hoe ziet die er dan uit?
Epistemologische vraag: hoe is kennis over die realiteit mogelijk? Hoe weten we wat we weten? Wat
telt als kennis en wat niet? Wat is de aard van de relatie tussen diegene die iets wil kennen en
datgene wat er te kennen valt? wat is de relatie tussen een onderzoeker en zijn mogelijk
onderzoeksobject?
Methodologische vraag: hoe kan de onderzoeker iets te weten komen over wat hij denkt dat er te
kennen valt?
5
,3.3 HET POSITIVISME EN POSTPOSITIVISME
POSITIVISME
Ontologisch gaat de positivist ervan uit dat er een realiteit bestaat en dat deze realiteit onderhevig is
aan natuurwetten en mechanismen over deze realiteit kan wetenschappelijke kennis worden
opgebouwd
- De basis van het paradigma is reductionistisch en deterministisch
o Reductionistisch: het reduceert de wereld tot wiskundige wetmatigheden
o Deterministisch: het heeft weinig oog voor ontwikkeling en evolutie in de wereld
Epistemologisch is het positivisme gebaseerd op wat een dualistische en objectivistische visie
genoemd wordt de onderzoeker en zijn studieobject worden als onafhankelijke entiteiten aangezien
- De positivistische onderzoeker kan iets bestuderen zonder deze te beïnvloeden en zonder er
zelf door beïnvloed te worden
o DNA onderzoek
Methodologische uitwerking van deze uitgangspunten uit zich in het formuleren van hypothesen en
in het empirisch testen ervan d.m.v. kwantificerende methoden
Positivistische onderzoeker gaat ervan uit dat hij de realiteit onafhankelijk en objectief kan bestuderen
POSTPOSITIVISME
Postpositivisme: men gaat er nog steeds van uit dat de realiteit bestaat maar dat deze slechts
gedeeltelijk kenbaar is omwille van imperfecte menselijke waarnemingsinstrumenten en de
ongrijpbare aard van de realiteit
Epistemologisch leidt dit tot aangepast dualisme en objectivisme
- Klassiek dualisme: strikte scheiding tussen mens en onderzoeksobject wordt aangepast
dualisme
- Externe objectiviteitsbewakers (wetenschappers) en opiniemakers (editors, reviewers)
Methodologisch komt de nadruk te liggen op kritisch multiplisme= het naast elkaar gebruiken van
verschillende onderzoekstechnieken om hypothesen te falsifiëren zowel kwalitatief als kwantitatieve
technieken
- Bij kwalitatieve technieken ligt de nadruk om de hypothesen meer te testen in de natuurlijke
omgeving, opnemen van situationele informatie en door het ontdekken van nieuwe
hypothesen opnieuw meer naar de voorgrond de verplaatsen
o Daarnaast wordt ook meer aandacht geschonken aan de betekenisgevingsprocessen
van de respondent en het funderen van theorie in deze ervaringen
Post positivistische onderzoeker gaat nog steeds opzoek naar wiskundige wetmatigheden, maar gaat
er niet meer vanuit dat hij harde algemeen geldende wetten kan opstellen. Hij gebruikt daarvoor
statistische methoden waarin een onzekerheidsfactor zit ingebouwd. Daarnaast maakt hij gebruik van
validiteits- en betrouwbaarheidstoetsen hoe accuraat de sociale realiteit gemeten kan worden (kunnen
nooit perfect instrumenten zijn). Tot slot gaat de onderzoeker ervan uit dat zijn model nooit elk
individueel geval kan verklaren.
