100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting thema 1 - blok 4.3 Forensische Orthopedagogiek $3.33   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting thema 1 - blok 4.3 Forensische Orthopedagogiek

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide samenvatting van thema 1 van het vernieuwde blok 4.3 Forensische Orthopedagogiek.

Last document update: 2 year ago

Preview 5 out of 34  pages

  • December 11, 2021
  • December 11, 2021
  • 34
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Thema 1 – Inleiding over de ontwikkeling van jeugddelinquentie
 Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020: H1 t/m 7, 9 t/m 12
 Handboek Uithuisgeplaatste jeugdigen, 2020: H1
 Handboek Gevoel is explosief materiaal, 2017: H2
Rood = hoofdstukken Paars = hoofdkopjes Groen = definities Blauw/roze = rijtjes
Bruin = modellen

(Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020 – H1: Forensische orthopedagogiek)
Forensische orthopedagogiek: Bestudeert de ontwikkeling en het in stand blijven van complexe
problematiek bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen – waaronder delinquentie, ernstige
internaliserende en externaliserende problemen en sociale problemen, naast trauma’s – en de
daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder kindermishandeling en
verwaarlozing.

De problemen zijn dermate ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of al is ingezet  Het kan gaan om
strafrechtelijk of civielrechtelijk ingrijpen (daarom heet het forensisch):
 Strafrechtelijk ingrijpen: Een jeugdige of jongvolwassene is in aanraking gekomen met de
politie wegens een strafbaar feit en binnen de jeugdstrafketen wordt bepaald welke
strafrechtelijke interventie wordt ingezet om opnieuw delinquentie te voorkomen (recidive).
 Civielrechtelijk ingrijpen: Er zijn zorgen over de ontwikkelingskansen of veiligheid van de
jeugdige en het gaat om interventies ter bescherming van het kind/adolescent.

De forensische orthopedagogiek onderzoekt de effectiviteit van preventieve en curatieve (justitiële)
interventies door onderzoek te doen naar: statistische (onveranderbare) en dynamische
(veranderbare) die het ontstaan en voortbestaan van ernstige gedrags- en opvoedproblemen
verklaren en kennis hoe deze factoren kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld op niveau van
jeugdige, gezin en systeem.
 De FO kan worden beschouwd als een interventie wetenschap met een multidisciplinair
karakter, aangezien gebruik wordt gemaakt van kennis uit meerdere disciplines, zoals de
pedagogiek en criminologie.

Het centraal begrip in de FO is opvoeding  vindt plaats in verschillende milieus:
 1e milieu: Thuis
 2e milieu: School
 3e milieu: Leeftijdsgenoten en vrije tijd.
 4e milieu: (semi) residentiële zorg voor jeugdigen. Kan verschillen in openheid en
geslotenheid en verschillen in de mate van aspecten die hetzelfde zijn in de andere milieus.
Inadequate opvoeding in deze milieus kan voor complexe problemen zorgen, maar opvoeding die de
behoeften en belangen van de jeugdige centraal stelt, kan een beschermende factor zijn.

De FO vertrekt uit de theorie van het bio-ecologische ontwikkelingsmodel (Bronfenbrenner): De
ontwikkeling wordt gezien als een samenspel tussen aanleg (biologische factoren) en omgeving.
 Ecologisch: Meerdere (causale) invloeden worden bestudeerd. Hieronder vallen individuele
kenmerken van het kind en de opvoeder, de interactie tussen kind en opvoeder, de directe
sociale omgeving en de sociaal-culturele context.
 Ontwikkeling: Niet alleen het kind en zijn gedrag veranderen met het ouder worden, ook de
sociale context en het belang van beschermende en risicofactoren. Hiermee ligt de nadruk
op ontwikkelingsverschillen en de opeenstapeling van risico’s in de levensloop (=
verschillende gebeurtenissen kunnen negatieve of positieve invloed hebben op de jeugdige).




1

,Aangezien de ontwikkeling en het gedrag van jeugdigen multicausaal zijn, moeten interventies zich
niet alleen richten op het kind, maar vooral ook op de sociale omgeving van het kind, in het bijzonder
op mogelijkheden binnen de opvoedingscontext  door de focus hierop probeert de FO de ernstige
risico’s en gedragsproblemen bij de kinderen te doen voorkomen, beperken of wegnemen.
 Binnen de orthopedagogiek en FO zijn volwassenen met VB een belangrijk domein. Vooral als
het gaat om agressieproblematiek en bijv. de inzet van dwangmiddelen.

