100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Wetenschapsfilosofie - Alle hoorcolleges (deel 1 en deel 2) $6.47
Add to cart

Summary

Samenvatting Wetenschapsfilosofie - Alle hoorcolleges (deel 1 en deel 2)

 129 views  7 purchases
  • Course
  • Institution

Compacte samenvatting van alle hoorcolleges van zowel deel 1 als deel 2. Alle belangrijke begrippen zijn dik gedrukt en oranje. Alle filosofen/wetenschappers die aan bod komen zijn dik-en-schuingedrukt. Bevat ook schema's ter verduidelijking. Veel succes met het tentamen!

Preview 6 out of 31  pages

  • December 12, 2021
  • 31
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Wetenschapsfilosofie


Hoorcollege 1

Wetenschapsfilosofie: filosofische reflectie op wat wetenschap is
 Bijv. ‘’Waarom vallen Stephen Hawkings beweringen over zwarte gaten binnen het domein
van de wetenschap en Joke Dammans beweringen over witte geesten niet?’’

Epistemologie: kennisleer

De epistemologie stelt drie vragen:
 Wat is (zekere) kennis?
 Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
 Wat is de bron van kennis?

M.b.t. deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen:
 Het rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand
 Het empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring

Zowel de rationalisten en de empiristen beantwoorden de vraag of we echte kennis kunnen hebben
met ‘ja’. Daarmee staan ze tegenover de sceptici die zeggen dat je niks zeker kunt weten

Scepticisme: er is geen kennis mogelijk (‘Perhaps the conclusion must even bet that we do not know
anything at all, and never will’)
 Socrates op het marktplein: stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische)
opvattingen en blijft net zo lang doorvragen tot dat de mensen toegeven dat ze het niet
zeker weten. Hiervoor wordt Socrates ter dood veroordeeld

Rationalisme bij de oude Grieken:
 Centrale bewering: echte kennis komt voort uit het goed gebruiken van je verstand (ratio)
 Geassocieerde bewering: er bestaat ingeboren kennis: nativisme

Plato (rationalist):
 De bron van kennis is de ratio
 Is een leerling van Socrates, maar zocht toch een manier om ergens kennis van te hebben
 Omdat hij niet geloofde in de Griekse goden, moest hij komen met een andere verklaring
voor allerlei fenomenen. Hierdoor kwam hij op Anamnèsis: leren is herinneren (je wordt dus
met alle kennis geboren)
 Plato geloofde in reïncarnatie: voordat je geboren wordt zat je ziel in een andere wereld van
vormen/ideeën waar zich echte kennis bevindt

Epistème vs. doxa:
 Epistèma: kennis van hoe de dingen zijn
 Doxa: mening over hoe de dingen zijn

Plato reageert op Heraclitus:
 Panta rhei: alles stroomt (je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen. Wanneer je erin
stapt en eruit en dan weer erin kost het tijd en zijn er in de tussentijd dingen veranderd)
 Als in onze wereld alles continu verandert dan is er niet
 En dan kunnen we enkel doxa verwerven, geen epistème

, Wetenschapsfilosofie


Plato’s allegorie van de grot: stel er zitten een groep mensen in een grot en ze zien tegen de wand
een hoop schaduwen. Ze denken dat de schaduwen de echte voorwerpen zijn maar kennen niet het
daadwerkelijke voorwerp achter hen
 Ideeën/vormen bestaan los van ons in een ideeënwereld/vormenwereld
 De ziel is verwant aan die ideeën
 Kennis verwerven is daarmee je de ideeën herinneren (anamnèsis), hier heb je wel verstand
voor nodig (ratio)

Rationalisme in het algemeen is niet zo extreem als de ideeën van Plato (Descartes had een minder
sterke versie)

Empirisme:
 Centrale bewering: empiristen menen dat de bron van kennis de ervaring opgedaan via de
zintuigelijke waarneming is
 Dit is de common sense opvatting: als je wilt weten hoe iets in elkaar zit, moet je kijken (of
luisteren, ruiken, etc.)
 Geassocieerde bewering: als alle kennis uit de ervaring via de waarneming voortkomt is er
geen ingeboren kennis

Verschil tussen empiristisch en empirisch:
 Empiristisch: verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de
zintuigelijke waarneming (tegenover rationalistisch)
 Empirisch: verwijst naar de wetenschappelijke methode waarbij men gebruik maakt van
observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld

Aristoteles (empirist, leerling van Plato)
 Verwerping van Plato’s twee-werelden theorie: er is slechts een wereld en die is met de
zintuigen waar te nemen
 Dit impliceert tevens een afwijzing van ingeboren ideeën: de mens is een tabula rasa: blanco
wastafel

Peripatisch principe:
 Aristoteles was de oprichter van het lyceum waar hij zijn studenten al wandelend lesgaf:
peripateo (Grieks)
 Vandaar dat Thomas van Aquino het empiristische principe het peripathische principe
noemde: niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond

Klopt Aquino’s interpretatie van Aristoteles?
 Het belangrijkste bij Aristoteles’ epistemologie is de zintuigelijke waarneming
 In die zin kunnen we Aristoteles met recht een empirist noemen
 Maar hij heeft wel wat rationalistische elementen in zijn epistemologie

Inductie:
 ‘Aristotle called the empirical procedure by which we move from the concrete to the
universal ’induction’
 Bij een abstracte algemene uitspraak als ‘alle mensen zijn sterfelijk’, wat je waarneemt zijn
enkel concrete mensen waarvan je kan vaststellen dat die sterfelijk waren
 Met inductie kun je a.d.h.v. een paar waarnemingen generaliseren naar het geheel

Aristoteles’ oplossing voor de problemen met inductie:
 Inductie is slechts een eerste stap

, Wetenschapsfilosofie


 Er is nog een tweede stap nodig waarbij je via je onfeilbare intellectuele capaciteit van de
geest moet inzien dat abstracties als ‘alle mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijke waarheden
zijn: intuïtieve inductie
 Dit is een rationalistisch element in zijn epistemologie

De rol van Aristoteles in de late Middeleeuwen:
 In de Middeleeuwen had de katholieke kerk veel macht, kwesties m.b.t. kennis en
werkelijkheid werden opgelost door ofwel de Bijbel, ofwel Aristoteles te citeren
 Twee wegen tot de waarheid:
o Openbaring
o Je verstand goed gebruiken (wat Aristoteles volgens hen deed)
 Thomas van Aquino probeerde de Christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles te
verenigen

Aristoteles’ opvatting over experimenten:
 In de moderne wetenschap doen we experimenten om iets te leren over de natuurlijke
wereld
 Aristoteles deed geen experimenten omdat die ons niets zouden leren over de natuurlijke
wereld, dus hij ging observeren
 Omdat tegen Aristoteles ingaan, ingaan was tegen de Bijbel, werden er in de Middeleeuwen
geen experimenten gedaan en stond de wetenschap/filosofie vrijwel stil

, Wetenschapsfilosofie


Hoorcollege 2

Francis Bacon:
 Bacon had er geen problemen mee dat het Aristotelische wereldbeeld ter discussie gesteld
werd
 Hij ging o.a. in tegen het idee dat je geen experimenten zou mogen gebruiken

De nieuwe methode:
 Stelt dat we onze (kennistheoretische) vooroordelen moeten laten varen
o Bacon noemt deze vooroordelen idols of false conceptions, die staan in de weg bij
het proberen te verwerven van kennis, dus moeten we er beducht op zijn die niet te
gebruiken
 Idols of the tribe: vooroordelen die we als mens hebben (bijv. visuele
illusies)
 Idols of the cave: vooroordelen die we hebben omdat we tot een bepaalde
(culturele) groep horen
 Idols of the marketplace: vooroordelen die we hebben omdat we erover
kunnen praten (omdat ergens een woord voor is denken we dat het bestaat)
 Idols of the theatre: vooroordelen die we hebben omdat autoriteiten zeggen
dat ze kloppen
 Stelt dat we de empirische methode moeten gebruiken (mag geëxperimenteerd worden)
 Hiervoor is inductie een belangrijk middel
o Dit is bij Bacon een mix van waarneming en verstand (o.a. in het niet te snel een
conclusie trekken)

Idols in de psychologie: denkmanieren staan kennisverwerving in de weg doordat er o.a.
confirmation bias is (tijdschriften hebben liever positieve dan negatieve resultaten)
 We zien dat psychologie belangrijk is voor de epistemologie omdat de psychologie een deel
van onze idola achterhaalt

Bacon vs. Aristoteles: ze gebruiken beide inductie, maar Aristoteles neemt volgens Bacon het
inductieprobleem niet serieus genoeg. Volgens Bacon moet je ook elders kijken of je algemene
bewering wel klopt, terwijl Aristoteles inductie uitvoerde d.m.v. intuïtie

René Descartes (rationalist)
 Descartes was niet zo’n rationalist als Plato, hij wilde zekere kennis
 Door de vraag te stellen ‘Wat weet ik zeker?’ reageert hij op de scepticus Michel de
Montaigne
 Voor Montaigne was de bewering ‘ik weet niets’ al te sterk want dat is een kennisclaim

1e methode van Descartes: Radicale twijfel:
 Leraren zijn onbetrouwbaar
 Zintuigen zijn onbetrouwbaar
 Een malin genie houd je wellicht voor de gek
 Maar ‘ik denk, dus ik ben’ is altijd waar
 Dus rationeel fundament voor kennissysteem

2e methode van Descartes: Helder & duidelijk inzicht:
 Alles wat ik helder en duidelijk inzie is waar
 Dit helpt Descartes om van de malin genie af te komen en ook kennis over de fysische wereld
te kunnen verwerven

, Wetenschapsfilosofie


 Descartes ziet helder en duidelijk in dat God moet bestaan en dat God goed is (waardoor
Descartes van de kwade demon afkomt)
 En dus omdat God hem daarin niet zou bedriegen bestaat ook de fysische wereld

