Thema 4 – Ervaringen van een orthopedagoog bij nazorg detentie projecten
van (jong)volwassenen met een LVB
Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020: H38, 39, 41, 43 t/m 47 en 51
Handboek Uithuisgeplaatste jeugdigen, 2020: H16 en 17
Handboek Gevoel is explosief materiaal, 2017: H5
(Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020 – H38: Behandeling bij mensen met een lichte
verstandelijke beperking)
Inleiding
Behandeling bij mensen met een LVB: Behandelen van hun gedrag, motivatie en gedachten, rekening
houdend met LVB. Disfunctioneel gedrag, cognities en motivaties kunnen worden veranderd en er
kunnen gedrags- of denkalternatieven worden aangeleerd.
3 soorten interventies voor mensen met een LVB:
1. Behandelingen voor gemiddeld begaafde mensen, die met kleine aanpassingen geschikt
kunnen zijn voor LVB.
Motiverende gespreksvoering: Hierbij wordt de motivatie van gedragsverandering
vergroot en de eigen betrokkenheid van de cliënt versterkt door het samen
ontwikkelen van een plan.
2. Behandelingen voor gemiddeld begaafde mensen die aangepast worden voor LVB.
Samen Stevig Staan: Voor jeugdigen tussen 9-16 jaar met LVB en probleemgedrag,
waarbij vermindering van dit probleemgedrag centraal staat door verbetering van
opvoedings- sociale- en probleemoplossende vaardigheden in groepsbijeenkomsten.
3. Behandelingen speciaal ontwikkeld voor mensen met een LVB.
Sterker dan de kick: Interventie waarin wordt gewerkt aan de bereidheid voor
afbouw van middelengebruik gebaseerd op motiverende gespreksvoering en de
zelfdeterminatietheorie:
Gecontroleerde motivatie: Komt tot stand door opgelegd consequenties,
zoals straffen en belonen, of door gevoelens van externe of interne druk,
zoals schuld, angst of trots.
Autonome motivatie: Persoon vindt de activiteit zelf leuk, interessant of
waardevol. Kans op blijvende gedragsverandering is hierbij het grootst.
Met motiverende gespreksvoering kan autonome motivatie opgeroepen/versterkt
worden MAAR niet altijd mogelijk, omdat het een zeker abstractievermogen
vereist.
Rekening houden bij alle interventies met de wijze van leren en kenmerkende gedragingen
(responsiviteit). Iedereen is uniek in zijn/haar zwakke kanten, maar er zijn bepaalde kenmerken die
vaker voorkomen:
Gebrekkige informatieverwerking: Geheugen en begrip.
Tekorten in regulerende functies: Inhibitie, planning en aandacht.
Vaardigheidstekorten: Probleemoplossend vermogen, zelfredzaamheid, sociale aanpassing,
zich kunnen verplaatsen in de gedachtewereld van een ander.
Problemen met generaliseren van kennis en vaardigheden : Geleerde toepassen in
verschillende situaties.
Voor het implementeren van interventies zijn algemene en specifieke richtlijnen en aanbevelingen.
Algemene richtlijnen voor de behandeling van mensen met een LVB
Hieronder zijn 6 richtlijnen/aanbevelingen gegeven voor de vormgeving van gedragsinterventies voor
jeugdigen en volwassenen met een LVB.
1
,1. Uitbreide diagnostiek
Vaak sprake van disharmonisch ontwikkelingsprofiel: Verschillende ontwikkelingsgebieden van een
persoon (cognitief, sociaal en emotioneel) ontwikkelen ongelijkmatig, wat over- en onderschatting
tot gevolg kan hebben. Dit maakt mensen vooral emotioneel kwetsbaar, wat psychische
problematiek en moeilijk te begrijpen gedrag tot gevolg kan hebben.
Gevaar van overschatting is groot wanneer niet duidelijk is op welk emotioneel niveau
iemand functioneert. Emotionele ontwikkeling bepaalde in belangrijke mate de draagkracht
in het dagelijks leven. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de Revised Schaal voor
Emotionele Ontwikkeling (SEO-R2): Ontwikkelingsstadia van Piaget zijn vertaald naar
gedragingen van mensen met VB, waarbij elk stadia een kleur heeft.
2. Afstemmen van de communicatie
Kenmerken van mensen met een LVB: Geringe woordenschat en moeite met onthouden/verwerken
van verbale informatie moeite met communicatie.
