100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Alle hoorcolleges van Onderzoeksmethodologie met verwijzingen naar de ppt $7.47   Add to cart

Class notes

Alle hoorcolleges van Onderzoeksmethodologie met verwijzingen naar de ppt

 23 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Met dit document heb ik het tentamen onderzoeksmethodologie in 1 keer gehaald. Alle hoorcolleges zijn behandeld en uitgebreid samengevat.

Preview 4 out of 61  pages

  • December 12, 2021
  • 61
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Kees-jan kan
  • All classes
avatar-seller
Hoorcollege 1 Onderzoeksmethodologie
Wat zijn de drie voorwaarden voor causaliteit volgens John Steward Miller? (toetsvraag)

Wetenschap: verwerven van kennis
Beschrijven, ordenen, registeren, begrijpen, verklaren
Met het verwerven van kennis kun je dingen voorspellen, zodat je de wereld ook kan
beheersen of te beïnvloeden. Als je iets kunt voorspellen of beïnvloeden, dan kun je er ook
weer op ingrijpen om de wereld bijv beter te maken.

 diverse wetenschapsfilosofische stromingen die allemaal wat te zeggen hebben hoe je
het best de wetenschap bedrijft.

Bekende manieren van kennisvergaring
Twee kapstokken
Vergelijking sociale en gedragswetenschappen met twee bekende ways of knowing:
1. Natuurwetenschappen (natuurkunde, scheikunde etc)
Vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject (deeltjes, cellen)
2. Informele observatie
Vergelijkbaar doel, begrijpen van menselijk gedrag in het dagelijks leven

Verschil tussen natuur- en sociale wetenschappen: we hebben bij sociale wetenschappen
niet te maken met deeltjes etc maar met mensen.
Vergelijking sociale wetenschap met de natuurwetenschap:
 Vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject
 Bij sociale wetenschap zijn het menselijk deelnemers: nadenken over sociale en
ethische waarden.

Positivisme
Volgde op metafysica (niet toetsbaar aan werkelijkheid (empirie)) (wat is werkelijkheid,
waartoe bestaan wij, hoe ziet de hemel eruit (was veel invloed van kerkgeleerden)) en
prepositivisme (empirisch, maar slechts beschrijvend), keken wel heel erg naar de
werkelijkheid maar toetsten dit niet, ze beschreven het alleen)Is gebaseerd op
waarneembare zaken.
Daarna kwam positivisme vooral in tweede helft van 19e eeuw en opleving rond de eerste
wereldoorlog (rond 1920, Wienerkreiz)
 Opvatting van het positivisme is dat we de sociale wereld op dezelfde manier kunnen
onderzoeken als in de natuurwetenschappen.
 Alle kennis dient empirisch gefundeerd te zijn (kennis moet gebaseerd zijn op
gegevens die we verzamelen, registreren)
 Streven naar causale wetten
 De sociale wereld kan net als natuurlijke wereld bestudeerd worden
 Nadruk op voorspellen en ingrijpen op de wereld en kijken wat er gebeurd. Dit is een
erg strikte benadering, waarin geen ruimte is voor interpretatie. Daardoor kwam er
een soort tegenreactie opgang en dat was het constructivisme

,Constructivisme
 Perspectief deelnemer centraal
 Iedereen kijkt door een andere bril naar de wereld
 Theorievorming tijdens data verzamelen
 Streven naar causale wetten misleidend (oorzaak-gevolg), omdat de wereld om ons
heen hele tijd veranderd, dus kon je niet voorspellen wat er ging gebeuren. Om die
reden ook kritiek op positivisme.
 Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap
Kritiek op positivisme
- Determinisme: miskent vrije wil en alternatieve realiteit
- Reductionisme (mens is zoveel meer dan een getal): simplificeert teveel
- Egocentrisch: onderzoeker gaat uit van eigen realiteit, er werd geen rekening
gehouden met de participanten in het onderzoek.
- Ontmenselijkt (zo voelden de participanten zich in het onderzoek, ze voelden zich als
een van de velen deelnemers in zo’n strak onderzoek)
- Opdringerig en onnauwkeurig, (ze hielden zich te erg bezig met de experimenten dat
ze niet meer rekening hielden met dat de deelnemers daar ideeen over kregen. Het
was zo duidelijk dat ze in een experiment zaten en er zal wel dit en dat van mij
verwacht worden en die mensen kunnen daar dan naar gaan handelen)

Moderne opvatting (is de stroming van nu)
Neemt kritiek op positivisme serieus
 Erkennen waarden van onderzoeker
 Respecteren van deelnemers
- Rekening houden met:
 Situationele factoren
 Diverse perspectieven (het kan a, maar ook b zijn)
 Toepasbaarheid in de echte wereld
 Effect van onderzoeker
Er wordt gebruik gemaakt van mixed methods: complementaire methoden (er wordt gebruik
gemaakt van de voordelen van verschillende onderzoeksmethoden) Bijvoorbeeld dingen van
positivisme en constructivisme, dit zorgt er voor dat je een veel rijker beeld krijgt van de
werkelijkheid.

