Capita Selecta Criminologie – Bijeenkomst 4
Binnen deze week hebben alle theorieën iets te maken met de belangrijke invloed van sociale
interactie op het proces van de ontwikkeling van crimineel gedrag. De differential association
theorie focust daarbij op het leerproces dat bij iedereen op dezelfde manier verloopt, maar
waarbij criminelen iets anders aanleren. De Neutralization and drift theorie ziet criminaliteit
als een resultaat van jongeren die excuses, rationalisaties of justificaties aanleren voor
crimineel gedrag.
Differentiële associatietheorie (Sutherland)
De differentiële associatietheorie zoekt de oorzaak van crimineel gedrag in de interactie van
het individu met anderen. De nadruk ligt binnen deze theorie op het feit dat crimineel gedrag
aangeleerd wordt. Criminelen zijn niet fundamenteel anders dan anderen, maar leren
crimineel gedrag aan precies zoals dat bij ‘normaal’ gedrag zou gebeuren. Daarbij gaat het
dus om de interactie met anderen. Verondersteld wordt wanneer een individu (veel) omgaat
met personen die deviant gedrag vertonen, dit individu zichzelf ook op deze wijze zal gaan
gedragen. Het gedrag van een crimineel persoon wordt niet veroorzaakt door een
fundamenteel andere persoonlijkheid of door een andere manier van leren of nadenken, maar
gewoonweg doordat ze ander gedrag aanleren. Het enige wat verschilt is dus de inhoud, niet
de manier waarop ze iets leren.
Volgens Sutherland leren mensen gedrag van mensen in hun omgeving. Crimineel gedrag
wordt dus aangeleerd. Bepaald gedrag leren ze naar verhouding van de sterkte en intensiteit
van de relatie met de andere persoon. Sutherland’s theorie kan weergegeven worden in 9
proposities:
1. Crimineel gedrag wordt aangeleerd.
2. Crimineel gedrag wordt aangeleerd door interactie met andere personen gedurende een
communicatieproces.
3. Het grootste gedeelte van het aanleren van crimineel gedrag gebeurt in intieme
persoonlijke groepen.
4. Wanneer crimineel gedrag aangeleerd wordt omvat dit technieken om de misdrijven te
plegen en een specifieke richting van motieven, redenen, rationalisaties en houdingen.
5. Deze specifieke richting wordt aangeleerd door definities van bepaalde wetten en
normen en waarden als gunstig en ongunstig.
, 6. Een persoon wordt een delinquent vanwege de perceptie van een hogere hoeveelheid
redenen of definities die het overtreden van de wet steunen dan die het veroordelen.
7. ‘Differential associations’, dus een andere associatie bij een bepaalde regel of wet dan
de agemene populatie heeft, kunnen verschillen in frequentie, duur, prioriteit en
intensiteit.
8. Het proces van het aanleren van crimineel gedrag door contact met criminele en non-
criminele patronen omvat alle mechanismen die ook betrokken zijn bij het aanleren
van ander gedrag.
9. Crimineel gedrag is een uitdrukking van algemene benodigdheden en waarden, maar
het kan niet verklaard worden aan de hand van die benodigdheden en waarden. Non-
crimineel gedrag komt immers uit dezelfde benodigdheden en waarde voort.
De kern van deze theorie is dat een persoon een crimineel wordt wanneer hij of zij meer
voordelige dan onvoordelige consequenties verbonden ziet aan het doorbreken van de wet.
Individuelen doorbreken de wet als ze in contact komen met mensen, groepen of
gebeurtenissen die veel voordelige consequenties verbinden aan crimineel gedrag. Factoren
die hier invloed op uitoefenen:
1. Priority of learning: hoe vroeg wordt de associatie aangeleerd?
2. Frequency: hoe vaak komt de persoon met een bepaalde groep in aanraking?
3. Duration: hoe lang wordt iemand blootgesteld aan bepaalde invloeden?
4. Intensity: wat is de status of reputatie van degenen die de invloed uitoefenen.
Differential reinforcement (Akers & Burgess)
Volgens Akers & Burgess evalueren mensen hun gedrag gebaseerd op interactie met
significante andere mensen en groepen. Dit gebeurt volgens Akers & Burgess volgens de
principes van ‘operant conditioning’. Hierbij spelen stimuli (straffen of beloningen) een
belangrijke rol. Dergelijke stimuli kunnen van buiten en van binnen komen. Akers & Burgess
namen de 9 stellingen van Sutherland als startpunt, maar hebben erin gesneden en het over het
algemeen aangepast. Burgess en Akers noemen de volgende 7 stellingen:
1. Crimineel gedrag wordt geleerd aan de hand van de principes van ‘operant
conditioning’: een vorm van leren waarbij er sprake is van straf en belonging. Bepaald
gedrag wordt dan gekoppeld aan een consequentie.
2. Crimineel gedrag wordt zowel in onsociale als sociale situaties waarbij crimineel
gedrag versterkt en aangemoedigd wordt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmenftr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.