Aanpassingen die gedaan kunnen worden:
Vereenvoudigen van het taalgebruik.
Expliciet controleren of de hulpverlener en de cliënt met een LVB elkaar begrijpen.
Gebruik maken van visuele ondersteunen : Tekeningen, pictogrammen of posters.
Niveau van mondelinge en schriftelijke taal kennen : Zijn in Europa 3 taalniveaus (A t/m C).
Mensen met LVB functioneren op eindniveau A-basisgebruiker (laagst), met 2 subniveaus:
A1: Taalgebruiker kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht
op concrete behoeften, begrijpen en gebruiken, zoals zichzelf voorstellen, vragen
stellen/beantwoorden over persoonlijke gegeven en simpel reageren wanneer de
andere persoon langzaam en duidelijk praat.
A2: Taalgebruiker kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen
die verband houden met zaken van direct belang, zoals persoonsgegevens, familie,
winkelen, werk, etc, kan communiceren over alledaagse taken en in eenvoudige
woorden spreken over allerlei zaken.
Niveau B en C zijn vaak te moeilijk voor mensen met een LVB.
3. Concreet maken van de oefenstof
Cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling minder goed ontwikkeld Moeite met oorzaak-
gevolg relatie en perspectief van ander innemen.
Dus: Sluit aan bij de belevingswereld, maak oefenstof zichtbaar (afbeeldingen) en laat
cliënten handelend bezig zijn (oefenen in plaats van praten).
4. Vereenvoudigen en structureren
Pas een interventie pas toe als de persoon voldoet aan de ingangseisen: Bijv. eerst
werkgeheugentraining wanneer voor en interventie veel onthouden moet worden.
Problemen van mensen met LVB: Moeite met zelfregulering, scheiden van hoofd- en bijzaken,
richten/volhouden van aandacht en langzame informatieverwerking:
Dus: Meer externe sturing, structureren, vereenvoudigen, informatie/oefenstof
doseren/ordenen en in algemeen meer tijd reserveren voor de behandeling.
5. Netwerk en generalisatie
Mensen met LVB groeien vaak op in ongunstige gezinssituatie eenoudergezin, ouder(s) hebben
psychische problemen of LVB, afwezig/disfunctioneel netwerk. Netwerk weet niet wat het betekent
om met LVB te leven overschatting, taalboodschappen worden niet goed begrepen en verhoogde
stress. En ze hebben moeite met toepassen van geleerde in andere situaties.
2
, Dus: Betrek mensen uit het netwerk die ondersteuning kunnen bieden, vergroot/verstevig
het netwerk en besteedt aandacht aan het vasthouden/generaliseren van de geleerde
vaardigheden.
6. Veilige en positieve leeromgeving
Motivatie mist vaak doordat interventie is opgelegd of faalervaringen (overschatting). Iemand met
LVB moet gemotiveerd worden en moet worden aangesloten bij zijn/haar motivatiefase. Verder
zelfvertrouwen vergroten, positieve consequenties voor gewenst gedrag gebruiken, haalbare doelen
stellen, vaardigheden stapsgewijs vergroten, goede werkrelatie creëren, sensitief en geëngageerd
zijn, geduld tonen, oprecht/eerlijk zijn en een beperkte doses humor (wordt niet altijd begrepen).
Specifieke richtlijnen voor de behandeling van mensen met een LVB
Specifieke richtlijnen voor specifieke problemen:
Focus bij verslavingsgedrag: Vergroten van motivatie om te stoppen, minderen met gebruik
van alcohol/drug, omgaan met hunkering (craving) en eventuele terugval.
Eisen voor trainers, sociotherapeuten en anderen : Algemene richtlijnen toepassen,
aanvullend geschoold zijn (o.a. in herkennen van signalen van alcohol/drugs misbruik) en een
juiste attitude (niet-veroordelend reageren bij terugval).
Effectieve interventies voor mensen met een LVB
Interventie: Programmatisch/gestructureerd geheel van methodische handelingen gericht op
gedrags- of inzichtverandering.
Volgens Andrews & Bonta is een interventie vrijwel altijd maatwerk, afgestemd op unieke combinatie
van kenmerken en risicofactoren van een persoon en zijn/haar omgeving, zoals cognitieve
beperkingen en leerbaarheid, gedragsproblematiek, risicofactoren en veiligheidsrisico’s,
comorbiditeit, juridische omstandigheden en context.
