Samenvatting
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Week 1 hoofdstuk 1, 2, 11 en 16
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voor het strafrecht geldt dat het zich bezighoudt met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben
gepleegd. Het straffen gebeurt niet door de burgers zelf, maar door de overheid. De Staat heeft het monopolie op
straffen.
De enige die een verdachte van een strafbaar feit voor de (straf)rechter kan brengen is een officier van justitie. Hij
is een vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van verdachten het openbaar
ministerie.
Dagvaarding (wordt verstuurd door een officier van justitie) een verdachte moet een verantwoording afleggen
voor zijn daden ten overstaan van een rechter.
Het opleggen van een straf dient voornamelijk twee doelen:
1. Vergelding: leed toevoegen aan de dader, zoals het slachtoffer ook leed ondervonden heeft.
2. Preventie: mensen willen geen straf krijgen, dus zullen zij gedrag dat mogelijk tot straf leidt, zoveel
mogelijk proberen te voorkomen. Het opleggen van straf zou er zo toe moeten leiden dat minder mensen
strafbare feiten plegen. Twee soorten preventie:
- Generale preventie: Voorkomen dat andere mensen het strafbare feit begaan.
- Speciale preventie: Voorkomen dat de dader nog een keer hetzelfde feit begaat.
Materieel strafrecht: bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor gestraft kunnen worden
(diefstal, moord), maar ook noodweer en poging tot en medeplichtigheid. Dit kun je in het Wetboek van Strafrecht
vinden.
Formeel strafrecht: ook wel strafprocesrecht/strafvordering. Bepaalt welke regels moeten worden gevolgd
wanneer een norm van het materiele strafrecht (vermoedelijk) is overtreden. Dit is te vinden in het Wetboek van
Strafvordering. (Regels voor bevoegdheden van de politie, de duur van hechtenis, inhoud van dagvaardingen en
het instellen van het hoger beroep).
Sanctierecht: heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten
uitvoer gelegd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of voor een bepaald strafbaar feit een taakstraf mag
worden opgelegd en welke voorwaarden de rechter precies mag stellen wanneer hij een straf voorwaardelijk
oplegt. Het sanctierecht is zowel in het Wetboek van Strafrecht als in het Wetboek van Strafvordering te vinden.
Commune strafrecht: het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen.
Bijzondere strafrecht: er bestaan veel strafbepalingen in andere wetten, bijvoorbeeld in de Wegenverkeerswet
1994, de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Deze wetten worden bijzondere wetten genoemd en vormen
samen het bijzondere strafrecht. Bijzondere strafwetten kunnen zowel formeel als materieel strafrecht betreffen.
Hoofdstuk 2 Inleiding materieel strafrecht
Het materiele strafrecht bepaalt, welk gedrag strafbaar is. De strafbepaling in de meest volledige vorm, bestaat uit:
1. Delictsomschrijving, geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft willen stellen.
2. Kwalificatie-aanduiding, maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden benoemd.
3. Strafbedreiging, bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd en wat het maximum daarbij is.
,De opbouw van het strafbare feit in vier componenten
Definitie van een strafbaar feit: een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een
wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Er moet worden voldaan aan vier
componenten (vierlagenmodel), voordat iemand gestraft kan worden.
1. Menselijke gedraging (MG)
De gedraging moet worden verricht door een mens. Dit kunnen zowel natuurlijke personen (mensen), als
rechtspersonen (BV’s) zijn. Niemand kan vervolgd of gestraft worden voor het hebben van een bepaalde
gedachten. Pas wanneer iemand door middel van een gedraging geheel of gedeeltelijk uitvoering geeft aan
dergelijke voornemens, is voldaan aan deze voorwaarde voor strafbaarheid.
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
Gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn.
Kwalificatie (proces): in iedere individuele strafzaak zal de rechter de bewezen verklaarde feitelijke gedraging
uit de tenlastelegging juridisch moeten benoemen.
Artikel 350 Sv draagt de rechter op het feit te kwalificeren. De rechter moet namelijk beslissen welk strafbaar
feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert. Als de rechter om welke reden dan ook het bewezen
verklaarde niet kan kwalificeren, zal hij de verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet-
kwalificeerbaarheid van het bewezenverklaarde.
