DEEL 1: GEDGRAGSNEUROWETENSCHAPPELIJK KADER
1. Conceptueel neurowetenschappelijk kader
1.1 Inleiding
Doelstelling hersenen: de hersenen zijn bezig met informatie te verwerken, alles wat in de omgeving gebeurt (visuele
energie (bv. lichtgolven), geluid (bv. geluidsgolven), tactiele prikkels, geur, smaak).
De hersenen hebben een “mond” (= zintuigen) om zich te voeden met energie.
Informatie van de buitenwereld verwerken → gedrag ontstaat.
Ons brein kan multitasken (bv. rijden met de auto: sturen, radio staat aan, er zit iemand naast u, …) MAAR er zit een
valkuil in, je brein kan niet alles: er zitten fouten of beperkingen in.
Je brein kan niet alle prikkels tegelijk verwerken. Ons verwerkingscapaciteit is niet ongelimiteerd.
*filmpje bank: onderzoekrechter vraagt: “Wat had je gezien?”, men zal 20 verschillende antwoorden gekregen. De
getuige beseft dat het niet gemakkelijk is, je brein kan niet alles verwerken. Getuigen zijn vaak onbetrouwbaar.
Door dat je veel prikkels hebt ontvangen is je brein veranderd en je kijk op de wereld zal veranderen.
* filmpje bank: als je nog eens kijkt zie je opeens duidelijk wie de agent neerschoot. Je gebruikt je oude informatie die
je hebt opgenomen.
Je hersenen zijn constant bezig me aanpassen en veranderen.
Optische illusies: doordat je je ogen begint te draaien denken je hersenen dat de tekening beweegt maar het zijn je
ogen.
Mensen met aandoeningen (hersenletsel, …) aan de hersenen gaan soms dingen hallucineren.
Hersenen zijn een zeer complex orgaan.
1.2 Een conceptueel biopsychosociaal kader voor het begrijpen van hersenen-
gedragsrelaties
Zenuwstelsel en hersenen
Interacties:
- Endogene processen = geel = hersenen = open orgaan (= werken intern maar hebben omgeving nodig
om te werken) = bolletje dat in je hand past
- Exogene processen = wit = alles rondom ons, omgeving
- Tijd
Alles in de hersenen is in verandering, je brein is om de seconde anders. Het veranderd constant.
,Niveaus:
1. Cellular level (= kleinste) - cellulaire neurofysiologie
Neuroplasticiteit: 1 cel (filmpje)
De omgeving is enorm belangrijk voor je hersenen. Je moet
je goed voelen.
Hoe meer je je isoleert hoe moeilijk je hersenen het krijgen,
er is geen interactie meer. Je brein wordt kwetsbaarder.
2. Neurale circuits – automatical level
Ons brein is continu bezig met informatie te verwerken, het
staat nooit stil.
Onderzoek: microscopen – zien hoe de cellen werken
hersenscan
3. Gedragsniveau
Gedrag kunnen we onderbrengen in motoriek (= alle
bewegingen die we doen: spreken, slikken, …), cognitie (=
taal, aandacht) en emoties.
Deze worden door die neurale circuits mogelijk gemaakt;
Observeren en metingen van gedragingen.
4. Maatschappij
Activiteiten in het dagelijks leven en participatie (in de maatschappij).
Zorgen er voor dat je in het dagelijks leven bepaalde taakjes kan uitvoeren binnen een bepaalde context.
Rol spelen in maatschappij, hebben continu een andere rol (student, zus, broer, voorzitter, …), elke activiteit
doet een rol opnemen.
Kenmerken:
- Interactie tussen genetica en omgeving
- Toenemende complexiteit
- Gelaagde niveaus
- Hiërarchisch continuüm: het een staat onder het andere.
- Emergente eigenschap: elke blok is een soort van eigen vak domein geworden, je hoeft niet alle niveaus
te kennen om een andere blok te begrijpen.
- Bouw (structuur) versus werking (functie)
- Biopsychosociaal model
- Dynamische interacties → hiërarchisch georganiseerd netwerk van interacties
Klinische toepassingen
- Hersenaandoeningen: wat is de impact op die cellen?
Voorbeeld: auto-ongeval met zwarte slag tegen hoofd → op de moment dat dit optreed, zullen alle niveaus
beïnvloed worden.
Groen: cellen zijn met elkaar verbonden, door de slag zullen ze beschadigd geraken
Rood: aan de hand van radiografische foto zien dat de persoon een schedelbreuk heeft opgelopen + wat
doet dit op de werking van de hersenen?