FO focust zich ook op beschermende factoren en de mogelijkheden voor de ontwikkeling van het
kind hiervan. Uitgangspunt hierbij is het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
(IVRK). Belangrijke artikelen zijn:
 3 (belang van het kind): De belangen van het kind vormen de 1 e overweging.
 9 (gezinsleven): Een kind wordt niet gescheiden van zijn ouders, tenzij de bevoegde
autoriteiten beslissen dat dit noodzakelijk is in de belangen van het kind.
 12 (participatie): Het kind dient gehoord te worden. Het kind dient in staat te zijn om zijn of
haar mening te vormen en deze vrijelijk te mogen uiten, waarbij aan de mening van het kind
passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn/haar leeftijd en rijpheid. Het
kind dient gehoord te worden in ieder gerechtelijk of bestuurlijk besluit die het kind betreft,
dan wel rechtstreeks, hetzij via een vertegenwoordiger.
 16 (geen ongeoorloofde interventie): Geen enkel kind mag worden onderworpen aan
willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar
gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie, noch aan enige
onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam.
Deze 4 artikelen betekenen dat de FO een interventiewetenschap die georiënteerd is evidence-based
(focus op fouten; empirie) en op (verheldering) van waarden  de FO streeft naar kennis om beter
te handelen  De FO is kritisch op (justitieel) ingrijpen die een inbreuk doen op de autonomie van
het kind of zijn gezin. Uithuisplaatsing is daarmee een ultimum remedium (= laatste redmiddel 
ontnemen van vrijheid kan slecht op basis van zwaarwegende redenen en dient ten goede te komen
aan hun ontwikkeling).

Uitgangspunt van de FO: ‘het kind wil zelf iemand zijn’  het oordeel van het kind zelf is daarom
belangrijk, maar interventies dienen het kind te betrekken in een proces van positieve verandering
(therapeutisch uitgangspunt), waarbij aan zijn basale behoeften van zelfdeterminatie kan worden
volstaan.
 Ryan en Deci omschrijven deze behoeften als: contact (sociale verbondenheid), competentie
(vertrouwen in eigen kunnen) en autonomie (vrijheid).
 Therapeutisch handelen bij (justitiële) interventies is een optimum-remedium-criterium: met
als achtergrond van het IVRK, wordt er gestreefd dat kinderen tot hun volle potentieel
kunnen ontwikkelen.

(Justitieel) ingrijpen kan negatieve effecten veroorzaken  daarom heeft de FO als uitgangspunt dat
alle curatieve en preventieve interventies op hun effectiviteit moeten worden getest, volgens de
meest strenge criteria van de wetenschap.
 Waarbij het primum non noncere geldt: Breng in de 1e plaats geen schade toe.
 Vaak gaat het om opgelegde interventies en is er sprake van dwang en drang. Hierbij moeten
interventies worden gerechtvaardigd doordat de effectiviteit hiervan is aangetoond en
negatieve effecten zijn uitgesloten  de kernwaarde van FO is evidence based practice.

De onderzoeksdoeleinden van FO zijn:
 Bestuderen van verschillende manifestaties van problemen waar justitieel ingrijpen nodig is
of dreigt. Hierbij onderzoek je bijv. oorzaken en gevolgen van kindermishandeling of ernstige
gedragsproblemen. Ook wordt onderzocht welke opvoedbelasting en eisen dit meebrengt


2

, voor de omgeving. Hierbij wordt gekeken welke factoren de kans op een uitkomst verhogen
(risico) of juist verlagen (protectief).
 Het ontwikkelen en evalueren van (justitiële) preventieve en curatieve interventies die zich
focussen op de oorzaken en gevolgen van kindermishandeling, verwaarlozing en
jeugddelinquentie bij jeugdigen. Hiermee kan kennis worden verkregen waardoor FO
interventies kunnen worden verbeterd.
 Ontwikkelen en verbeteren van methoden om gegevens te verzamelen, risico’s in te schatten
en juiste interventies kunnen indiceren en (statistisch) te analyseren op gebied van
forensische jeugdzorg.
 Zorgen voor theoretische integratie in het onderzoek naar kindermishandeling en
verwaarlozing en jeugddelinquentie door middel van kwantitatieve en kwalitatieve
overzichtsstudies.

(Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020 – H2: FO, Een juridisch kader)
Inleiding
NL heeft zich verbonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het
Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK). Hieruit volgt dat kinderen het recht
hebben op bijzondere zorg en bijstand.

Positie van jongeren bij vrijheidsbeneming (rapport 2016): Een van de belangrijkste rechten hierbij is
het recht om je eigen mening te geven (IVRK artikel 12)  participatie van de jongere is cruciaal om
het zelfvertrouwen te ontwikkelen in het nemen van autonomie.
 Participatie moet plaatsvinden van de jongere om te voldoen aan het artikel van de IVRK,
maar in de praktijk wordt dit vaak nog niet gedaan.