3. Wederrechtelijkheid (W)
‘In strijd met het recht’. Als men zich realiseert dat het onzinnig is om mensen te straffen van wie niet kan
worden gezegd dat zij een norm uit het recht hebben geschonden. Als iemand niet handelt in strijd met het
recht, dan dient er ook geen straf te volgen. In uitzonderlijke gevallen bestaat een grond om aan te nemen dat
de gedraging niet wederrechtelijk was, dan spreken we van een rechtvaardigingsgrond (noodweer). De
einduitspraak zal dan luiden: ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
4. Schuld (als verwijtbaarheid – V)
Hiervan is sprake als men van iemand in redelijkheid kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Als
iemand redelijkerwijs een andere optie had dan het overtreden van de wet, dan bestaat er verwijtbaarheid.
Wie zich in redelijkheid kan onthouden van wetsovertreding, moet dat ook doen. De redenen om aan te
nemen dat het vervullen van de delictsomschrijving niet verwijtbaar is, worden schulduitsluitingsgronden
(ontoerekeningsvatbaarheid) genoemd. Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg. De
einduitspraak zal dan luiden: ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR).
Legaliteit en interpretatie
Legaliteitsbeginsel
Het eerste lid van artikel 1 Sr luidt:
‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.’
Deze bepaling brengt onder andere tot uitdrukking dat strafbepalingen altijd in het geschreven recht terug te
vinden moeten zijn. Artikel 1 Sr heeft tot doel rechtszekerheid te bewerkstelligen.
Omdat de wet algemene regels moet geven, is zij noodzakelijkerwijs wat vaag. In individuele zaken zal een rechter
moeten uitmaken of het concrete gedrag van een verdachte onder een delictsomschrijving te brengen valt. In
moeilijke gevallen zal hij de wet moeten interpreteren.
De belangrijkste interpretatiemethoden zijn:
1. Wetshistorische interpretatie, om te kunnen bepalen wat de inhoud is van een wetsbepaling, wordt
gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie. Meestal wordt dan gekeken
naar de Kamerstukken, zoals de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel.
2. Grammaticale interpretatie, hierbij wordt de inhoud van de wet bepaald aan de hand van de taalkundige
betekenis van de woorden in de desbetreffende bepaling. Ook wordt gelet op het zinsverband.
3. Systematische interpretatie, bij deze interpretatiemethode wordt de wet uitgelegd aan de hand van de
systematiek van de wet.
, 4. Teleologisch interpretatie, bij het bepalen van de inhoud van een wetsterm wordt gekeken naar het doel
van de wet(gever).
Bestanddelen en elementen
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving,
die wederrechtelijk is en die verwijtbaar is.
Elementen
De niet in de wet opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid
- Wederrechtelijkheid
- Verwijtbaarheid
Bestanddelen
Bestanddelen vindt men in de wettekst
- De onderdelen van de delictsomschrijving
Alleen wanneer een persoon voldoet aan alle bestanddelen, wordt de delictsomschrijving vervuld.
Het is belangrijk dat de officier van justitie alle bestanddelen in de tenlastelegging opneemt. Vergeet hij een
bestanddeel, dan heeft hij immers een feit ten laste gelegd dat niet kan worden gekwalificeerd en zal de verdachte
moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging (OVAR). Wanneer er wél is voldaan aan alle bestanddelen, is
nog niet in alle gevallen sprake van een strafbaar feit. Daarvoor is immer vereist dat ook aan de niet in de wet
opgenomen elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid is voldaan. Is dat het geval, dan is ook altijd sprake
van een strafbaar feit.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel
Bij alle delicten waarbij wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving voorkomt, is de wederrechtelijkheid geen
element, maar een bestanddeel. Een voorbeeld hiervan is art. 350 lid 1 Sr ‘vernieling’. In deze delictsomschrijving
komt het woord wederrechtelijk voor.
Als vastgesteld wordt dat een gedraging het delict vernieling oplevert, dan is daarmee vastgesteld dat er
wederrechtelijk is gehandeld. Maar als blijkt dat de dader niet wederrechtelijk heeft gehandeld, dan kan er nooit
sprake zijn van een gepleegde vernieling. Dat heeft gevolgen voor het vierlagenmodel, de wederrechtelijkheid
wordt namelijk opgenomen in de delictsomschrijving.
Voorbeeld:
“Piet heeft de sleutels van zijn auto per ongeluk in het contactslot laten zitten en heeft daarna de portier
dichtgegooid. Hij is de reservesleutels kwijt en belt een bevriende monteur. Tevergeefs lukt het hem ook niet om
portier te openen. Samen komen ze tot de conclusie om de zijruit in te gooien. De monteur slaat met een hamer
het raam aan diggelen.”