Postpositivisme in het kwalitatief onderzoek: Grounded theory (Glaser en Strauss)= gaat over data
verzamelen en concepten ontwikkelen onderverdeeld in postpositivisme en constructivisme
6
,3.4 HET CONSTRUCTIVISME
Constructivisme= realiteit is een sociale constructie
Constructivisme op basis van ontologische premisse: één objectieve realiteit bestaat niet vele
mogelijk realiteiten iedere mens heeft zijn eigen visie op de realiteit en heeft dus ook een eigen
realiteit
Constructivisme op basis van epistemologisch uitgangspunt: de onderzoeker en het
onderzoeksobject zijn met elkaar verbonden
Constructivisme op basis van methodologisch perspectief: onderzoek ontwikkelt zich in een continue
interactie tussen onderzoeker en onderzoeksobject. Het doel is om tot een gedeelde constructie te
komen die een breder draagvlak heeft dan alle constructies samen die de onderzoeker in zijn data
terugvindt
Constructivistische onderzoeker wilt dus weten hoe de sociale werkelijkheid is vormgegeven en gaat
ervan uit dat dit niet op een kwantitatieve wijze vastgesteld kan worden. Daarnaast zal de
onderzoeker ook aandacht hebben voor zijn eigen rol ten aanzien van het onderzoeksobject
3.4.2 FENOMENOLOGIE EN SOCIAAL CONSTRUCTIVISME
Fenomenologie
Edmund Husserl: kijken naar realiteit zoals deze daadwerkelijk is en niet zoals die door de
wetenschapper bekeken wordt
Alfred Schutz: individuen produceren de wereld waarin ze leven (en deze als vanzelfsprekend
ervaren) zelf
- Methodologisch pleit Schutz ervoor dat alles wat we in de wereld als vanzelfsprekend ervaren
tussen haken zetten
- Mensen hebben een soort gereedschapskistje bij zich met ideeën, theorieën, waarden,
oftewel sociale constructen (hiermee interpreteren zij de wereld om zich heen en geven er een
betekenis aan)
o Taal is het centrale medium waarmee dit betekenisgevingsproces verloopt
Een individu maakt door middel van taal de koppeling tussen een object uit
zijn omgeving en de betekenis
Theoretische aanvulling van Peter Berger en Thomas Luckmann: de sociale wereld wordt
geconstrueerd door individuen maar deze constructie is geen individuele constructie (Schutz) maar
een collectieve sociale constructie
- Betekenisgeving wordt sociaal gedeeld en van generatie op generatie doorgegeven
Methodologisch kijken fenomenologische onderzoeken naar de betekenisgeving van individuen in
hun dagelijkse leven
- Centraal staat de vraag hoe ervaringen in echt dagelijkse leven gecommuniceerd en gedeeld
worden en op die manier betekenis krijgen
- Oftewel: hoe wordt de wereld sociaal geconstrueerd?
7
, 3.5 KRITISCHE THEORIE, FEMINISTISCHE EN ANDERE BENADERINGEN
Kritische theorie
Het historische realisme van de kritische theorie vertrekt van een realiteit die slechts reëel is doordat
ze onder invloed van sociale, politieke, culturele, economische en etnische factoren gekristalliseerd is
tot vaste structuren die als reëel gezien worden
Epistemiologische positie van kritische theorie wordt als transactioneel en subjectivistisch gezien
- De onderzoeker en de realiteit zijn met elkaar verweven
- Onderzoeksresultaten zijn niet objectief maar waarde gekleurd
De methodologische gevolgen hiervan zijn dat onderzoekers een dialogische relatie hebben met hun
onderzoeksobject moet dialectisch zijn
De focus van onderzoeken uit de kritische stroming ligt op de wijze waarop externe structuren invloed
hebben op het probleem/thema kwalitatieve onderzoeksmethoden spelen de centrale rol. Er is
daarnaast aandacht voor de eigen rol van de onderzoeker in de omgang met het thema en in het
uitvoeren van het onderzoek
- Onthulling en actie zijn nauw met het onderzoek verboden
3.5.1 DE KRITISCHE THEORIE
Algemene definitie: ze zien hun onderzoek als een vorm van sociale of culturele kritiek en ze gaan
allemaal uit van de volgende basispremissen:
- Alle gedachten zijn fundamenteel bepaald door machtsrelaties die zelf door sociale en
historische processen tot stand zijn gekomen
- Feiten kunnen nooit gescheiden worden van waarden of van een ideologische bepaaldheid
- De relatie tussen een object en een concept is nooit vaststaand en is steeds bepaald door de
sociale relaties in de kapitalistische productie- en consumptie modus
- Taal is essentieel in de vormgeving van het bewuste en het onbewuste
- Sommige groepen in de samenleving zijn geprivilegieerd ten nadele van andere groepen (die
onderdrukt worden)
- Die onderdrukking wordt het sterkst gereproduceerd wanneer de ondergeschikten hun situatie
als normaal gaan ervaren
- Die onderdrukking heeft vele gezichten en als de onderzoeker zich concentreert op één vorm,
verwaarloost hij waarschijnlijk de koppelingen tussen de verschillende vormen
- Het mainstreamonderzoek schakelt zich doorgaans in in de voortzetting van de onderdrukking
op het gebied van klasse, ras en gender
Voorbeeld: overgang van jongeren van de school naar de werkcarrière
- Etnografische studie
- Een kijk bieden op de culturele processen die tot de arbeiderscultuur bijdragen en die deze
cultuur in stand houden en reproduceren
3.5.4 OP KUNST GEBASEERD ONDERZOEK (ART BASED RESEARCH)
ABR= een wisselwerking tussen kunst en onderzoek en laat een onderzoeker toe om esthetische
uitingsvormen en expressieve taal de gebruiken in zijn onderzoek
Werkende kracht van kunst in behandeling of therapie is aangetoond
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anouk152. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.