, Extra: iemand in depressieve toestand → kijken naar de hersenen aan de hand van scans, men spuit een
bepaalde stof in, zenuwcellen die nog goed werken zullen hier van eten met gevolg rode kleur; gebied is
goed aan het werken.
Blauw:
Voorbeeld 1: man is verlamd aan één arm, men gaat kijken aan de hand van gedragsfuncties en men stelt
vast dat er geen beweging mogelijk is aan de linkerkant.
Voorbeeld 2: vrouw kan haar woorden niet zo goed meer vinden, je begrijpt haar niet goed; ze kan haar
gedachten niet meer omzetten in taal. Ze denkt dat ze duidelijk te verstaan is.
→ men gaat gedrag testen: proeven doen/onderzoeken
Oranje:
Voorbeeld: een therapeut leert een patiënt terug taken uit het dagelijks leven uitvoeren (bv. koken)
Plasticiteit = tijd
Hoe kan het brein veranderen doorheen de tijd?
1. Doorheen de evolutie
- We hebben jaren evolutie gehad over verschillende diersoorten waar een brein uit is voort gekomen:
van een klein tot een groot brein met verschillende aspecten.
- Bestudeerd onder de fylogenese
2. Tijdens de levensloop
- Wat gebeurt er tijdens de ontwikkeling, een kind zijn brein moet nog veel ontwikkelen.
- Bestudeert onder ontogenese
3. Van moment tot moment
- Van milliseconde tot milliseconde
- Hersencellen kunnen nieuwe verbindingen maken, maar als andere cellen nieuwe verbindingen maken is
er een nieuw neuraal circuit.
- !! voor revalidatie: kunnen wie iemand die verlamd is geraakt, door inplanting van nieuwe cellen nieuwe
terug opnieuw laten lopen?
- Bestudeert onder plasticiteit
1.3 Een conceptueel biopsychosociaal kader voor het beschrijven en begrijpen van
aandoeningen van het zenuwstelsel
Gevolgen van een aandoening van het zenuwstelsel en hoe we die aan de hand van het model kunnen beschrijven:
a. Aan de basis van een neuropathologisch proces of ziekte beeld ligt een interne of externe oorzaak
(etiologie)
1. Interne etiologische oorzaak liggen bij het individu zelf
2. Externe etiologische oorzaak liggen buiten het individu
, b. Cellulaire stoornissen
- Stoornissen in de structuur en/of het functioneren van zenuwcellen
c. Stoornissen in neurale circuits
1. De oorzaak kan leiden tot een structurele beschadiging van de hersenen of het functioneren van de
hersenen en neurale circuits
2. De aard en de ernst van de stoornis zijn afhankelijk van de plaats en de grootte van de beschadiging
3. Stoornissen worden veelal vastgesteld via structurele of functionele beeldvormingstechniek van de
hersenen
d. Stoornissen in de gedragsfuncties
1. Een stoornis wordt gedefinieerd als iedere aanwezigheid of afwijking van een gedragsfunctie
2. Stoornissen in de gedragsfuncties worden vastgesteld aan de hand van nauwkeurige observaties en
specifiek profielen op gestandaardiseerde gedragstesten
e. Beperkingen in het uitvoeren van activiteiten
1. Activiteitenbeperking = iedere vermindering of afwezigheid van de mogelijkheid tot een voor de mens
normale activiteit in het dagelijks functioneren
2. Mensen met een hersenletsel zijn afhankelijk van anderen voor hun zelfverzorging, communiceren met
hun partner, last met verplaatsen…
f. Problemen met de maatschappelijke participatie
1. Participatieprobleem = een nadelige positie van een persoon als gevolg van een stoornis of beperking,
welke normale maatschappelijk rolvervulling wordt verhindert of begrenst.
2. Participatieprobleem of ‘handicap’ = beperking die ook een ernstige sociaal-maatschappelijke invloed
heeft op ons mensbeeld in relatie als omgeving
g. Interne en externe modulerende factoren
1. Onderscheid tussen interne en externe modulerende factoren; interne factoren zijn persoonlijkheids- en
motivationele factoren
2. Externe modulerende factoren worden bepaald door sociale en pedagogische factoren.
h. De factor tijd speelt een rol bij dit alles
1.4 Het aanpassingsvermogen van de hersenen en neuroplasticiteit
De hersenen voeden zich als het ware met informatie uit de omgeving en stellen ons in staat terug te reageren in die
omgeving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joliendyckmans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.31. You're not tied to anything after your purchase.