Week 1
Eenvoudig gezegd houdt het strafrecht zich bezig met het bestraffen van personen die een
strafbaar feit hebben gepleegd. Strafrecht gaat altijd tussen overheid en burger. De ovj kan
een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter brengen. Hij kan een verdachte dus
dagvaarden om een verdachte terecht te laten staan voor de rechter.
Stel iemand doet aangifte bij de politie, wordt het onderzoek uiteindelijk afgeleverd bij de
ovj. Hij kan besluiten om dagvaarding te versturen. Als de uitspraak van de rechter is
geweest moet verdachte A bijvoorbeeld 1000 euro boete betalen aan de staat. Slachtoffer B
heeft schade geleed en wil dus eigenlijk schadevergoeding. Als verdachte A dit niet vrijwillig
betaald, kan het zo zijn dat je in het strafrecht als slachtoffer schadevergoeding verzoekt aan
de strafrechter (en niet aan de civiele rechter want dat is ingewikkeld en duurt lang).
Het opleggen van een straf dient twee doelen; vergelding en preventie.
Vergelding; leedtoevoeging, degene voelt dat hij iets heeft gedaan dat andere kwaad heeft
gemaakt.
Preventie; het opleggen van een straf zou ertoe moeten leiden dat minder mensen een
strafbaar feit gaan plegen. Dit is onder te verdelen in speciale en generale preventie;
Speciale; het moet ontmoedigen dat de gestrafte wederom in de fout gaat, bv
voorwaardelijke straffen. Generale; andere dan de gestrafte moeten lering trekken uit het
feit dat je straf kan krijgen voor het plegen van een strafbaar feit.
Materieel strafrecht: bepaald welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor
gestraft kunnen worden. Dit wordt voornamelijk gevonden in het wetboek van strafrecht.
Formeel strafrecht: wordt ook wel strafprocesrecht genoemd. Dit deel bepaald welke regels
moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materiele strafrecht is overtreden, bv
bevoegdheden van politie. Te vinden wetboek van strafvordering.
Sanctierecht: heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen
worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. Te vinden in allebei de wetboeken.
Functies van het strafprocesrecht:
Hoofddoel; de juiste toepassing van het materiele recht op daders mogelijk maken.
Nevendoelen; speciale en generale preventie, eigenrichting, kanaliseren van
maatschappelijke onrust.
Structuur van het strafproces
Twee delen; vooronderzoek en eindonderzoek. De schakel daartussen is de dagvaarding.
Vooronderzoek; opsporingsonderzoek (132a sv) dat onder gezag van de ovj plaats vindt.
Onderzoek naar de strafbare feiten om vervolgens de belssing te maken om een persoon te
vervolgen dmv een dagvaarding. Dit vooronderzoek heet getemperd inquisitor.
Deelnemers van het opsporingsonderzoek; opsporingsambtenaren (politie), verdachte en zn
advocaat die hem bijstaat, hulpofficier van justitie (hoge politie), ovj, rechter-commissaris,
raadkamer rechtbank.
Eindonderzoek: gematigd accusatoir. Als het vooronderzoek is afgerond gaat het
eindonderzoek plaatsvinden bij in eerste aanleg de rechtbank.
Er zijn verschillende soorten rechters (politierechter, meervoudige strafkamer,
kantonrechter). Veel zaken komen eig niet voor de rechter. Dit als de ovj de zaak heeft
geseponeerd (niet tot vervolging gaan) of buitengerechtelijk heeft afgedaan (ZSM en
strafbeschikking). Bij de zitting kunnen slachtsoffers, getuigen en deskundigen spreken.
,Bronnen van het strafprocesrecht
- Wetboek van strafvordering
- Bijzondere wetten (opiumwet)
- Internationale rechtsinstrumenten (eu recht en mensenrechtenverdragen)
- Lagere wetgeving en beleidsregels
- Ongeschreven recht (beginselen van een goede procesorde).
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel
Artikel 1 sv; strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien. Daarbij moet
het gaan om een wet in formele zin.
Er is dus altijd een wettelijke grondslag nodig op een inbreuk van mensenrechten. (dit is te
zien bij HR bloedproef) Bij het evrm dit anders, daarbij kan de inbreuk ook staan in het
ongeschreven recht of materiele recht zolang het maar toegankelijk is voor iedereen.