Waarden
Belangrijker in sociaalwetenschappelijk onderzoek dan bij natuurwetenschappen
Verschillende perspectieven over de wereld. Daarom: bestaat objectieve wetenschap?
 Onderzoekers hebben waarden en perspectieven
 Interpretatie, verwachtingen, keuze van onderwerp
 Waardediscussie lastig wetenschappelijk te beslechten (op te lossen)
 Perspectief zit in de weg: evaluatie bewijs hangt ervan af.

Publieke aandacht voor onderzoek
 Onderzoek naar mensen trekt aandacht
 Bepaalde onderwerpen trekken meer aandacht (social issues)
 Framing van vraagstelling bepaalt mede aandacht
 Implicaties voor maatschappij, personen en groepen

,  Convariation principle
Onderzoekers vereenzelvigd met onderzoeksresultaten. Het publiek zal de
onderzoeker de schuld geven als er een resultaat uit het onderzoek komt wat hun
niet aanstaat, terwijl de onderzoeker alleen maar objectief onderzoek heeft proberen
te doen.

Negatieve aandacht voor onderzoek
 Rind et al. (1998): effecten seksueel misbruik. Zij hebben allemaal onderzoeken die
gedaan zijn bij elkaar gedaan (meta-analyse)
 Loftus’ onderzoek naar false memories en getuigenverklaringen
 Bedreiging Belgische viroloog Marc van Ranst, betreft corona.

Sociale wetenschap meer omstreden
 Publiek heeft veel ervaring met onderwerp
 Putten uit eigen (beperkte) ervaring
 Methoden ogen gewoontjes (vragen stellen, observeren)
 Onderwerp vaak persoonlijk en politiek gevoelig

Vergelijking Informele observatie
Kapstok 2
 Dingen die je meemaakt het dagelijks leven
 Vermoedens en hypothesen andermans gedrag
 We willen gedrag verklaren en bepalen of verklaring juist is.

Naïeve hypothesen en theorieën
Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op wetenschap
De Groot (1994): elk organisme doorloopt cyclus om te functioneren en doelen te bereiken:
Empirische cyclus: waarnemen – proberen – resultaat – evalueren

Construct/hypothese/theorie
Construct (bijvoorbeeld meisjes zijn socialer dan jongens, dan is sociaal construct)
 Abstract concept dat we willen vatten
 Meestal geen fysieke aard
 Operationele definitie definiëren (meetbaar maken)
Hypothese
 Falsificeerbare stelling over relatie twee of meer constructen
 Vaak causale verbanden: oorzaak en gevolg (… leidt tot …)
 Of verband onderzoeken

Theorie:
 Set gerelateerde hypothesen
 Bevat vaak logische stelling
 Bevat soms voorwaarden (qualifying conditions) (voorwaarden waarbinnen die
theorie geldt, bijvoorbeeld dat het alleen in een subpopulatie geldt)
 Vertrouwen in theorie bepaald door zwakste schakel (als er een klein dingetje niet
klopt, dat klopt de gehele theorie niet meer)

, Hulpbronnen voor naïeve hypothese
1. Logische analyse
Theorie vaak in vorm van syllogisme: redenering bestaande uit drie proposities:
- Premisse 1
- Premisse 2
- Conclusie
Logische redeneren is vaak lastig
Dit leidt tot inconsistenties en bias (vertekeningen van de werkelijkheid  onjuistheid)

2. Autoriteit
Consulteren expert
Valkuilen:
- Werkelijk expert?
- Schijn van expertise
- Onenigheid onder experts
- Waarden bepalen keuze expert
- Experts niet onafhankelijk

3. Consensus
Afstemmen met gelijken
Valkuilen:
- Zelfde bias en vervorming autoriteit
- Groepsdenken: streven naar harmonie in groep dus kritische denkers worden
uitgeschakeld

4. Observatie
Hypothese vergelijken met observatie van gedrag
Valkuilen:
- Construct anders opgevat
- Causale richting moeilijk te bepalen
- Selecte groep: hoeft niet op te gaan in algemeen
- We zoeken vooral bevestiging, geen ontkrachting

5. Eerdere opvattingen
Putten uit ons verleden
Valkuilen:
- Zelfde problemen als bij observatie
- Geheugen al ingericht volgens theorieën en hypothesen
- Onthouden makkelijker als in plaatje past




Informele observatie vs Sociale wetenschap
 grootste verschil: alertheid op biased conclusies
Wetenschap: strenger en systematischer

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jodywiersma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75619 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.47
  • (0)
  Add to cart