Nadeel maatwerk: Staat onderzoek naar doelmatigheid en effectiviteit van interventies in de
weg, omdat in effectonderzoek wordt uitgegaan van gestandaardiseerde uitvoering van
interventies.
Effectiviteit interventies LVB: Aantal interventies groeit, maar vaak niet goed gedocumenteerd en
uitgewerkt, wat effectonderzoek in de weg staat. Problemen:
Gehanteerde theoretische concepten en uitvoering : Onbekend of dit geschikt is voor IQ-
range van 50-70.
Instapcriterium: Moeilijk te bepalen en blijkt niet altijd goed houdbaar. Daarbij is IQ vaak
geen goede weerspiegeling van de waren intelligentie. Sommige mensen met IQ tussen 50
en 70 kunnen zeker profiteren van interventies waarbij nu een instapcriterium van 70 geldt.
Oplossing: Bij inclusiecriteria vermelden welke vaardigheden van de deelnemer
vereist worden. Interventies zullen bijv. niet geschikt zijn als de nadruk ligt op
verbale communicatie.
Verschillende interventies die effectief (kunnen) zijn voor mensen met een LVB:
Bewezen effectief: De dappere kat (angststoornissen).
Goed onderbouwd: Brains for use, Stay-a-way, Open en Alert, Haltafdoening alcohol
(verminderen van alcohol/drugsgebruik), In control! (agressieregulatie), Girls’ talk (gezonde
seksuele ontwikkeling van jongeren).
Nog niet bewezen effectief: Relationele gezinstherapie, Doen wat werkt, Intensieve
orthopedagogische gezinsbehandeling, Families first LVB, Houvast, Samen Stevig Staan
(interveniëren in problematische gezinssituaties),
Eerste aanwijzing effectiviteit: Begeleiders in beeld (gericht op emotionele intelligentie van
begeleiders).
3
,Meeste effectieve interventies zijn niet op context gericht, terwijl daar veel problemen in stand
worden gehouden of ontstaan.
Grip op agressie: Training voor agressief (delict)gedrag wordt ingebed in een socio-
therapeutisch klimaat.
(Handboek Forensische Orthopedagogiek, 2020 – H39: (Licht) verstandelijke beperking,
agressieproblematiek en interventies)
Inleiding
In literatuur over agressieproblematiek verschilt de definitie van VB: Soms richt het zich op een
specifieke groep (licht, matig, ernstig) en soms worden deze samengenomen. Daarbij wordt meestal
een verschillende IQ-grens gehanteerd voor LVB (onderzoek 70, Nederland 85 in combinatie met
gebrekkig sociaal aanpassingsvermogen).
Ook verschillende definities van agressie Maakt interpreteren van resultaten moeilijk.
Conclusie onderzoek: Agressief gedrag komt relatief vaak voor bij (L)VB en zorgt voor
negatieve consequenties, zoals contact met politie en justitie, crisissituaties thuis, op de
leefgroep, op school, verhoogde kans op opname in residentiële instelling, schooluitval,
separatie en off-label gebruik van psychofarmaca.
Prevalentie: Varieert, maar laat wel zien dat problemen groot zijn en interventies nodig zijn.
Definitie en risicofactoren van agressief gedrag
Agressie: Gedrag dat (potentieel) schade veroorzaakt bij een ander persoon of voorwerp. Dit kan
verbaal en fysiek.
Reactieve agressie: Agressie als reactie op een provocatie of dreiging.
Proactieve/instrumentele agressie: Agressie om een doel te bereiken meer planmatig,
waarbij boosheid en woede minder een rol spelen.
Beide vormen kunnen voorkomen bij één persoon.
Risicofactoren voor agressie met (L)VB:
Internationale literatuur: Mannelijk geslacht, ernstige VB, ASS, beperking in sociale
communicatieve en adaptieve vaardigheden en jongvolwassene zijn.
Nederlandse literatuur: Cognitieve vertekeningen (vijandigheid), problemen met sociale
informatieverwerking, stemmingsproblemen, problemen met impulsbeheersing en
middelenmisbruik.
Biologische risicofactoren: Niet-aangeboren hersenletsel, epilepsie, bepaalde genetische
afwijkingen/syndromen.
Positieve attitude t.o.v. geweld: Zorgt via verhoogde arousal en woede voor agressieve
reacties op bedreigende situaties.