Er is geen consensus over wat vrijheidsbeperkende maatregelen (VBM) zijn. Verregaande
vrijheidsbeperking van jeugdigen is op dit moment mogelijk, zonder dat daar voldoende
rechtswaarborgen tegenover staat. Aanbevelingen:
1. Afschaffing van separatieruimtes en een betere omschrijving van VBM.
 Probleem: medewerkers zetten maatregelen in die geen wettelijke grondslag hebben
of niet door de organisatie worden onderschreven.
2. Extra training in de verheldering van het begrip VBM.
 Probleem: Kinderen worden in de residentiële jeugdzorg of pleegzorg vaak getuigen
of slachtoffer van geweld.
3. Residentiële hulp alleen inzetten als lichtere hulp niet voldoende heeft geholpen. Dit is ook
het beleid in NL, maar gebeurt niet altijd in de praktijk.

Internationale visie op de rechten van het kind
Het belangrijkste instrument ter bescherming van het kind = IVRK: Ouders worden verplicht te
ondersteunen in opvoeding en verzorging van het kind, pas in extreme gevallen komt
uithuisplaatsing aan de orde.
 Voor uithuisplaatsing dient eerst een strenge rechterlijke toets aan vooraf te gaan: vrijheid
van het kind mag alleen worden ontnomen als plaatsing in een residentiële setting
noodzakelijk is, met het doel te zien op hun opvoeding, als uiterste maatregel en voor de
kortst mogelijkste duur.
 Wanneer ouders/kind het niet eens zijn met plaatsing in een residentiële setting, kunnen
autoriteiten toch beslissen dat dit noodzakelijk is in het belang van de jeugdige, maar het
kind kan ook vrijwillig worden geplaatst.
 Uithuisplaatsing is een ultimum remedium  eerst kijken of de jeugdige terecht kan
bij andere familieleden, daarna of een passend gezin een optie is en daarna pas een
passende residentiële instelling.


3

,De internationale richtlijnen voor alternatieve hulp voor jeugdigen in relatie tot het recht van
jeugdigen om gehoord te worden, betekent dat er een participatief proces aan een uithuisplaatsing
voorafgaat: ouders en kind worden zorgvuldig betrokken in het proces en aan hun mening wordt
passend belang gehecht.

Jeugdwet
In 2015 is de Jeugdwet ingevoerd, waaronder ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering vallen.
 De jeugdzorg is hierbij overgedragen naar de gemeenten, net zoals de gesloten jeugdzorg,
zorg voor LVB en forensische zorg. De gemeenten is verantwoordelijk voor preventie,
signalering, hulp bieden op maat en het versterken van probleemoplossend vermogen van
kinderen en hun systeem.

De forensische zorg aan jeugdigen bestaat uit de jeugdbescherming en jeugdreclassering. De
gemeenten is verantwoordelijk voor alle aangeboden jeugdhulp en de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen: moeten zorgen voor een toereikend aanbod van zorg, hebben een
adviserende functie, bepaalt welke vormen van jeugdhulp worden ingezet en moeten de Raad van
Kinderbescherming inschakelen wanneer er een kinderbeschermingsmaatregel wordt ingevoerd.
 Gecertificeerde instellingen zijn verantwoordelijk voor het bieden van jeugdbescherming en
jeugdreclassering.
 Jeugdwet + Wet passend onderwijs : Gemeenten en samenwerkingsverbanden van
schoolbesturen moeten samen een plan maken over hoe zij de jeugdhulp en passend
onderwijs willen organiseren.

1e evaluatie van de Jeugdwet (door ZonMw): De overgang naar een effectievere jeugdzorg is nog
niet gerealiseerd en het bereiken van de doelen van de Jeugdwet heeft meer tijd nodig.

Bevindingen:
 Niet voor iedereen was de jeugdhulp toegankelijk. Over de feitelijke hulp is wel algemene
tevredenheid, maar er moet een betere informatievoorziening zijn om de toegankelijkheid te
vergroten. Hier hebben scholen, huisartsen en gemeenten verantwoordelijkheid in.
 Gemeenten leggen nog onvoldoende verbindingen met de jeugdhulp en andere domeinen.
 Er is veel diversiteit binnen de werkwijze en samenstelling van lokale teams, waardoor de
jeugdhulp op sommige plekken goed en op andere minder goed toegankelijk is.
Aanbeveling: Lokale teams kunnen direct hulp bieden en daardoor beschikken over professionaliteit
in de breedte en de gespecialiseerde expertise en dat er door de diverse gemeenten een eenduidig
beleid wordt gevoerd.

