Levend: Als je alle levensverschijnselen vertoond:
- Groeien
- Voortplanten
- Stofwisseling
- Ontwikkelen
Dood: Je vertoont de levensverschijnstelen niet meer.
Levenloos: Je heb nooit levensverschijnselen vertoont.
Levensloop: Elk individu heeft een eigen levensloop. Hij eindigt als een
organisme sterft.
Levenscyclus: Elke soort heeft een levenscyclus. Deze eindigt als de soort
uitsterft.
Organisatieniveau's (klein
- Molecuul
naar groot) :
- Cel
- Orgaan
- Organisme
- Populatie (bijv. Schapen in 1 gebied)
- Ecosysteem (bijv. Weidegebied)
- Biosfeer (Aarde)
Emergente eigenschap: Ontstaat op een hoger organisatieniveau. Op een lager
organisatieniveau is deze eigenschap nog niet aanwezig
basisstof 2 organellen, weefsel en cellen
, Orgaanstelsel: Aantal organen die samen een bepaalde functie uitvoeren.
Bijv. Verteringsstelsel, ademhalingsstelsel
weefsel Een groep cellen met dezelfde functie.
Soorten:
1. Dekweefsel: Beschermt inwendige en uitwendige lichaamoppervlakten.
Vorm: rechthoekig en liggen dicht tegen elkaar
Bijv. Longen
1. Zenuwweefsel: De zenuwcellen geven informatie door.
Bijv. In de hersenen, je ruggenmerg
1. Spierweefsel: Maken bewegen mogelijk
Lange uitgerekte cellen
Tussencelstof: Ligt tussen het weefsel
Functie: beschermen en versoepelen
basistof 3 plantaardige en dierlijke cellen
Organel: Een deel van een cel met een eigen functie
Plastiden: 3 type plastiden:
1. Bladgroenkorrels (chloroplasten) ---> Fotosynthese
2. Chromoplasten (kleurstofkorrels)
3. Leukoplasten (Zetmeelkorrels) ---> Opslaan van
zetmeel
Plantaardige cellen hebben een celwand, plastiden en een grote centrale vacuole. Een
dierlijke cel niet.
Binas tabel 79
Basisstof 4 celorganellen
, Kernporiën: Openingen waardoor transport van stoffen
in en uit het kernplasma mogelijk is.
Kernplasma: Bevat chromosomen, deze bestaan uit
lange moleculen DNA (bevat informatie
voor erfelijke eigenschappen)
Bevat kernlichaampje. Het kernlichaampje
maakt ribosomen (bolvormige organellen
die eiwit produceren).
Endoplasmatisch reticulem (ER): Een netwerk van buisjes en ruimtes
omgeven door membramen
1. Ruw (RER): bevinden zich ribosomen
Geven eiwitten af in de holten van de
membramen. De eiwitten worden
blaasjes, die afsnoeren van het ER en
deze worden veder getransporteerd.
1. Glad (GER): heeft geen ribosomen
Golgisysteem: Bewerkt de eiwitmoleculelen tot hun
uiteindelijke vorm
Snoert de blaasjes af om stoffen naar buiten
de cel te transformeren (exocytose)en er
vindt secretie (het afgeven van stoffen door
cellen) plaats
Mitochondriën: Bolvormige organellen, binnenkant sterk
geplooid.
Vind verbranding plaats met behulp van
zuurstof waarbij energie vrijkomt.
Deze energie wordt tijdelijk opgeslagen in
ATPmoleculen
Basisstof 5 transport door membranen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babettestok. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.