Klinische psychologie I
Thema 1: Theoretische referentiekaders
Jarenlang onderzoek heeft geleid tot een beter begrip van de menselijke conditie en wat
daarin mis kan gaan. Neurobiologen verklaren gedrag op natuurwetenschappelijke wijze
vanuit de fysiologie. De leertheoretici kijken zo objectief mogelijk naar de interactie
geschiedenis tussen individu en omgeving. Cognitivisten kijken naar de manier waarop
mensen informatie selecteren en verwerken. Psychoanalytici benadrukken dat het individu
onder invloed staat van onbewuste drijfveren. Humanisten vinden dat het individu het leven
in eigen hand heeft, keuzen maakt en zelf vorm geeft aan de toekomst. De
systeembenadering streeft naar integratie met andere benaderingen. De focus ligt in de
sociale context en het individu.
Hoofdstuk 1. Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag
Er zijn verschillende sub-disciplines in de psychologie. Indeling volgens Duijker (1959):
Het terrein van de klinische psychologie
Er zijn verschillende definities van klinische psychologie, maar de kern wordt gevormd door
de psychische stoornissen (clinical psychology is ook wel abnormal psychology) en gedrag
dat afwijkt van een bepaalde norm, welke lastig zijn voor de persoon zelf of zijn omgeving.
Dus geen positieve afwijkingen in gedrag zoals eigenschappen en uitblinken, dit behoort tot
persoonlijkheidspsychologie. Pas wanneer het last geeft, wordt het klinische psychologie.
Aspecten waarop afwijkingen van de norm betrekking kunnen hebben:
- Individuele persoon: afwijkend gedrag, gedachten en afwijkende belevingen
(afzonderlijk van elkaar of een combinatie van afwijkingen; dit gaat vaak hand in
hand).
- Relaties met andere mensen: afwijkingen in wat ‘normaal’ is binnen sociale relaties
hebben vaak weer invloed op gedragingen , gedachten en gevoelens binnen het
individu.
‘Abnormale gedr./ged./gev.’ kunnen alleen worden verklaard tegen de achtergrond van
normale processen, daarom is het belangrijk kennis te hebben van ‘normale’ psychologische
functies, ontwikkeling, sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie (basisdisciplines).
, - Box 1.1: Verschil tussen klinisch psycholoog en psychiater:
- Gezondheidszorgpsycholoog volgt opleiding psychologie, master klinische
psychologie (gezondheidspsychologie richting 1 jaar) en postmaster GGZ (2 jaar).
Generalistisch.
- Klinisch psycholoog volgt hetzelfde traject als hierboven met extra postmaster
klinisch psycholoog (2 jaar). Specialistisch. Methodologisch onderlegd (verwerving
vaardigheid en verrichten onderzoek).
- Psychiater: volgt opleiding geneeskunde (6 jaar), specialisme psychiater (4 jaar).
Meer kennis biologische aspecten en bevoegd psychofarmaca voor te schrijven.
Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
Seligman, Walker en Rosenhan (2001) onderscheiden 7 factoren die bepalen hoe gedrag
als abnormaal of pathologisch wordt beschouwd. Hoe meer factoren en hoe meer aanwezig,
hoe duidelijker je kunt spreken van ‘abnormaal’. Tenminste 1 factor voor abnormaliteit; dit wil
niet zeggen dat er sprake is van een psychische stoornis.
1. Persoonlijk lijden: Persoonlijk lijden is geen voorwaarde voor pathologie en
pathologie betekent niet automatisch persoonlijk lijden.
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag: Is iemand in staat beroepsmatig te
functioneren en bevredigende relaties met anderen te onderhouden? Ook kan
gedrag problemen in functioneren en welbevinden van anderen veroorzaken (bv.
Alcoholisme).
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: (bv. Psychose/anorexia, wat door anderen niet
begrepen kan worden).
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies: Een gevoel van beheersing kan alleen
ontstaan als gedrag van anderen voorspelbaar is, anders ontstaat kwetsbaarheid en
onveiligheid/bedreiging. Of het abnormaal is, hangt af van de situatie. Seligman et al.
(2001): 2 typen situaties waarin gedrag als controleverlies/verlies zelfbeheersing
wordt geïnterpreteerd: ten eerste in situaties waarin regels die gewoonlijk het gedrag
van een persoon sturen zijn niet meer werkzaam, gedrag is ontremd en in strijd met
gangbare gedrag van (bv. iemand die opeens een kennis aanvliegt) óf ten tweede
situaties waarin de toeschouwer de oorzaak van gedrag dat hij waarneemt niet kent
of kan achterhalen.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag: Gedrag dat sterk afwijkt van de wijze waarop
we onszelf gedragen en dat minder vaak voorkomt, wordt eerder als abnormaal
bestempeld en vooral opvallend gedrag (bv. Groen haar in Amsterdam is minder
abnormaal dan in een dorpje). Dit betekent niet dat het pathologisch is!
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: Als ongeschreven
regels van cultuur worden doorbroken, kan dat observer discomfort teweegbrengen,
dit leidt ertoe het gedrag abnormaal te vinden. Deze impliciete regels voor gepast
gedrag (rest regels) zijn niet altijd bewust tot iemand ze overschrijft.
7. Het overtreden van morele normen: Mensen vellen een moreel oordeel over gedrag,
waarbij ‘slechte gedragingen’ als abnormaal worden bestempeld. Ook hebben zij een
ideaalbeeld over optimaal functioneren.