Vraag: pleegt de monteur een vernieling (art. 350 Sr)?
Antwoord: Nee, want het is pas vernieling (of zaaksbeschadiging) in de zin van art. 350 Sr als dit wederrechtelijk
gebeurt. De monteur maakt hier wel opzettelijk een goed kapot, maar de wederrechtelijkheid ontbreekt door het
feit dat Piet het ermee eens is dat de ruit kapotgeslagen wordt.
Soorten delicten
Misdrijven en overtredingen
Misdrijven zijn over het algemeen ernstige feiten dan overtredingen
Het onderscheid tussen deze twee soorten strafbare feiten is om een aantal redenen van belang:
- Procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt goeddeels welk soort
rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute competentie).
- Materieelrechtelijke reden: poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding niet strafbaar
zijn.
- Dwangmiddelen: veel dwangmiddelen, zoals het aftappen van telefoon, mogen slechts worden toegepast
in geval van verdenking van een misdrijf.
, Formele en materiële delicten
Formeel delict, daarbij wordt de handeling strafbaar gesteld (diefstal).
Materieel delict, daarbij wordt het gevolg strafbaar gesteld (doodslag).
Commissiedelicten
Stelen, vermoorden, vervalsen, het zijn allemaal feiten die een actief handelen veronderstellen.
Omissiedelicten
Het is echter denkbaar dat een feit niet wordt gepleegd door een handelen, maar door een nalaten. Voorbeeld
hiervan is art. 450 Sr, daarbij wordt een niet-handelen feit strafbaar is gesteld.
Oneigenlijk omissiedelict
Hiervan is sprake is het delict in de wet geformuleerd als een commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een
nalaten (moeder onthoudt haar baby de nodige zorg, waardoor het kindje komt te overlijden. Juist door niet te
handelen, bijvoorbeeld door het niet geven van voeding, pleegt de moeder doodslag).
Gekwalificeerde delicten
Strafbaar feit waarbij extra bestandsdelen zijn toegevoegd aan een eerder strafbaar gesteld feit, het zogenaamde
gronddelict. De maximale straf bij een gekwalificeerd delict is hoger dan bij een gronddelict.
Geprivilegieerde delicten
Strafbaar feit waarop, gelet op de specifiek hoedanigheid van de dader, een lagere straf is gesteld dan het
gronddelict.
Causaliteit
Causaliteit is de leer van oorzaak en gevolg. Als de relatie tussen twee gebeurtenissen te beschrijven is als oorzaak
en gevolg, dan zegt men dat er tussen die gebeurtenissen een causaal of oorzakelijk verband bestaat. Bij materiële
delicten en gekwalificeerde delicten is causaliteit van belang. Hierbij moet men denken aan een mishandeling die
de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft, zonder dat het opzet was van de dader gericht was op die dood.
Verschillende causaliteitstheorieën als oplossing voor moeilijke gevallen:
- Conditio sine qua non, indien bij het ontbreken van een schakel in de reeks der gebeurtenissen het gevolg
zou uitgebleven, deze schakel kennelijk onmisbaar is en derhalve als oorzaak aan te wijzen is.
- Causa-proximaleer, hierbij wordt ervan uitgegaan dat de veroorzakende factor die het dichtst bij het
gevolg ligt, in juridisch opzicht als oorzaak moet gelden. Het hierbij horende arrest is ‘Niet-behandelde
longinfectie’.
- Voorzienbaarheidsleer, de nadruk hierbij ligt op de handeling waarvan kan worden gezegd dat deze een
gevolg heeft dat naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar was.
Hoofdstuk 11 het rechterlijk beslissingsschema
Om een einduitspraak te kunnen doen in een strafzaak, moet de rechter na afloop van het onderzoek ter
terechtzitting drie typen vragen beantwoorden:
1. Formele vragen (ook wel: voorvragen)
2. Materiële vragen (ook wel: hoofdvragen)
3. Straftoemetingsvraag
Formele vragen: vragen die betrekking hebben op de procedure.
Formele vragen art. 348 Sv Einduitspraak art. 349 Sv
Ad Is de dagvaarding geldig? Nee? Dagvaarding nietig.
1
Ad Is de rechter bevoegd? Nee? Onbevoegdheid rechtbank.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LVDRW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.80. You're not tied to anything after your purchase.