Trauma’s ten gevolge van acute of negatieve ervaringen uit de kindertijd : Maken mensen
met LVB meer mee. Door beperkte cognitieve en adaptieve vaardigheden en gebrek aan
steunende sociaal netwerk, wordt het verwerken van de stress bemoeilijkt vergroot kans
op het ontwikkelen van PTSS.
Gedwongen opname vanwege agressie: Kan door onduidelijkheid, onzekerheid, stress,
afwezigheid van hechtingsfiguren en onrustig op de afdeling nog meer agressie veroorzaken.
Diagnostiek
Staff Observation Aggression Scale-Revised-Intellecual Disability: Instrument voor in kaart brengen
van agressie.
Voor een effectieve behandeling zijn zowel interdisciplinair diagnostisch onderzoek als functionele
gedragsanalyse nodig:
Functionele gedragsanalyse: Oorsprong in leertheorie. Agressief gedrag wordt gezien als het
resultaat van interactie tussen persoon en omgeving, waarbij dit in stand wordt gehouden
4
, door negatieve/positieve bekrachtiging. Agressie wordt uitgelokt door omgevingsprikkels in
combin met verminderde aanwezigheid of afwezigheid van vaardigheden. VB: Iemand wil
niet werken, omdat hij pijn heeft. Dit vertelt hij niet (missende vaardigheid), maar wordt
agressief. De begeleider laat hem vervolgens wat anders doen (bekrachtiging).
Focus interventie: Leren van vaardigheden en wegnemen van uitlokkende/bekrachtigende
prikkels.
Signaleringsplan
Agressie verschilt per persoon/situatie. Hiervoor kunnen gekeken worden naar
waarschuwingssignalen Signaleringsplan: Stelt cliënt en begeleider in staat vroege
waarschuwingssignalen te herkennen en samen te kijken naar welke interventies kunnen worden
ingezet om te voorkomen dat hij/zij ongewenst en ongepast agressief gedrag laat zien.
Voordelen van signaleringsplan:
Geeft cliënten en begeleider meer inzicht in vroege signalen van oplopende spanning of
arousal.
Geeft de mogelijkheid om meer preventief of de-escalerend te kunnen handelen.
Geeft wederzijds begrip bij de cliënt en behandelaar.
Geeft de cliënt zelfinzicht over spanningsopbouw in relatie tot agressie.
Signaleringsplannen worden ook in psychiatrie gebruikt onder verschillende namen: Lekker-in-mijn-
vel-schema, stemmingslijst, (crisis)signaleringsplan, gedragsinterventieplan, agressiepiramide.
Forensic Early warnings Signs of Aggression Inventory : Meer gestandaardiseerd instrument.
Interventie
Interventies bij (LVB) zijn gericht op: Wegnemen van oorzaken van agressie bij persoon zelf
(woedebeheersing en emotieregulatie) en/of gericht op verandering in de omgeving (aanpassen
benadering ouders, begeleiders of leerkrachten).
Behandelingen gericht op de persoon
Functionele gedragsanalytische benadering: Bekrachtigen van gewenst gedrag, uitdoven van
agressief gedrag en aanleren van vaardigheden. Behandeling is altijd gebaseerd op een hypothese
over de functie van het agressieve gedrag.
1e fase: Onderzoek naar de functie van gedrag, waarbij hypotheses worden opgesteld.
2e fase: Hypothese wordt getoetst aan de hand van een interventie.
VB: Cliënt moet kamer opruimen, maar wordt verbaal agressief. Begeleider zegt er morgen op terug
te komen.
Hypothese 1: De cliënt is verbaal agressief zodat hij zijn kamer niet hoeft op te ruimen
(negatieve bekrachtiging).
Hypothese 2: De cliënt is verbaal agressief, omdat hij dit moeilijk vind en ervaring mist hoe
hij moet opruimen.
Interventie richten op: Taakopdracht eenvoudiger maken, bijv. visueel schema, samen oefenen en
begeleider mag niet weggaan.
Interventies voor verminderen van agressief gedrag bij jeugdigen en volwassenen met LVB:
Cognitieve gedragstherapie: Cliënt moet disfunctionele gedachten, opvattingen en emoties
veranderen en worden vaardigheden aangeleerd gericht op beheersen van impulsen,
problemen oplossen en ontspanning.
Anger management: CGT in relatie tot reguleren van woede. Verhoogde spanning
(arousal) en boosheid verhogen de kans op agressief gedrag.
5