Een wettelijke grondslag is dus een noodzakelijke voorwaarde voor de uitoefening van
strafvorderlijke bevoegdheden, maar niet een voldoende voorwaarde voor rechtmatig
strafvorderlijk overheidsoptreden. In het arrest Braak bij Binnentreden (1978) bepaalde de
Hoge Raad immers dat een opsporingsambtenaar zich niet alleen moet houden aan de door de
wet gestelde eisen; hij moet zich daarnaast houden aan eisen van ongeschreven recht, de
zogenoemde beginselen van een goede procesorde. Bij braak bij binnentreden hield de
ambtenaar zich dus aan wetmatigheid maar niet aan de rechtmatigheid, met name aan het
beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
De bevoegdheden van de overheid moeten dus aan de wet verbonden zijn als het gaat om
strafvordering. Het hoeft daarbij niet persee om wetboek sv te gaan. Het kan ook om
bijzondere wetten gaan. De bevoegdheden kunnen ook gedelegeerd worden.
Als er dus een wettelijke grondslag is die een bevoegdheid schept, moet dat optreden van
die bevoegdheidsuitoefening worden getoetst. Die toetsing kan aan geschreven recht en aan
ongeschreven recht - >beginselen van een goede procesorde, HR braak bij binnentreden,
namelijk onder andere subsidiariteit en proportionaliteit. De uitoefening van strafvorderlijke
bevoegdheden moeten dus niet alleen legaliteit hebben maar ook voldoen aan de
beginselen van behoorlijk procesorde.
- Beginsel van redelijke en billijke belangenafweging: er moet worden voldaan aan de
eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Subsidiariteit; er moet worden gekeken
of er een minder verregaand alternatief waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden.
Proportionaliteit; de gekozen methode moet in verhouding tot het te bereiken doel
staan. De beslissing moet gewoon weloverwogen zijn en willekeur voorkomen
- Beginsel van zuiverheid van oogmerk: bevoegdheden zijn gegeven met een bepaald
doel en er mag dus geen misbruik van worden gemaakt om ze voor andere doelen te
gebruiken.
- Vertrouwensbeginsel: als een ambtenaar een toezegging doet aan de burger moet
dat daardoor opgewekte vertrouwen in beginsel worden gehonoreerd, tenzij
zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten.
- Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten op gelijke manier behandeld worden.
Arrest stille sms -> we zien bij bloedproef dat bij inbreuken op grondrechten een wettelijke
basis aanwezig moet zijn. Bij braak bij binnetreden zagen we dat er bij de handeling niet
alleen moet worden voldaan aan wetmatigheid maar ook aan rechtmatigheid (beginselen).
Bij stille sms gaan we weer een stuk verder.
,Bij de stille sms was de opsporingsmethode nog niet opgenomen in de wet. in hoeverre is de
stille sms dan rechtmatig? In sommige gevallen klopt het dat opsporingsambtenaren mogen
handelen zonder specifiek wettelijke grondslag, dit blijkt uit art. 3 politiewet jo. 141 en 142
sv. Maar wat zijn dan de vereisten?
De vraag die daarbij gesteld kan worden is; hoe specifiek moet de wet ingevolge
legaliteitsbeginsel strafvorderlijke bevoegdheden regelen?
Er is in principe wettelijke grondslag in politiewet art 3 jo. 141 en 142 sv. Daarin staat dat de
politie bevoegd is om een beperkte inbreuk te maken op iemands rechten bij handhaving.
Wanneer mag een politie artikel 3 politiewet gebruiken bij een onderzoek?
- Als de inbreuk op een grondrecht beperkt is (inbreukcriterium) ->
Maar hoe toets je of die inbreuk beperkt is?
- De inzet van de bevoegdheid is niet zeer risicovol voor de integriteit en de
beheersbaarheid van de opsporing (integriteitscriterium) *
Er zijn dus twee criteria maar ze worden allebei wel of niet geschonden als je kijkt
naar de duur, intensiteit en frequentie.
* ; kan een min of meer compleet beeld van het leven van de persoon worden
verkregen?
Zo ja, dan mag politiewet 3 niet als grondslag worden gebruikt omdat dat meer dan
een beperkte inbreuk maakt op iemands rechten.
Zo nee, dan mag artikel 3 pw wel worden gebruikt als grondslag.
Inbreukcriterium: is er sprake van een geringe of een meer dan geringe
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de burgers? Om deze vraag te
beantwoorden moet worden getoetst aan de duur, intensiteit en frequentie
van de inzet van het middel. Er is sprake van een meer dan geringe
inbreuk indien een min of meer compleet beeld wordt verkregen van
bepaalde aspecten van het privéleven.
2) Integriteitscriterium: vormt de methode een gevaar voor de
integriteit en beheersbaarheid van de opsporing?
