100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Beknopte SV vak Diagnostiek KP en KFP TiU Luteijn & Barelds $8.67   Add to cart

Summary

Samenvatting Beknopte SV vak Diagnostiek KP en KFP TiU Luteijn & Barelds

 30 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een beknopte samenvatting van het boek van Luteijn & Barelds (2018). De hoofdstukken die aan bod komen zijn 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9: kortom alles wat we moesten lezen. Deze samenvatting is geschikt voor Klinische Forensische Psychologie EN Klinische Psychologie.

Preview 3 out of 20  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9
  • December 11, 2021
  • 20
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg, Luteijn en Barelds

Hoofdstuk 1 Het diagnostisch proces
Klinische psychodiagnostiek is een professionele activiteit die steunt op drie elementen:
- Theorievorming over de problemen/klachten en problematische gedragingen
- Operationalisatie en de meting daarvan
- Toepassing van relevante diagnostische methoden
De kwaliteit van deze drie berust op conceptueel en empirisch onderzoek, dus hypothesen moeten
geformuleerd zijn o.b.v. theorie en geoperationaliseerd, gemeten en getoetst worden in een gefaseerd
diagnostisch proces.
Stappen van het diagnostisch proces
Exploratie  meestal begint het klinisch psychodiagnostisch onderzoek (PDO) met een verwijzing, maar
soms ook met een directe vraag van cliënt zelf. De hulpvraag van cliënt en aanvraag van de verwijzer
worden geanalyseerd. Ook formuleert de diagnosticus zelf vragen die opduiken tijdens de kennismaking.
Inductie  Op basis van deze vragen wordt een diagnostisch scenario opgesteld die een voorlopige
theorie bevat over de cliënt, waarin beschreven wordt wat de problemen zijn en hoe deze verklaard
kunnen worden. Het toetsen van deze theorie vereist vijf handelingen. 1) de voorlopige theorie wordt
omgezet in concrete hypothesen.
Deductie  2) een specifiek onderzoeksinstrument wordt gekozen dat de hypothesen kan ondersteunen
of verwerpen. 3) er worden voorspellingen gedaan over resultaten of uitkomsten op dit instrument, zodat
op de voorhand duidelijk is wanneer de hypothesen aanvaard of verworpen zullen worden.
Toetsing  4) instrumenten worden afgenomen en verwerkt.
Evaluatie  5) op grond van de verkregen resultaten worden de hypothesen op beargumenteerde wijze
aanvaard of verworpen.
Dit leidt tot integratie en een diagnostische conclusie.
Basisvragen
De meeste vragen kunnen herleid worden tot vijf basisvragen:
1. Onderkenning: wat zijn de problemen, wat lukt er nog en wat gaat mis
Onderkenning bevat inventarisatie en beschrijving, ordening en categorisering in disfunctionele
gedragsclusters of stoornissen, en inschatting van de ernst van probleemgedrag. Onderkenning kan
plaatsvinden door te vergelijken met een vooraf bepaalde standaard (criteriumgericht), een
representatieve vergelijkingsgroep (normgericht), en met het individu zelf (ipsatief). Ook is het relevant
classificatie (type problemen) en diagnostische formulering (individu met unieke klinische problemen
staat centraal) te onderscheiden. Een voorbeeld van een diagnostische formulering is een holistische
theorie, waarin functionele, theoretisch geëxpliciteerde relaties tussen probleemgedragingen onderling
en de context centraal staan.
Beiden hebben voor en nadelen. Cassificatie leidt tot labeling, wat vaak aanleiding geeft tot comorbiditeit,
maar communicatie vergemakkelijkt. Diagnostische formulering doet recht aan de uniciteit, maar deze
ontbreekt soms aan empirische ondersteuning. Meestal wordt er tegelijkertijd onderkend en verklaard.
2. Verklaring: waarom zijn er bepaalde problemen en wat houdt ze in stand
De verklaring bevat een (deel)probleem, condities die het optreden van het probleem verklaren en de
relatie tussen het deelprobleem en de condities in termen van ‘omdat’ of ‘doordat’.
Verklaringen kunnen worden ingedeeld volgens de locus (persoon of situatie), de aard van controle
(oorzaken en redenen), synchrone (vallen in tijd samen met het gedrag) en diachrone (gaan het gedrag
vooraf) verklaringscondities, en inducerende (doen gedrag ontstaan) en continuerende (houden gedrag in
stand) condities. Weet dat je deze verschillende verklaringen hebt, zodat je niet steeds met één type
rekening houdt.
Voor het opstellen van verklaringshypotheses maak je gebruik van psychologische theorieën en
constructen
3. Predictie: hoe zullen de problemen van cliënt zich in de toekomst verder ontwikkelen
Dit is een kansuitspraak. Predictie betreft een verband tussen predictor en criterium. Soms moet er
antwoord worden gegeven op een praktische vraag, terwijl de empirie ontoereikend is. Dan moet je
gebruik maken van een betekenismodel of van een klinische predictie, waarbij wordt beslist welke
informatie bij de predictie wordt betrokken en hoe deze wordt geïntegreerd op intuïtieve wijze. Het is