Descartes geloofde ook dat ideeën ingeboren kunnen zijn, hij maakt verschil tussen:
 Ingeboren ideeën (driehoek, God)
 Verworven ideeën (verworven met je zintuigen zoals zon, maan)
 Verzonnen ideeën (Pegasus)

Descartes’ optimisme:
 Descartes gebruikt in het begin de methode van de scepticus (radicale twijfel) om zo zijn
tegenstander zo sterk mogelijk te maken
 Als hij Cogito ontdekt heeft kan hij die sceptische methode vervangen door zijn
rationalistische methode (van het helder en duidelijk inzicht)
 Descartes is dus optimistisch over het opdoen van echte kennis

John Locke (empirist)
 Verwerping van de ingeboren ideeën
o Het feit dat alle mensen ideeën hebben wordt door de rationalisten verklaard
doordat elk mens dan wel ingeboren ideeën moet hebben.
o Locke zegt ten eerste dat deze universele principes ook anders verklaard kunnen
worden.
o Ten tweede zegt hij dat ze niet universeel zijn want we vinden ze niet bij kinderen en
dwazen en vergelijking van culturen laat zien dat er helemaal geen universele morele
principes zijn
 Formulering empiristisch principe
o Locke: ‘’Whence has it all the materials of reason and knowledge? To this answer, in
one word, from experience. In that all our knowledge is founded, and from that is
ultimately derives itself.’
o Bij Locke is ervaring, waarneming en reflectie
 Categorisering der ideeën
o Enkelvoudige ideeën: ideeën je niet kunt splitsen en die niet uit meerdere ideeën
bestaan
 Van één zintuig (zoetheid, geel)
 Van twee of meerdere zintuigen (beweging)
 Van de reflectie (denken)
 Van zintuigen en reflectie (pijn)
o Complexe/samengestelde ideeën
 Ideeën van modus m.a.w. eigenschappen (schoonheid)
 Ideeën van substantie: je neemt enkel de eigenschappen van de substantie
waar en niet de substantie zelf. Wanneer je de substantie erachter wil
begrijpen doe je dat met je verstand en niet meer met je zintuigen
(probleem voor het empirisme)
 Ideeën van relatie (zoon zijn van)
 Ideeën zijn onderscheiden van kwaliteiten
o Primaire kwaliteiten/eigenschappen: eigenschappen van de dingen zelf
onafhankelijk van enige waarnemer (water heeft een bepaalde temperatuur)
o Secundaire kwaliteiten/eigenschappen: eigenschappen die bestaan bij de gratie van
een waarnemer (water is niet warm of koud van zichzelf)
George Berkeley (empirist)

, Wetenschapsfilosofie


 Berkeley laat alle eigenschappen van de fysische wereld afhangen van de geest: ‘’Zijn is
waargenomen worden’’
 Dat geldt dus ook voor de (vermeende) primaire eigenschappen/kwaliteiten (zoals vorm)
 Wat als ik even niet kijk? Dan verdwijnt de wereld niet dus moet er een waarnemer geweest
zijn: God. Dit is volgens Berkeley een Godsbewijs

Dit is idealisme: de filosofische opvatting dat de werkelijkheid essentieel mentaal is
 Probleem is dat Berkeley niet goed redeneert: feitelijke metingen zijn niet afhankelijk van de
waarnemer (zoals cm of graden Celsius)

David Hume (empirist)
 Hume & Locke: door de wereld waar te nemen doe je kennis op
 Bij Hume gaat dat via het copy principle: je doet impressies op en die resulteren in ideas in
de geest (zegelring-analogie)




Complexe idee ‘New Jeruzalem’:
 Probleem: je hebt geen idee van een stadsgezicht
 Oplossing: je kunt het complexe idee terugbrengen tot een combinatie van enkelvoudige
ideeën (idee van goud + idee van dak = gouden dak)

Probleem:
 Redeneren over de wereld doen we met behulp van het idee van oorzakelijkheid (de vonk
veroorzaakte de ontploffing)
 Hume onderzoekt wat oorzakelijkheid is: wanneer zeggen we dat de ene gebeurtenis de
oorzaak is van de andere gebeurtenis?
o Priority: juiste tijdsvolgorde, gebeurtenis A komt voor B (kun je waarnemen)
o Contiguity: A en B vinden (in tijd en ruimte) bij elkaar plaats (kun je waarnemen)
o Noodzakelijk verband: het kan niet anders dan dat als de ene bal tegen de andere
botst dat deze dan gaat rollen (dit kan je niet waarnemen)
 Wanneer een vlieg op een flatgebouw landt die daarna instort voldoet dit
aan priority en contiguity maar heeft geen noodzakelijk verband

Hume’s poging om de zaak te redden:
 We kunnen noodzakelijkheid niet waarnemen en dus zijn empiristen niet gerechtvaardigd in
het gebruik van het idee ‘oorzakelijkheid’, maar toch redeneren we wel zo

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosjesenden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.47  7x  sold
  • (0)
Add to cart
Added