2
,Definitie psychische stoornis (APA, 2014, p. 72):
‘Een psychische stoornis is een syndroom- > Gekenmerkt door klinische significante
symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van
een persoon. Dit is een uiting van een disfunctie in de psychologische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren.
Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of beperkingen
in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden.
Een reactie op een veel voorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het onverwachte
overlijden van een dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen
psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (politiek, seksueel of religieus bijvoorbeeld) en
conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen
psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van het
disfunctioneren van het individu.’
- Nadruk op nadelige gevolgen die een gedrags- of psychologisch syndroom (een
groep samenhangende symptomen) voor de betrokkene kan hebben.
- Geen mensen geclassificeerd, maar stoornissen! Dus ‘iemand met schizofrenie’
géén schizofreen.
- 3 uitsluitende omstandigheden hierboven: rouw (tenzij langer dan een jaar;
persistente complexe rouwstoornis), ‘deviant gedrag’ voortvloeiend uit religie/politiek
etc. en persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij bv. Excentrieke
kunstenaars.
- APA erkent dat geen enkele definitie mentale stoornis duidelijk afbakent, maar deze
definitie wordt wel alom geaccepteerd.
Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
3 modellen normaal/abnormaal gedrag onderscheid:
1. Het statistisch model: betrekking op de afgrenzing kwestie
2. Het medisch/ziektemodel: breder bereik (ook behandeling en relatie ther./cliënt)
3. Het onderwijsmodel: breder bereik (ook behandeling en relatie ther./cliënt)
Het statistisch model
Uitgangspunt statistisch model: Menselijke eigenschappen (zoals intelligentie) zijn min of
meer normaal verdeeld (normaal verdeling; zie fig. 1.1). Van abnormaliteit wordt gesproken
bij extreem lage of hoge scores op een betrouwbare en valide schaal. 3 problemen met dit
model:
1. ‘Abnormaal’ is dan een statistische betekenis waarbij de grens tussen
normaal/abnormaal vaak arbitrair (willekeurig/niet eenduidig) is. Er wordt
aangesloten bij een dimensionele benadering van psychopathologie: geen grens
NORMAAL/ABNORMAAL maar verschillende scores van zeer laag tot zeer hoog, net
zoals de meeste psychologische testen.
2. Hoe ongewoon moet gedrag zijn om het abnormaal te noemen? Sommige
stoornissen komen niet voor via een normaalverdeling; de ene stoornis is in
statistisch opzicht blijkbaar abnormaler dan de andere (zoals
genderidentiteitsstoornis die slechts bij 1 op de 30.000 mensen voorkomt).
3. De schaal maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen gepaard met
individueel lijden en afwijkingen zonder dit lijden. Veel uitzonderlijke gedragingen zijn
niet pathologisch (intelligentie/spraakzaamheid/lengte).
3
, Het medisch of ziektemodel
Oorzaken van psychische stoornissen moeten worden gezocht in onderliggende
mechanismen. Deze kunnen somatogeen (een lichamelijke aandoening ligt ten grondslag;
bv. Dementia paralytica; een psychose met verlammingsverschijnselen veroorzaakt door
syfilis), of psychogeen zijn (een psychologisch mechanisme ligt ten grondslag; bv. Zoals
psychoanalytici zeggen dat onbewuste conflicten of afkeer tegen angst oorzaken zijn).
Volgens het medisch model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische
stoornissen en moeten dus onderliggende mechanismen worden bestreden. Voor zover de
mechanismen aantoonbaar zijn, is het model goed verdedigbaar. Het is echter ook
bekritiseerd door de psychoeducational movement en de antipsychiatrie.
De therapeut en de cliënt worden in het model onderscheiden; de therapeut is deskundige
en de cliënt is ‘ziek’. De therapeut speurt de oorzaak op en geneest deze d.m.v. een
therapieplan.
Kritiek van Antiek et al (1975): bezwaren van semantische aard: grondbetekenis
psychotherapie is ‘zielzorg’ (vanuit griekse therapeuten), maar momenteel is de betekenis
veranderd naar ‘genezing’.
1. Bij vele psychische stoornissen is er een eenduidig onderliggend mechanisme
aangetoond, dus kan je dan van ‘ziekte’ spreken? Szasz zegt hierover: “Voor het
bepalen van de aanwezigheid van psychische stoornissen worden psychosociale en
ethische normen gebruikt (iemand drink té veel bv.) terwijl medische termen worden
gebruikt voor de behandeling en er geen medische oorzaak (te vinden) is. Dus
mental illness moet in die gevallen worden vervangen door problemen in living.”
2. Het gebruik van de begrippen ‘ziekte’ en ‘therapie’ werkt stigmatiserend. Goffman en
Scheff: de labeling-theorie: de bestempeling als psychiatrisch patiënt is een
selffulfilling prophecy; eens gek, altijd gek. Experiment Rosenhan: ‘gezonde’ mensen
lieten zich opnemen en zeiden dat ze stemmen hoorden. Toen ze eenmaal binnen
waren, was het erg lastig weer ontslagen te worden. Gedrag wordt geïnterpreteerd
aan de hand van de stoornis. Momenteel is het stigma wellicht minder zwaar, maar
nog steeds praat men er niet graag over. +- één vijfde van de bevolking bleek na
onderzoek een psychische stoornis te hebben, waarvan één derde hulp zocht.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cheyennedeschipper. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.