,nuttig om zoveel mogelijk resultaten van onderzoek daarbij te betrekken, vooral meta-analyses.
Foutenmarges zijn vaak zo groot, dat de hoge verwachtingen vanuit maatschappelijke contexten niet
ingelost kunnen worden.
4. Indicatie: hoe kunnen problemen verholpen worden
Dit gaat over de vraag of een cliënt behandeling nodig heeft en zo ja, welke hulpverlener is het meest
geschikt? Het heeft een karakter van oriëntatie. Om tot indicatie over te gaan, moeten de stappen van
verklaring en predictie afgerond zijn. Er komen nog drie elementen bij:
1. Kennis over behandelingen en behandelaars
2. Kennis over het relatieve nut van behandelingen
3. Kennis over aanvaarding van indicatie door cliënt
De kans bestaat dat een cliënt het advies niet opvolgt. Er is een indicatiestrategie die
rekening houdt met de voorkeuren van de cliënt. Deze bevat vier principes: het
cliëntperspectief wordt geëxploreerd en geëxpliciteerd, de diagnosticus verstrekt
informatie over behandelingsmethoden, processen en behandelaars, de verwachtingen
en voorkeuren van cliënt worden vergeleken met wat de diagnosticus geschikt en nuttig
acht en in overleg worden mogelijke behandelingen geformuleerd, en de cliënt kiest een
behandelaar of behandeling uit.
5. Evaluatie: zijn de problemen voldoende verholpen als gevolg van interventie
Er wordt vastgesteld of in de therapie rekening gehouden is met de diagnose en het behandelingsvoorstel
en er wordt vastgesteld of het proces en de behandeling verandering in gedrag en leven bewerkstelligd
heeft (2 manieren: vaststellen afname klachten in gewenste mate zonder therapie te betrekken en
aantonen veranderingen door de therapie veroorzaakt).
De diagnostische cyclus
1. Observatie  verzamelen en groeperen materiaal waaruit gedachten over de totstandkomeing
en het voortduren van probleemgedrag gevormd worden
2. Inductie  formulering theorie en hypothesen over gedrag
3. Deductie  uit hypothesen worden toetsbare voorspellingen afgeleid
4. Toetsing  adhv nieuw materiaal nagaan of voorspellingen (on)juist zijn
5. Evaluatie
Het diagnostische proces
Aanmelding  de hulpvraag en aanvraag komen niet altijd overeen, dus deze worden eerst geanalyseerd.
Daarnaast worden de dossiergegevens geraadpleegd. Analyse van de aanvraag leidt enerzijds tot
informatie over de verwijzer en anderzijds over het type en de inhoud van de vraag.
Informatie over de verwijzer omvat verschillende elementen. Het is belangrijk het referentiekader van de
verwijzer te kennen. Dit omvat diens visie op het gedrag en functioneren van cliënt. Ook leidt de analyse
van de aanvraag tot een verduidelijking van de relatie tussen diagnosticus en verwijzer (waar deze lid van
is, de aard van de setting verschaft kennis over inhoud en ernst probleem en kennis van setting geeft
indicatie over het gebruik van de gegevens). Het is een aantal gevallen ook belangrijk onderscheid te
maken tussen de feitelijke (vraagt om onderzoek uit te voeren) en eigenlijke verwijzer (neemt initiatief).
Ten slotte verschillen verwijzers van elkaar in de aard en uitgebreidheid van de bevoegdheden waarover
ze beschikken.
De analyse van de aanvraag is er ook op gericht kennis te nemen van het type en de inhoud van de
aanvraag. De aanvraag kan open of gesloten zijn. De inhoud van een aanvraag hangt deels samen met de
setting waaruit deze afkomstig in. De aanvragen kunnen worden ingedeeld aan de hand van de vijf
basisvragen.
De analyse wordt gesteund door wat de verwijzer al weet over de cliënt en om uit te maken of de cliënt
zichzelf heeft aangemeld of niet en of hij instemt met het onderzoek.
De analyse van de hulpvraag omvat onder meer exploratie van de belevingswereld van de cliënt. Ook
wordt de inhoud van het probleem bepaald. Ten slotte wordt gevraagd wie het beste kan helpen en wat
het resultaat van een interventie zou moeten zijn. Bij voorkeur verloopt deze exploratie zo open mogelijk
door middel van een interview of bredebandscreeningsinstrumenten. Bij volwassenen kan je denken aan
de multimodale anamnese voor psychotherapie en bij kinderen aan de child behavior checklist.
Ook worden er dossiergegevens gebruikt.