Jeugdrecht: civiel- en strafrecht
Civiel kader
Het civiele kader is bepaald in het Burgerlijk Wetboek en de Jeugdwet. Hierbij kan de jongeren te
maken krijgen met:
 Ondertoezichtstelling (OTS): Een gecertificeerde instelling mag toezicht houden op een gezin
en schriftelijke aanwijzingen doen. Het gezin krijgt een gezinsvoogd. Kan worden opgelegd
voor de duur van 1 jaar. Kan telkens worden verlengd met een jaar. Een machtiging tot
(gesloten) UHP loopt gedurende de OTS.
 Uithuisplaatsing (UHP): Kan telkens worden verlengd met een jaar. Machtiging UHP loopt
gedurende de OTS  als een minderjarige onder toezicht is gesteld en het kind ernstig in zijn
opvoeding en ontwikkeling wordt belemmerd, mag het kind met een machtiging van de
rechter uit huis worden geplaatst.
 Aan de machtiging tot uithuisplaatsing dient een indicatiebesluit ten grondslag te
liggen. Als de jeugdige dusdanig in zijn opvoeding en ontwikkeling wordt bedreigd en


4

, er zorg is dat deze zich aan de hulp zal onttrekken, mag de rechter een machtiging
tot gesloten plaatsing uitgeven  het kind verblijft in een gesloten instelling.

Artikel 4.1.1 van de Jeugdwet: Er moet verantwoorde hulp worden geboden, waaronder wordt
verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig is, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht
wordt verleend aan en die is afgestemd op de behoeften van ouders en jeugdige.

In een gesloten jeugdinstelling mogen vrijheidsbeperkende maatregelen (VBM) worden ingezet. Deze
mogen alleen worden uitgevoerd wanneer zij in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, voor zover
zij noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de jeugdige of de omgeving of ter overbrugging van
tijdelijke noodsituaties.
 In het hulpverleningsplan is opgenomen welke maatregelen mogen worden ingezet, onder
welke voorwaarden en voor welke doelen.
 Voor de toepassing van beperkende maatregelen moet een reglement worden opgesteld
waarin staat op welke wijze en door wie de besluiten worden genomen.
 De rechter kan de toepassing van dwangmiddelen en dwangmaatregelen toetsen aan
subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid.

Vanuit de gesloten instelling zal weer gewerkt worden naar terugplaatsing naar huis/meer
openinstelling  wordt gefaseerd gewerkt, door opbouw van verloven, naar terugplaatsing thuis of
een meer open instelling.

Naast kinderbeschermingsmaatregelen is in de praktijk ‘drang’ sterk in ontwikkeling. Drang: De
preventieve jeugdbescherming  kent geen wettelijke basis.
Toelichting: De raad van kinderbescherming kan meedenken op casusniveau, gericht op het
versterken van de kracht van de jongere en het probleemoplossend vermogen van gezin en
omgeving. Kan een kinderbeschermingsmaatregel voorkomen en het vergroot de ruimte om een
gezinsvoogdmedewerker in te zetten, met als doel om al dan niet met zachte drang de ouders te
bewegen tot vrijwillige medewerking.
 Drang roept vragen op over de rechtspositie van de betrokkenen : Het is niet wettelijk
geregeld, dus geldt er geen juridisch waarborgen.
 Drang mag niet op dwang lijken. Drang uitgevoerd door gecertificeerde instelling kan leiden
tot verwarring over bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Strafrechtelijk kader
In het strafrechtelijke kader kan de minderjarige worden aangehouden op grond van verdenking voor
een strafbaar feit. Kinderen jonger dan de 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd.
 Als een jongere wordt aangehouden heeft hij voor en tijdens het verhoor met de politie recht
op een advocaat.
 Als na 6 uur het verhoor niet is afgerond, kan de jongere voor 3 dagen, met een maximale
verlenging van 3 dagen, in verzekering worden gesteld.
 De jongere dient binnen 3 dagen en 15 uren te verschijnen aan een rechter-commissaris
zodat die de rechtmatigheid van de aanhouding en inverzekeringinstelling kan toetsen.
 Als de officier wilt dat de jongere langer blijft zitten kan deze de rechter-commissaris
verzoeken tot 14 dagen in bewaring stellen. De jongere wordt dan overgebracht van
politiebureau naar justitiële jeugdinrichting. Hier blijft de jongere tot de voorlopige hechtenis
is opgeheven of nadat de straf is uitgezeten na veroordeling.

Adolescentenstrafrecht
Het adolescentenstrafrecht is in 1 april 2014 ingegaan. Dit beoogt een flexibele toepassing van jeugd-
en volwassenenstrafrecht rondom de leeftijd van 18. Centraal staat de speciale bejegening van
jongvolwassen daders van 18 tot 23 jaar in het strafrecht. Onder bepaalde persoonlijke condities of

5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosaliefkoomen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.33
  • (0)
  Add to cart