Week 2
Fase en vormen van opsporing
Opsporingsonderzoek art. 132a sv. Deze start bij een klassieke verdenking. Wat die
verdenking in houdt staat beschreven in art. 27 sv. De verdenking van een strafbaar feit dat
heeft plaatsgevonden (klassieke opsporing). Er zijn ook uitzonderingen; de vroegverdenking
(proactieve opsporing); opsporing naar strafbare feiten die nog gepleegd gaan worden; het
gaat dan alleen om zware misdrijven waar van het redelijk vermoeden bestaat dat er in
georganiseerd verband worden beraad. Aanwijzingen; alleen opsporing toegestaan als het
gaat om terroristische misdrijven. Repressieve controle; opsporingsambtenaren zetten
controle bevoegdheden in om strafbare feiten te ontdekken, er is dus geen verdenking en
niet gericht op een bepaald persoon. Je kunt als je een strafbaar feit vindt, overgaan naar de
klassieke opsporing.
De verdachte
, De verdachte is in het strafproces en vooronderzoek een belangrijk persoon.
Onschuldpresumptie; je wordt voor onschuldig gehouden totdat het tegendeel is bewezen.
Art. 27 Sv bepaalt wie aangemerkt kan worden als verdachte. om iemand als verdachte aan
te merken moet er volgens lid 1 worden voldaan aan een criterium.
1. Een bepaald persoon (individualiseerbaarheid)
2. Uit feiten en omstandigheden blijkt een redelijk vermoeden van schuld
(objectiveerbaarheid)
3. Er vloeit een bepaald strafbaar feit uit. (concretiseerbaarheid).
Beoordeling in concrete gevallen; de feiten en. Omstandigheden van het geval.
Het is lastig te bepalen of iemand wel of niet verdacht is. Dit blijkt uit HR Hollende Kleurling;
die man wordt door de politie gefouilleerd en uiteindelijk vervolgd voor heroïne bezit en
wederspanningheid, terwijl de politie onrechtmatig had gefouilleerd omdat er niet genoeg
feiten en omstandigheden waren. Er waren dus geen ernstige bezwaren.
Een ander voorbeeld is HR Zeedijk. Hoofdagent van politie ziet twee witte mannen praten
met negers en ze daarna rijden in een auto met Duits kenteken. Hoofdagent kent de
omgeving in adam en hij zegt als negers en witte contact hebben met elkaar, de kans groot is
ze onderling drugs verhandelen. Ze zien die gele auto om Damrak en gaan er heen. Op het
moment dat de politie komt aanlopen rennen de zwarte mannen weg. Ze houden dan de
witte mannen aan wegens verdenking van aanwezigheid van drugs. Ze doorzoeken de auto
en vinden heroïne. De verdediging in de zaak zegt dat de mannen tent tijden van aanhouding
nog niet als verdachte konden aangemerkt. HR zegt gezien de locatie, en het waarnemen
van het gesprek waarbij lijkt dat de mannen Duits zijn en dat de negers vervolgens
wegrennen, mochten de agenten de mannen als verdachte aanmerken. De agent wist uit
ervaring dat op zeedijk veel wordt gehandeld dus het ervaringsfeit dus mee mag worden
gerekend in het aanmerken van een verdachte. Ook telt mee dat het gaat om een
hoofdagent die ook werkzaam is op die plek in adam.
Verschil hollende kleurling en zeedijk:
- De agenten weten niet waarom die man aan het hollen was in kleurling uit de
richting van een cafe. Bij zeedijk was er veel meer waargenomen.
- Ze passen de ervaring toe in zeedijk. Bij kleurling is dat niet.
- Bij zeedijk rennen de negers weg op het moment dat ze de agenten zien. Bij kleurling
was de man al aan het rennen zonder dat hij de agenten al zag.
Er moet dus goed worden gekeken naar de feiten en omstandigheden!
Wat is een verhoor?
Door een opsporingsambtenaar aan de verdachte gestelde vraag betreffende diens
betrokkenheid van een strafbaar feit. Doel; de waarheid achterhalen.
Rechten van de verdachte
Zwijgrecht: ‘nemo tenetur’ ; een verdachte mag niet gedwongen worden een verklaring af te
nemen, art 29 sv. In lid 2 staat dat de verdachte op de hoogte moet worden gesteld van zijn
zwijgrecht, dit heet cautie, anders is het verkregen bewijs onrechtmatig.
Als er vragen worden gesteld die leiden naar de betrokkenheid van een strafbaar feit, is het
van belang dat van te voren de cautie al gegeven wordt. Er moet ook sprake zijn van een
verdachte. Anders is het stellen van de vraag onrechtmatig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kellyvansant. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.