, Reflectie van de diagnosticus  gewichten worden toegekend aan de verschillende stukken informatie.
Het blijkt dat het geven van verschillende gewichten aan bronnen van informatie nauwelijks tot betere
voorspellingen leidt en het toevoegen van een grote hoeveelheid informatie de predictie evenmin
verbetert. De diagnosticus moet bewust zijn van de mogelijke biases.
Diagnostisch scenario  in het diagnostisch scenario ordent de diagnosticus al de vragen van aanvrager
en cliënt uit de aanmeldingsfase, de vragen die bij hem zijn opgekomen en zijn kennis over het probleem.
Vanuit die ordening wordt een eerste voorlopige theorie opgesteld. Vanuit dit scenario kan bepaald
worden wat men onder de onderkenningsvraag rangschikt en wat men wil onderzoeken als verklaring (de
inducerende en instandhoudende factoren). Belangrijk is om niet alle problemen van cliënt onder
onderkenning te plaatsen, maar zich te bepreken tot de problemen die aan het einde van de
problemenketen staan en waarvoor de cliënt komt consulteren. In het diagnostische onderzoek komt
onderkenning voor verklaring en deze twee gaan vooraf aan predicatie en indicatie. Uit onderzoek blijkt
dat er soms belangrijke stappen worden overgeslagen. Niet in elk diagnostisch onderzoek hoeven alle
grondvragen onderzocht te worden. De meeste aanvragen omvatten evenwel drie basisvragen:
onderkenning, verklaring en indicatie.
Het diagnostisch onderzoek  bestaande uit zes stappen
1. Hypothesevorming  op grond van het diagnostisch scenario formuleert de diagnosticus een
aantal hypothesen. De voorlopige theorie wordt ingezet om de hypothesen te toetsen.
Hypothesen over de onderkenningsvraag gaan over de aanwezigheid van psychopathologie of
over differentiaaldiagnose. Hypothesen over de verklaringsvraag vereisen een lijst factoren en
hun inducerende of instandhoudende rol. De onderzoeker bepaalt de volgorde waarin de
hypothesen worden onderzocht. De predictieve hypothese steunt op kennis (empirisch) over
succesvolle predictoren. Hypothesen over de indicatievraag gaan over de soort behandeling en
welke therapeut. Het steunt op voorgaande vragen en
– hoe cliënt het probleem formuleert, hoe hij klachten ziet en welke ziekteattributies er zijn
– verwachting hulp en welke manier
– wat cliënt wil bereiken
2. Keuze onderzoekmiddelen  op grond van aard van de vraag, psychometrische kwaliteit en
efficiëntie overwegingen
3. Formulering toetsbare voorspellingen  criteria opstellen waartegen men toetst (bijvoorbeeld
afkapscore). Als je dat niet doet is er een grote kans dat je een element vindt tijdens het
interview dat je kan hineininterpretieren om de hypothese te bevestigen. Zo houd je
interpreteerdrift in de hand en voorkom je oordeelsfouten zoals conformatiebias.
4. Afname en scoring  kwalitatieve en kwantitatieve informatie. Eerst moet je deze per test
analyseren los van de hypothesen
5. Argumentatie. De uitkomsten worden teruggekoppeld naar hypothese. Dit houdt rekening met
de psychometrische kwaliteit. Onderbouw het al dan niet aannemen van de hypothese. Probeer
ook tot een samenvattend beeld te komen met de integratie van zo veel mogelijk uitkomsten
6. Verslag  bevat resultaten van het diagnostisch onderzoek voor de verwijzer. De opbouw is de 5
stappen van het diagnostisch proces. Het heeft verschillende functies: 1) conclusie
beargumenteren  onderscheid maken tussen feiten, interpretatie feiten en conclusies, 2)
effectieve communicatie over cliënt. Cliënt kan eventueel om verslag vragen.
Diagnose behandel combinaties (DBC’s)
Patiënt wordt op effectieve wijze gediagnosticeerd en daarna volgt een protocollaire evidence based
behandeling passend bij deze diagnose. DBC’s veronderstellen interactie tussen specifieke diagnose en
type behandeling.

Hoofdstuk 3
De intake heeft een doel om informatie te verzamelen, maar ook een relationeel doel: het opbouwen van
een goede werkrelatie. De GGZ bestaat uit de basis-GGZ en de specialistische GGZ.
BGGZ:
- Kortdurend
- Geprotocolleerd
- Eenvoudige problematiek

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sg00. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.67. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79079 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.67
  • (0)
  Add to cart